Instruction for Use

30
1. Het rode lampje blijft branden.
Bent u aan het invriezen?
Zijn de levensmiddelen zo in de vriezer
geplaatst dat het deksel niet goed gesloten
kan worden?
Staat het apparaat dicht bij een
warmtebron?
Staat de thermostaat op de goede stand?
Zijn het ventilatierooster en de condensator
schoon?
2. Het apparaat maakt te veel lawaai.
Staat het apparaat horizontaal?
Staat het apparaat tegen andere meubels
aan die trillingen kunnen veroorzaken?
Is de verpakking van het onderstel van de
vriezer verwijderd?
Opmerking: de circulatie van het koelgas
kan een zacht geluid maken, ook nadat de
compressor stopgezet is. Dit is normaal.
3. Het groene lampje brandt niet en het
apparaat werkt niet.
Is de stroom uitgevallen?
Zit de stekker wel goed in het stopcontact?
Is de voedingskabel onderbroken?
4. Het groene lampje brandt niet en het
apparaat werkt.
Het groene lampje is kapot. Neem contact
op met de Klantenservice voor de
vervanging.
5. De compressor werkt ononderbroken.
Heeft u misschien warm voedsel in de
vriezer gezet?
Is het deksel van de vriezer erg lang open
gebleven?
Staat het apparaat in een te warme ruimte,
of dicht bij een warmtebron?
Staat de thermostaat op de goede stand?
Heeft u ongewild de snelvriesfunctie
ingeschakeld?
6. Er vormt zich erg veel ijs op de
bovenrand.
Zijn de doppen voor afvoer van het
dooiwater correct geplaatst?
Is het deksel goed gesloten?
Is de afdichting van het deksel van het
apparaat op de een of andere manier
vervormd? (Zie het hoofdstuk “Installatie”).
Zijn de vier beschermingen verwijderd?
(Zie het hoofdstuk “Installatie”).
7. Er vormt zich condens aan de buitenkant
van de vriezer.
Condensvorming is normaal onder
bepaalde klimatologische omstandigheden
(luchtvochtigheid hoger dan 85%) of als het
apparaat geïnstalleerd is in vochtige en
slecht geventileerde ruimtes. Dit heeft
echter geen negatieve invloed op de
prestaties van de vriezer.
8. De ijslaag op de binnenwanden van de
vriezer is niet overal even dik.
Dit is normaal.
Voordat u contact opneemt met de
Klantenservice
1. Ga na of u de storingen niet zelf kunt
verhelpen (zie “Storingen opsporen”).
2. Zet het apparaat opnieuw aan om te zien of
het ongemak is verholpen. Is dit niet het
geval, schakel het apparaat dan opnieuw uit
en herhaal de handeling na een uur.
3. Als dit ook niet helpt, wend u dan tot onze
Klantenservice.
Vermeld de volgende gegevens:
de aard van de storing,
het model,
het servicenummer (dat
is vermeld na het woord
SERVICE op het
serienummerplaatje aan
de achterkant van het
apparaat).
uw volledige adres,
uw telefoon- en netnummer.
STORINGEN OPSPOREN
KLANTENSERVICE
42013aNL.FM5 Page 30 Thursday, December 16, 1999 4:53 PM