Operation Manual

1.VÓÓR GEBRUIK VAN HET MULTIFUNCTIONELE SYSTEEM
Papier plaatsen 17
1 VÓÓR GEBRUIK VAN HET MULTIFUNCTIONELE SYSTEEM
4
Druk op [SLUITEN] op het aanraakscherm of op de [USER FUNCTIONS] toets op het
bedieningspaneel.
Instelling papiersoort
Wanneer u speciaal papier anders dan normaal papier of een soort dat niet voor normaal kopiëren wordt gebruikt plaatst,
dient u de dikte en het kenmerk op het multifunctionele systeem in te stellen.
y De dikte en het kenmerk kunnen tegelijkertijd worden ingesteld.
y Als “DIK 1, 2 of 3” of een kenmerk behalve “GEEN” is ingesteld voor een papierlade, dan wordt het papier in deze
papierlade niet voor de APS-functie gebruikt.
y Als een kenmerk behalve “GEEN” voor een papierlade is ingesteld, dan is de functie Automatisch wisselen van
papiermagazijn (Toevoer van hetzelfde papierformaat vanuit een andere papierlade zelfs al is de opgegeven
papierlade van waaruit papier wordt toegevoerd leeg) uitgeschakeld voor het papier in deze papierlade.
Zie voor het instellen van Automatisch wisselen van papiermagazijn de Handleiding voor MFP-beheer.
y De ingestelde papiersoort wordt met een pictogram aangegeven in het meldingsgebied voor de status van het
systeem.
P.10 “Meldingsgebied systeemstatus”
De volgende papiersoorten zijn geschikt:
Dikte
Toets Omschrijving Pictogram
NORMAAL
Normaal papier: 64 - 105 g/m
2
(17 - 28 lb. Bond)
DIK 1 - 3 Dik papier
DIK 1: 106 - 163 g/m
2
(29 lb. Bond - 90 lb. Index)
DIK 2: 164 - 209 g/m
2
(91 lb. Index - 110 lb. Index)
DIK 3: 210 - 256 g/m
2
(111 lb. Index - 140 lb. Index)
, ,
GERECYCLED
PAPIER
Gerecycled papier