Operation Manual

Songopname
MOTIF XS-gebruikershandleiding
187
Modus Voice
modus Song
Modus Pattern
Modus Mixing
Modus Master
Modus Utility
Modus File
Modus
Performance
Modus
Sampling 1
Modus
Sampling 2
Naslagwerk
Voorbereiden op songopname:
[F1] Setup
Via deze display kunt u verschillende parameters instellen
voor het opnemen van een song.
1 Songnaam (alleen indicatie)
Geeft de naam aan van de momenteel geselecteerde song.
De song kan worden geselecteerd in de display Song Play
(pagina 178).
2 Maat (Measure)
Bepaalt de locatie vanwaar het afspelen begint. Dit geeft ook
de huidige locatie van het opnemen aan.
Instellingen:
Measure: 001 – 999
Tel, clock: alleen indicatie
3 Maatsoort (Time Signature)
Bepaalt de maatsoort van de song.
Instellingen: 1/16 – 16/16, 1/8 – 16/8, 1/4 – 8/4
4 Tempo
Bepaalt het tempo voor het opnemen in realtime.
Instellingen: 5.0 – 300.0
n De hier ingestelde tempowaarde wordt het tempo van de
song na opname.
n Als u dit instrument met een externe sequencer, een
computer of andere MIDI-apparaat gebruikt en u wilt dat het
songopnametempo geregeld wordt door het externe
apparaat, stel de parameter MIDI Sync (5) in de display
MIDI (pagina 267) van de modus Utility dan in op 'MIDI'. In
dat geval geeft de parameter Tempo hier 'MIDI' aan en kan
deze niet worden gewijzigd.
5 Tracknummer (alleen indicatie)
Geeft het tracknummer aan.
6 Track type (alleen indicatie)
Geeft het tracktype aan: MIDI-track of audiotrack. Aan
mixingparts die met audiotracks overeenkomen wordt een
samplevoice toegewezen. Aan mixingparts die met MIDI-
tracks overeenkomen wordt een voice anders dan een
samplevoice toegewezen. Aan mixingparts die met lege
tracks overeenkomen wordt geen voice toegewezen.
Instellingen: M (MIDI-track), W (audiotrack), leeg (wordt geen voice
toegewezen)
7 Dempen/solo (alleen indicatie)
Geeft per track de demping- en solostatus aan. Raadpleeg
voor gedetailleerde instructies over het instellen van de
demping/solo pagina 179.
Leeg: Noch demping noch solo is aan deze track
toegewezen.
m: Geeft een gedempte track aan.
s: Geeft een sologeschakelde track aan.
8 Voicenaam (alleen indicatie)
Geeft de voicenamen van de mixingparts aan die over-
eenkomen met de tracks.
9 REC TR (Record Track)
Hiermee bepaalt u in welke track wordt opgenomen.
Verplaats de cursor naar de gewenste track of druk op een
van de nummerknoppen [1] – [16] terwijl het TRACK-lampje
aan is, zodat de rode cirkel in de corresponderende kolom
REC TR wordt getoond. Om alle tracks voor opname in te
schakelen drukt u op de knop [F6] (in alle regels van de
kolom REC TR worden rode cirkels weergegeven).
Instellingen: Scene Track, Tempo Track, 1 – 16, All Track
Scene Track
Neemt events voor trackdemping-aan/uit- en timing wijzigingen
songscène op.
Tempo Track
Neemt tempowijzigingsinformatie op tijdens het afspelen.
1 – 16
Neemt uw feitelijke muziekspel op. Uw toetsenspel wordt opgenomen
in de hier geselecteerde track.
All Track
Gelijktijdig opnemen van alle 16 sequencetracks. Multikanaaldata van
een extern MIDI-apparaat in één keer worden opgenomen.
) Record Type
Bepaalt de opnamemethode.
Instellingen: replace, overdub, punch
replace
Deze methode kunt u gebruiken als u een reeds opgenomen track in
realtime wilt overschrijven met nieuwe data. De oorspronkelijke data
worden gewist.
overdub
Deze methode kunt u gebruiken als u extra data wilt toevoegen aan
een track die reeds data bevat. Eerder opgenomen data worden
gehandhaafd.
punch
Deze methode kunt u gebruiken als u de data van een bepaald
gedeelte van een track wilt overschrijven. U kunt de reeds opgenomen
data overschrijven van het startpunt tot het eindpunt (maat/tel) die voor
het opnemen worden aangegeven.
n Als Record Track (5) is ingesteld op 'Tempo Track' of
'Scene Track', kan 'overdub' hier niet worden geselecteerd.
¡º£
978 13
2
)
!
@
#
$
%
^
&
*
(
4
5
6
Measure (maat) ClockTe l