Operation Manual
73
4 Specifeer een patroon of sample
Wijs een patroon aan de geselecteerde noot toe met de pijltoetsen in combinatie met de Data Dial [DEC]/[INC]
toetsen, of met de juiste Controller Knoppen om een track te specifi ceren — “Tr1 … Tr8” voor een individuele
track, of “all” om het hele patroon toe te wijzen — en het patroonnummer (de naam van het patroon verschijnt
rechts van het patroonnummer).
Wijs een sample aan de geselecteerde noot toe met de pijltoetsen in combinatie met de Data Dial, [DEC]/[INC]
toetsen, of met de juiste Controller Knoppen om de “RAM” (intern) of “FLS” (fl ash geheugen, als de extra EXFLM1
Flash Memory Board is geinstalleerd) samplegeheugen te specifi ceren, en het nummer van de gewenste sample (de
naam van de sample verschijnt rechts van het samplenummer).
5 Specifi ceer een speelmode
De meest rechter parameter op de display, volgend op het patroon- of samplenummer, specifi ceert de speelmode voor
de corresponderende toets.
6 Ga door indien gewenst
Herhaal de bovenstaande procedure, wijs zoveel patronen of samples toe aan zoveel toetsen als u wilt.
N.B.
De Key Map toewijzingen worden altijd gewist zodra het apparaat uitgezet wordt. Als u een Key Map opstelling wilt bewaren,
kunt u met de Disk mode Save ALL optie alle data op een disk opslaan.
N.B.
Aan ieder toets kan alleen één sample, patroon, of patroontrack toegewezen worden.
N.B.
Het aantal samples die beschikbaar zijn voor key mapping is afhankelijk van het aantal samples huidig aanwezig in het
EX samplegeheugen (max. 1024).
toggle
oneshot
gating