Operation Manual

Modus Voice Modus Song Modus Pattern Modus Mixing Modus Master Modus Utility Modus File
Modus
Performance
Modus
Sampling 1
Modus
Sampling 2
Naslagwerk
Song afspelen
MOTIF XS-gebruikershandleiding
182
2 Location (alleen indicatie)
Geeft de maatnummers aan die aan Location 1 en 2 zijn
toegewezen. Raadpleeg voor gedetailleerde instructies over
de locatie pagina 178.
3 Maat (Measure)
Bepaalt de locatie vanwaar het afspelen begint. Dit geeft ook
de huidige locatie van afspelen aan. Raadpleeg voor gedetail-
leerde instructies over het instellen van de maat pagina 178.
Instellingen:
Maat: 001 – 999
Tel, clock: alleen indicatie
4 Trans (transponering)
Past de stemming aan in stappen van halve noten.
Instellingen: -36 – +36
5 Maatsoort (Time Signature)
Bepaalt de maatsoort van de song. De instelling hier wordt
toegepast op de aangegeven maat (3) en daarop volgende
maten. Hierdoor kunt u een andere maatsoort tijdens de song
invoeren. Als u bijvoorbeeld een andere maat (3) dan het
begin van de song instelt voor het afspelen van een andere
maatsoort, dan wordt de maatsoort vóór die maat (3)
gehandhaafd, ookal wijzigt u de maatsoort vanaf hier.
Instellingen: 1/16 – 16/16, 1/8 – 16/8, 1/4 – 8/4
6 Tempo
Bepaalt het afspeeltempo van de song.
Instellingen: 5.0 – 300.0
n Als u dit instrument met een externe sequencer, een
computer, of andere MIDI-apparaat gebruikt en u wilt dat
het songtempo geregeld wordt door het externe apparaat,
stel de parameter MIDI Sync (5) in de display MIDI
(pagina 267) van de modus Utility dan in op 'MIDI'. In dat
geval geeft de parameter Tempo hier 'MIDI' aan en kan
deze niet worden gewijzigd.
7 Tracknummer (alleen indicatie)
Geeft het tracknummer aan.
8 Datastatus (alleen indicatie)
Geeft aan of er wel of geen data zijn opgenomen op de
tracks.
Leeg: Geeft aan dat de track leeg is.
M: Geeft aan dat er MIDI-sequencedata zijn opgenomen. Dit
wordt als een MIDI-track behandeld.
W: Geeft aan dat er naast MIDI-sequencedata sampledata
zijn opgenomen. Dit wordt als een audiotrack behandeld.
n Aan mixingparts die met audiotracks overeenkomen
wordt een samplevoice toegewezen. Aan mixingparts
die met MIDI-tracks overeenkomen wordt een voice
anders dan een samplevoice toegewezen. Raadpleeg
voor meer informatie over audiotracks en MIDI-tracks
pagina 61.
9 Dempen/solo (alleen indicatie)
Geeft per track de demping- en solostatus aan. Raadpleeg
voor gedetailleerde instructies over het instellen van de
demping/solo pagina 179.
Leeg: Noch demping noch solo is aan deze track
toegewezen.
m: Geeft een gedempte track aan.
s: Geeft een sologeschakelde track aan.
) Voicenaam
Geeft de voicenamen van de mixingparts aan die overeen-
komen met de tracks.
! Loop (alleen indicatie)
Bepaalt per track of er wel of geen loopafspelen is ingesteld.
De tracks waarvoor de loop is aangezet spelen herhaaldelijk af
volgens de instellingen in de display Track Loop (pagina 185).
Instellingen: Leeg (loop uit), L (loop aan)
@ Songpositieregel
Geeft de huidige locatie van het soongafspelen aan die bij
Measure (maat) hiervoor is ingesteld.
# Maatnummer (alleen indicatie)
Geeft het maatnummer aan. Door op de knop [F5] Zoom Out
of [F6] Zoom In te drukken kunt u in- of uitzoomen op de
intervaltijd tussen de maatstrepen.
$ Sequencedatabalk
Geeft per track aan of er wel of geen data zijn opgenomen. U
kunt per track het bereik waarin data zijn opgenomen contro-
leren. Bij MIDI-tracks kunt u alle tijdstippen bekijken waarop
MIDI-events zijn opgenomen.
% [SF1] Scene1 – [SF5] Scene5
U kunt de instellingen van de songgerelateerde parameters
(songscène) en de arpeggiogerelateerde parameters aan
deze knoppen toewijzen. U kunt de instellingen ook terug-
roepen door op deze knoppen te drukken. Raadpleeg voor
gedetailleerde instructies over het registreren van scènes
pagina 179. Raadpleeg voor gedetailleerde instructies over het
instellen van arpeggiogerelateerde parameters pagina 189.
n Het arpeggio is niet beschikbaar tijdens songafspelen. Op
de knoppen [SF1] Scène 1 – [SF5] Scène 5 drukken tijdens
het afspelen verandert alleen de songscène.
n Na het registeren van de songscène verschijnt het picto-
gram van de 1/8-noot op de tab die overeenkomt met de
ingedrukte knop. U kunt controleren of het arpeggiotype
aan die knop is toegewezen in de display Arpeggio
(pagina 189) van de modus Song Record.
^ [SF6] INFO (Information)
U kunt de hoeveelheid vrij en gebruikt sequencergeheugen
bekijken. Het sequencergeheugen is voor alle songs en
patronen die in de respectievelijke modi zijn opgenomen. Als
de gebruikte geheugenhoeveelheid de maximumcapaciteit
bereikt, kunnen er geen songs of patronen meer worden
opgeslagen. Als dit gebeurt, gebruik dan de job Clear Song
(pagina 207) of Clear Pattern (pagina 228) om overbodige
songs of patronen te verwijderen.
Measure (maat)
Clock
Tel (Beat)
U kunt de datastatus controleren.