Bestnr. 12 13 76 GIA 20 EB Versie 2.0 Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en vertaalfouten voorbehouden.
Geachte klant, Hartelijk dank voor het kopen van dit product. Lees eerst deze gebruiksaanwijzing volledig en zorgvuldig door, voordat u deze GIA 20 EB in gebruik neemt. U dient zich beslist te houden aan de aanwijzingen betreffende de veiligheid en het gebruik. Voor meer informatie kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be. Inhoudsopgave 1. Veiligheidsbepalingen 3 2. Introductie 4 3. Elektrische aansluiting 3.1 Aansluitingstoewijzing 3.2 Aansluitdata 3.3 Ingangssignaal aansluiten 3.3.
1. Veiligheidsbepalingen Dit apparaat is gebouwd en getest volgens de veiligheidsbepalingen voor elektronische meetapparatuur. Het feilloos functioneren en de betrouwbaarheid van het apparaat kunnen alleen gegarandeerd worden, als bij het gebruik de algemeen gebruikelijke veiligheidsmaatregelen alsmede de apparaat –specifieke veiligheidsaanwijzingen in deze gebruiksaanwijzing in acht worden genomen. 1.
Waarschuwing: Gebruik dit product niet in veiligheids– of noodinrichtingen of –installaties waar een verkeerde actie van het apparaat persoonlijk letsel of materiële schade tot gevolg kan hebben. Als er geen aandacht aan deze aanwijzing besteed wordt, kan dit leiden tot verwondingen of zelfs tot de dood van personen alsmede tot materiële schade. 2. Introductie De GIA 20 EB is een universeel inzetbaar, microprocessor – gestuurd display -, controle – en regelapparaat.
3. Elektrische aansluiting De aansluiting resp. de ingebruikneming mag alleen gedaan worden door gekwalificeerd personeel. Bij een verkeerde aansluiting kan het apparaat vernield worden – geen recht op garantie. 3.
3.3.2 Aansluiten van een 4-20mA meetomvormer in 2-draads techniek met gescheiden transmittervoeding zonder gescheiden transmittervoeding 3.3.3 Aansluiten van een 0(4)-20mA – meetomvormer in 3-draads techniek met gescheiden transmittervoeding zonder gescheiden transmittervoeding 3.3.4 Aansluiten van een 0-1V, 0-2V of 0-10V meetomvormer in 3-draads techniek met gescheiden transmittervoeding zonder gescheiden transmittervoeding 3.3.5 Aansluiten van een 0-1/2/10V resp.
3.3.6 Aansluiten van een frequentiesignaal Bij de frequentie – en toerentalmeting kan bij de configuratie van het apparaat gekozen worden uit 3 verschillende ingangssignaal –soorten. Er bestaat de mogelijkheid voor het aansluiten van een actief signaal (=TTL, …), een passief sensorsignaal net NPN (= NPN –uitgang, toets, relais, …) of met PNP (= +Ub -schakelende PNP –uitgang, High Side schakelaar, …).
Aansluiting van een omvormer (met gesch. voeding) met PNP –uitgang en externe weerstandschakeling Aansluiting van een omvormer (zonder eigen voeding met PNP –uitgang en externe weerstandschakeling Aanwijzing voor de aansluiting: Rv2 = 600r, Rv1 =1k8 (bij omvormervoeding = 12V) resp. 4k2 (bij 24V). Apparaat config. SEnS = TTL (Rv1 dient voor de stroombegrenzing en kan in geval van nood ook overbrugd worden. Hij mag echter de aangegeven waarde niet overschrijden). 3.3.
3.4 Schakeluitgangen aansluiten Aanwijzing: om een ongewilde of verkeerde schakeling bij de configuratie van het apparaat te voorkomen, raden wij u aan de aansluiting van de schakeluitgangen pas na de configuratie van de gewenste schakelsoort uit te voeren. Het apparaat beschikt over twee schakeluitgangen.
3.4.3 Aansluiting bij aansluitsoort Push-Pull –uitgang Aansluiting van een halfgeleider –relais 3.5 Gemeenschappelijk gebruik van meerdere apparaten De in – en uitgangen van het apparaat zijn niet galvanisch gescheiden. Als er meerdere apparaten met elkaar bedraad worden, dient u er op te letten dat er geen potentiaalverschuivingen plaatsvinden.
4. Configuratie van het apparaat Let op: Als bij de invoer langer dan 60 sec geen toets wordt ingedrukt, dan wordt de configuratie afgebroken. Eventueel reeds aangebrachte veranderingen worden hierbij niet opgeslagen en gaan daardoor verloren! Aanwijzing: de toetsen 2 en 3 zijn bij de invoer van waarden voorzien van een “Rol”-functie. Als de toets kort ingedrukt wordt, wordt de displaywaarde steeds met 1 digit verhoogd (toets 2) resp. verlaagd (toets 3).
4.2 Spanning – en stroommeting (0-50mV, 0-1V, 0-2V, 0-10V, 0-20mA, 4-20mA) Dit hoofdstuk beschrijft de configuratie van het apparaat voor spanning – en stroomsignalen. Deze aanwijzing gaat er van uit, dat u - in overeenstemming met de aanwijzing onder hfst. 4.1 - als meetsoort “U” of “I” gekozen heeft. Op het display moet “InP” staan. - Druk toets 1 in. Op het display verschijnt nu “SEnS”. - Met toets 2 of 3 (middelste resp. rechter toets) kiest u het gewenste ingangssignaal.
- Met de toetsen 2 en 3 wordt de gewenste filterwaarde [in sec.] ingesteld. Instelbare waarde: 0.01 …2.00 sec. Uitleg: bij het digitale filter gaat het om de digitale nabootsing van een laagdoorlaatfilter. Aanwijzing voor het gebruik: bij een ingangssignaal van 0-50mV wordt aanbevolen een filterwaarde van min. 0.2 sec te kiezen. - Bevestigen met toets 1. Op het display staat weer “FiLt”. Hiermee is de aanpassing van het apparaat aan uw signaalbron afgesloten.
4.4 Frequentiemeting (TTL, schakelcontact) Dit hoofdstuk beschrijft de configuratie van het apparaat voor de frequentiemeting. Deze aanwijzing gaat er van uit dat u, in overeenstemming met de aanwijzing onder hfst. 4.1, als meetsoort “FrEq” gekozen heeft. Op het display moet “InP” staan. Druk op toets 1. Op het display verschijnt nu “SEnS”. Met toets 2 of 3 (middelste resp. rechter toets) kiest u het gewenste ingangssignaal.
Aanwijzing: Bij een overschrijding van de maximale meetbereik –grenzen (10 kHz) wordt onafhankelijk van de limietinstelling steeds de bijbehorende foutmelding (“Err.1”) getoond. - Met toets 1 keuze bevestigen. Op het display staat weer “Li”. Druk nogmaals op toets 1. Op het display verschijnt “FiLt”(Filter = digitaal filter). Met de toetsen 2 en 3 wordt de gewenste filtertijd [n sec]ingesteld. Instelbare waarden: 0.01 … 2.00 sec.
- Bevestig de ingestelde waarde met toets 1. Op het display staat weer “dP”. Hiermee is de aanpassing van het apparaat aan uw signaalbron afgesloten. U moet nu nog de uitgangen van het apparaat configureren. - Bij nogmaals indrukken van toets 1 verschijnt op het display “outP”(Output). Nu volgt de configuratie van de uitgang – volg hiervoor de aanwijzingen in hoofdstuk 4.8. 4.
De op de ingang van het apparaat aankomende impulsen worden door de voordeler gedeeld, voor ze voor de evaluatie bij het apparaat aankomen. Hierdoor is b.v. een eenvoudige aanpassing mogelijk van het apparaat aan een doorstroom –omvormer of een schaalverdeling vooraf voor grotere tellerwaarden. Voorbeeld 1: uw doorstrromgever levert 165 impulsen per liter. Door het invoeren van een voordeler –waarde van 165 zorgt elke 165e impuls (dus 1 impuls per liter) voor een verdere verwerking.
4.7 Interfacefunctie In de modus “Interfacefunctie” voert het apparaat geen zelfstandige meting uit. De displaywaarde van het apparaat wordt via de interface naar het apparaat gezonden. De regelfunctie resp. de alarmbewaking van de displaywaarde staat nog wel tot uw beschikking. Het EASYBUS –adres van het apparaat voor de communicatie kan op het apparaat of met de EASYBUS –software (b.v. EbxKonfig) ingesteld worden.
Display Uitgangssoort Low-Side nPn PnP Pu.Pu - - NPN, open collector, GND schakelend High-Side PNP, open collector, +Ub schakelend Push-Pull Bevestig de ingevoerde waarde met toets 1. Op het display staat weer “1.out”. Druk nogmaals op toets 1. Op het display verschijnt “1.Err” (voorkeurspositie van uitgang 1). Kies met toets 2 of 3 middelste resp. rechter toets) de gewenste uitgangstoestand bij het optreden van een fout.
5. Schakelpunten resp. alarmgrenzen instellen Let op: Als bij de invoer langer dan 60 seconden geen toets ingedrukt wordt, dan wordt de instelling van de schakelpunten van het apparaat afgebroken. Eventueel reeds uitgevoerde veranderingen worden hierbij niet opgeslagen en gaan dus verloren! Let op: Bij het veranderen van de configuratie –instelling voor “InP”, “SEnS” resp. “Unit” worden reeds uitgevoerde instellingen voor schakelpunten resp.
Als u als uitgangsgedrag “2-punts regelaar” heeft gekozen, dan is daarmee de instelling van het schakelpunt van het apparaat afgesloten. Druk nogmaals op toets 3 om naar de weergave van de meetwaarde om te schakelen. Als u “3-punts regelaar” heeft gekozen, handelt u als volgt: Druk op toets 1. Op het display verschijnt nu “2.on” (inschakelpunt van uitgang 2). Met de toetsen 2 en 3 stelt u de gewenste waarde in, waarbij uitgang 2 moet inschakelen. Bevestig de ingestelde waarde met toets 1.
Hiermee is de instelling van het schakel – en alarmpunt van het apparaat afgesloten. Druk op toets 3 om naar de weergave van de meetwaarde om te schakelen. 5.3 Min -/Max –Alarm (gescheiden of gemeenschappelijk) Dit hoofdstuk beschrijft de instelling van de alarmpunten bij gebruik van het apparaat voor de Min -/Max –bewaking. Deze aanwijzing gaat er van uit, dat u, in overeenstemming met de aanwijzing onder hfst. 4.8, de uitgangsfunctie “AL.F1” of “AL.F2” gekozen heeft. - Druk op toets 1.
6. Offset – en stijgingscorrectie De offset – en stijgingscorrectie is bedoeld voor het compenseren van sensortoleranties resp. voor de fijnafstelling van afwijkingen van uw meetomvormer resp. signaalgever. Let op: Als bij de invoer langer dan 60 seconden geen toets ingedrukt wordt, dan wordt de instelling van de schakelpunten van het apparaat afgebroken.
Hieruit wordt berekend: Dientengevolge moet er ingesteld worden: nulpunt: 0.08 stijging: 20.02 – 0.08 = 19.94 afwijking: 0.06 (= ingestelde stijging – werkelijke stijging = 20.00 – 19.94) offset = 0.08 (nulpuntafwijking) Scale = 0.30 (= afwijking/werkelijke stijging = 0.06 / 19.94 = 0.0030 = 0.30%) Voorbeeld 3: Aansluiting van een doorstroommeter De aanduiding op het apparaat zonder offset - en stijgingscorrectie is als volgt: bij 0 l/min. = 0.00, bij 16 l/min. = 16.
Benodigde accessoires voor het gebruik als interface: - Niveau –omvormer EASYBUS ⇔ PC: b.v.
Err.3: Weergavenbereik overschreden Deze foutmelding signaleert dat het mogelijke weergavenbereik van 9999 digits van het apparaat overschreden wordt.
10. Technische specificaties Max. aansluitdata: Voedingsspanning Schakeluitgang NPN 1 en 2 PNP Tussen Gebruikswaarden Limietwaarden aansluiting min. max. min. max. 4 en 5 9V 28 V 0V 30 V 1 en 3, 30 V l<1A 2 en 3 l<200mA Ingang mA Ingang 0 – 1(2) V, Freq,… 9 en 7 9 en 7 0 mA 0V 20 mA 3.3 V Ingang 0-50mV, TC, … 8 en 7 0V 3.
Weergavebereik: (voor spanning -, stroom – en frequentiemeting) -1999 … 9999 digits, begin -, eindwaarde en positie decimale punt vrij kiesbaar aanbevolen bereik: < 2000 digits Precisie: (bij nominale temperatuur) Normsignaal: <0.2%FS±1digit (bij 0-50mV: <0.3%FS±1digit) Weerstandsthermometer: < 0.5%FS±1digit Thermo –elementen: < 0.3%FS±1digit (bij type S: < 0.5%FS±1digit) Frequentie: < 0.2%FS±1digit Precisie vergelijkingsposities: ±1°C ±1digit (bij nominale temperatuur) Temperatuurdrift: <0.