Operation Manual

59
BEHUIZING EN BEDIENINGSPANEEL
Gebruik gewone, voor de huishouding
gebruikte reinigingsmiddelen (gebruik geen
schuurmiddelen).
Maak de oppervlakken droog met een zachte
doek.
WASMIDDELLADE
Maak de lade los en trek hem naar buiten
trekken; druk hiervoor zachtjes op de
ontgrendelingshendel.
Haal de sifons weg (sifon van het vakje voor
wasverzachter, sifon van het bleekmiddel en
het gekleurde doseringshulpmiddel voor
vloeibaar wasmiddel).
3.
Spoel onder stromend water schoon.
4.
Plaats de sifons in de wasmiddellade en duw
ze vast.
DEURMANCHET
Maak het zo nodig schoon met een vochtige
doek.
Controleer het manchet regelmatig op
vreemde voorwerpen.
FILTER VAN DE WATERSLANG
Controleer het filter regelmatig en maak het
schoon.
1.
Draai de waterkraan dicht.
2.
Schroef de watertoevoerslang van de kraan.
3.
Verwijder het filter en maak het schoon.
4.
Zet het filter weer terug en schroef de
toevoerslang vast op de waterkraan.
5.
Schroef de slang(en) los van de machine.
6.
Haal het filter met een tang uit de
wasmachine en maak het schoon.
7.
Zet het filter terug en schroef de aansluiting
weer op de machine.
8.
Open de waterkraan en controleer of de
verbindingen niet lekken
FILTER VOOR VREEMDE
VOORWERPEN
Controleer het filter regelmatig, minstens
twee of drie keer per jaar, op vreemde
voorwerpen en maak het schoon als het
nodig is (zie Het filter voor vreemde
voorwerpen verwijderen).
Draai, om te voorkomen dat de wasmachine op
een onjuiste manier wordt gebruikt, de plastic
schroef aan de binnenzijde van de deur met de
dikke afgeronde hoek van het gekleurde
inzetstuk dat in de wasmiddellade zit of gebruik
hiervoor een muntstuk.
Als de gleuf verticaal is (veiligheidstand): de
deur kan niet worden gesloten.
Als de gleuf horizontaal is (normale stand):
de deur kan worden gesloten.
ONDERHOUD EN REINIGING
1.
2.
2
1
2
KINDERBEVEILIGING
1.
2.
2
1