Operation Manual

Gebruikershandleiding 1-12
Aan de slag
Sluimerstand activeren
Voer de volgende stappen uit om de sluimerstand in te schakelen:
1. Klik op Start.
2. Wijs het pijlpictogram ( ) aan en selecteer
Sluimerstand in het menu.
Automatische sluimerstand
De computer wordt automatisch in de sluimerstand gezet wanneer u op de
aan/uit-knop drukt of het scherm sluit. Om deze instellingen in te voeren
kunt u de volgende stappen nemen:
1. Klik op Start en vervolgens op Configuratiescherm.
2. Klik op Systeem en beveiliging en vervolgens op Energiebeheer.
3. Klik op Het gedrag van de aan/uit-knop bepalen of Het gedrag van
het sluiten van het deksel bepalen.
4. Activeer de gewenste sluimerstandinstellingen voor Als ik op de
aan/uit-knop druk en Als ik het scherm sluit.
5. Klik op de knop Wijzigingen opslaan.
Gegevensopslag in de sluimerstand
Zodra u de computer in de sluimerstand afsluit, worden de gegevens uit het
geheugen op de vaste schijf opgeslagen, wat enkele ogenblikken zal
duren. Gedurende deze periode brandt het lampje voor de vaste schijf.
Nadat u de computer hebt uitgeschakeld en de geheugeninhoud op de vaste
schijf is opgeslagen, dient u eventuele randapparaten uit te schakelen.
Computer opnieuw opstarten
In bepaalde omstandigheden moet u de computer opnieuw instellen (ofwel
een reset uitvoeren), bijvoorbeeld:
als u bepaalde computerinstellingen hebt gewijzigd;
als er een fout optreedt en de computer niet reageert op
toetsenbordopdrachten.
Als u de computer opnieuw moet opstarten, zijn er drie manieren om dit te doen:
Klik op Start, wijs het pijlpictogram ( ) aan en selecteer
Opnieuw opstarten in het menu.
Druk tegelijk op CTRL, ALT en DEL (eenmaal) om het menuvenster weer
te geven en selecteer Opnieuw starten onder Opties voor afsluiten.
Druk op de aan/uit-knop en houd deze knop circa vier seconden
ingedrukt. Als de computer zichzelf heeft uitgeschakeld wacht u 10 tot
15 seconden voordat u de computer weer inschakelt door de aan/uit-
knop in te drukken.
U kunt de sluimerstand ook inschakelen door op FN + F4 - te drukken.
Raadpleeg hoofdstuk 5, Het toetsenbord, voor meer informatie.
Schakel de computer of randapparaten niet meteen weer in. Wacht even
tot alle condensatoren volledig zijn ontladen.