Operator's Manual

19
Stalling
1. Verwijder vuil en kaf van buitenkant van de cilinder, de
koelribben van de cilinderkop en het ventilatorhuis.
Verwijder ook maaisel, vuil en roet van de gehele
machine, maar vooral van de buitenste motor-
onderdelen, de uitlaatring, en de bovenkant van de
maaikast.
Belangrijk U kunt de machine met een mild reinigings-
middel en water wassen. Was de machine nooit met een
hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water vooral niet in
de buurt van het bedieningspaneel, de verlichting, de motor
en de accu.
2. Was de onderkant van de maaikast; zie Onderkant van
de maaikast reinigen, blz. 17.
3. Controleer de conditie van de maaimessen, zie
Onderhoud van de maaimessen, blz. 14.
4. Controleer de conditie van de drijfriem van het
maaimes.
5. Maaidek smeren; zie Smeren, blz. 16.
6. Alle bouten, schroeven en moeren controleren en indien
nodig aandraaien. Beschadigde delen repareren of
vervangen.
7. Krassen en beschadigingen van de lak bijwerken.
Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Service
Dealer.
8. Machine in een schone, droge garage of opslagruimte
stallen. Sleuteltje uit contactschakelaar verwijderen en
onthouden waar u deze bewaart. Machine afdekken om
hem te beschermen en schoon te houden.