User manual

15
Aanwijzing: Bij een overschrijding van de maximale meetbereik –grenzen (10 kHz) wordt onafhankelijk van de
limietinstelling steeds de bijbehorende foutmelding (“Err.1”) getoond.
- Met toets 1 keuze bevestigen. Op het display staat weer “Li”.
- Druk nogmaals op toets 1. Op het display verschijnt “FiLt”(Filter = digitaal filter).
-
Met de toetsen 2 en 3 wordt de gewenste filtertijd [n sec]ingesteld.
Instelbare waarden: 0.01 … 2.00 sec.
Verklaring: bij het digitale filter gaat het om de digitale nabootsing van een laagdoorlaatfilter.
-
Met toets 1 bevestigen, op het display staat weer “FiLt”.
Hiermee is de aanpassing van het apparaat aan uw signaalbron afgesloten. U moet nu nog
de uitgangen van het apparaat configureren.
- Bij nogmaals drukken op toets 1 verschijnt er op het display “
outP
” (output).
Nu volgt de configuratie van de uitgang – volg hiertoe de aanwijzingen in hfst. 4.8.
4.5 Toerentalmeting (TTL. Schakelcontact)
Deze configuratie beschrijft de configuratie van het apparaat voor toerentalmeting.
Deze aanwijzing gaat er van uit
dat u, in overeenstemming met de aanwijzing onder hfst.
4.1, als meetsoort
rPn
” gekozen heeft. Op het display moet
InP
” staan.
- Druk op toets 1. Op het display verschijnt nu “SEnS”.
- Met toets 2 of 3 (middelste resp. rechter toets) kiest u het gewenste ingangssignaal.
Display
Ingangssignaal Opmerking
TtL TTL –signaal
nPn
Schakelcontact, NPN
Voor de directe aansluiting van een passief
schakelcontact (b.v. toets, relais) resp. van een
omvormer met NPN –uitgang.
Pull-Up –weerstand is in het apparaat geïntegreerd.
Aanwijzing: bij gebruik van toetsen en relais moet u
stootvrije toetsen resp. relais gebruiken!
PnP Schakelcontact, PNP
Voor de directe aansluiting van een omvormer met
PNP –uitgang.
Pull-Down –weerstand is in het apparaat geïntegreerd.
Aanwijzing: Let op de aanwijzingen voor de aansluiting van een frequentieomvormer (zie 3.3.6).
Bij het aansluiten van schakelcontact –omvormers met verhoogd frequentiebereik (= met externe
schakeling) dient u in overeenstemming met de beschrijving van de aansluiting het ingangssignaal
TTL te kiezen.
- Bevestig het gekozen ingangssignaal met toets 1. Op het display verschijnt weer
“SEnS”.
-
Druk nogmaals op toets 1. Op het display verschijnt “diu” (divisor = voordeler).
-
Voer met de toetsen 2 resp. 3 de gewenste voordeler in.
De voordeler moet worden ingesteld op het aantal impulsen dat uw voordeler per toer levert.
-
Bevestig de ingestelde waarde met toets 1. Op het display verschijnt weer “diu”.
- Druk nogmaals op toets 1. Op het display verschijnt “dP” (decimale punt).
-
Met de toetsen 2 en 3 kiest u de gewenste positie van de decimale punt.
Met de positie van de decimale punt kan de resolutie van de toerentalmeting beïnvloed worden. Hoe verder
de decimale punt naar links verschoven wordt, hoe fijner de resolutie. Denk er echter aan, dat hierdoor ook
de maximaal weer te geven toerentalwaarde gereduceerd wordt.
Voorbeeld: uw motor loopt op dit moment met ca. 50 tpm.
Bij geen decimale punt is de mogelijke weergave 49 5051, de maximale weergavenwaarde is 9999
t/min.
Bij decimale punt --.-- toont het display 49.9950.00 – 50.01, de maximale weergavenwaarde bedraagt
99.99 t/m.