Operation Manual

Modus Voice Modus Song Modus Pattern Modus Mixing Modus Master Modus Utility Modus File
Modus
Performance
Mous
Sampling 1
Modus
Sampling 2
Naslagwerk
Als mastertoetsenbord gebruiken (modus Master)
MOTIF XS-gebruikershandleiding
254
Als de waarde van de parameter in de modus Master Edit
wordt bewerkt, verschijnt de bewerkingsaanduiding [E]
rechtsboven in de display. Hierdoor kunt u snel zien dat de
huidige master is gewijzigd, maar nog niet is opgeslagen.
Volg de onderstaande instructies om de huidige bewerkte
status op te slaan.
De gecreëerde master opslaan
[MASTER] [STORE]
1 Druk op de knop [STORE] in de modus Master.
Het venster Master Store verschijnt.
2 Geef de bestemming op voor het opslaan van
de master.
Selecteer een masternummer als bestemming met de
datadraaiknop en de knoppen [INC/YES] en [DEC/NO].
U kunt de knoppen [USER 1], [A] – [H] en [1] – [16]
gebruiken om een masternummer te selecteren.
3 Druk op de knop [ENTER]. (De display vraagt u
om bevestiging.)
Druk op de knop [DEC/NO] om de opslaghandeling te
annuleren.
4 Druk op de knop [INC/YES] om de opslag-
handeling (Store) uit te voeren.
Zodra de master is opgeslagen verschijnt de melding
'Completed' (voltooid) en keert het instrument terug naar
de display Master Play.
Als u de opslaghandeling (Store) uitvoert, worden de instellin-
gen in het bestemmingsgeheugen overschreven. Maak altijd
een back-up van belangrijke data op een afzonderlijk usb-
opslagapparaat of op een computer die via een netwerk op de
MOTIF XS is aangesloten. Raadpleeg voor gedetailleerde
instructies over het opslaan pagina 278.
Common Edit-parameters
[MASTER] [EDIT] [COMMON EDIT]
Via Common Edit kunt u de parameters bewerken die alle zones
van de geselecteerde master gemeenschappelijk hebben.
Via deze display kunt u de bewerkte master een naam geven. Druk
in de display Common Edit op de knop [F1] om deze display op te
roepen. Druk op de knop [EXIT] als u terug wilt keren naar de
oorspronkelijke display. Raadpleeg voor gedetailleerde instructies
over het geven van namen 'Basisbediening' op pagina 82.
Via deze display kunt u basisparameters voor de master
instellen, waaronder de modus die bij de master en het
programmanummer wordt opgeroepen.
1 Mode
Bepaalt het programmanummer dat wordt opgeroepen
wanneer het masternummer wordt geselecteerd.
Instellingen: voice, performance, pattern, song
2 Memory
Bepaalt het programmanummer dat wordt opgeroepen wanneer
de master wordt geselecteerd. De naam van de/het geselecteerde
voice, performance, song of patroon wordt weergegeven.
Instellingen:
Verschilt afhankelijk van de instelling voor Mode hiervoor.
Als de modus op Voice is ingesteld:
Voicebank: PRE1 – 8, USR1 – 3, GM, GMDR, PDR, UDR
Voicenummer: 001 (A01) – 128 (H16)
Als de modus op Performance is ingesteld:
Performancebank USR1 – 3
Performancenummer 001 (A01) – 128 (H16)
Als de modus op Pattern is ingesteld:
Patroonnummer 01 – 64
Als de modus op Song is ingesteld:
Songnummer: 01 – 64
3 Zone Switch
Bepaalt of het toetsenbord wel of niet in (tot) acht afzonder-
lijke gebieden ('zones' genaamd) wordt verdeeld. Raadpleeg
voor meer informatie over zones pagina 253.
Instellingen: on, off
De indicator [E]
PAS OP
De bewerkte master een naam geven:
[F1] Name
Overige parameterinstellingen:
[F2] Other
1
2
3
4
5