Form No. 3425-607 Rev A TimeCutter® ZS 3200S of ZS 4200S zitmaaier Modelnr.: 74682—Serienr.: 400000000 en hoger Modelnr.: 74684—Serienr.: 400000000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Inleiding Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Deze zitmaaier met draaiende messen is bedoeld voor gebruik door particulieren in residentiële toepassingen. De machine is voornamelijk ontworpen voor het maaien van gras op goed onderhouden gazons.
Inhoud Modelnr.: Veiligheid .................................................................. 4 Waarschuwingspictogram .................................. 4 Algemene veiligheid ........................................... 5 Hellingsindicator ................................................ 6 Veiligheids- en instructiestickers ........................ 7 Algemeen overzicht van de machine ....................... 12 Bedieningsorganen .......................................... 12 Voor gebruik ..................
Veiligheid Bandenspanning controleren............................ 43 Elektrische rem vrij zetten................................. 43 Onderhoud riemen .............................................. 44 Riemen controleren .......................................... 44 Drijfriem van maaidek vervangen ..................... 44 Onderhoud van de maaimachine.......................... 45 Veiligheid van de messen ................................. 45 Onderhoud van de maaimessen .......................
Algemene veiligheid Deze machine kan handen of voeten afsnijden en voorwerpen uitwerpen. Toro heeft deze maaier ontworpen om onder redelijke omstandigheden veilig te werken, het niet opvolgen van de veiligheidsaanwijzingen kan echter leiden tot letsel of de dood. • Lees de aanwijzingen en waarschuwingen met betrekking tot de machine, motor en hulpstukken in de gebruikershandleiding en ander instructiemateriaal, zorg dat u ze begrijpt, en volg ze op.
Hellingsindicator g011841 Figuur 4 U mag deze pagina kopiëren voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine mag gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decalbatterysymbols Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6.
decal119-8815 119-8815 1. Parkeerstand 2. Snel 3. Langzaam 4. Neutraalstand 5. Achteruit decal120-5469 120-5469 1. Maaihoogte decal121-0771 121-0771 4. TRAAG stand 5. Aftakas, messchakelaar 1. Choke 2. SNEL stand 3.
decal121-2989b 121-2989 1. Omloophendel, hendel in duwstand 2. Omloophendel, hendel in gebruiksstand 131-3948 decal131-3948 131-3948 1. Langzaam 3. Snel 2.
decal132-0869 132-0869 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken.
decal132-0872 132-0872 1. De machine kan 3. Handen of voeten kunnen voorwerpen uitwerpen worden gesneden – Blijf uit – Houd omstanders uit de de buurt van bewegende buurt van de machine. onderdelen. 2. De maaier kan voorwerpen 4. Risico om gegrepen te uitwerpen, geopende worden – Blijf uit de buurt uitwerpplaat – Gebruik van bewegende delen en de machine niet met een houd alle beschermende open maaidek; gebruik delen op hun plaats. een grasvanger of een uitwerpplaat. decal138-2456 138-2456 1.
Algemeen overzicht van de machine g020240 Figuur 5 1. Voetsteun 5. Bedieningspaneel 13. Voorste zwenkwielen 9. Grasgeleider 2. Maaihoogtehendel 6. Bestuurdersstoel 3. Rijhendel 7. Wiel van achterwielaandrij- 11. Wasaansluiting ving 10. Motor 4. Smart speed TM hendel 8. Dop van brandstoftank 12. Maaidek Bedieningsorganen Bedieningspaneel Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. g027890 Figuur 6 Bedieningspaneel 1.
Contactschakelaar De contactschakelaar, waarmee u de motor start en afzet, heeft 3 standen: UIT, LOPEN en START . Zie Starten van de motor (bladz. 24). Gas-/Chokehendel Met de gas-/chokehendel kunt u zowel de gasklep als de choke bedienen. De gashendel regelt het motortoerental en zorgt voor een continu verstelbare regeling van LANGZAAM tot SNEL (Figuur 6). g014521 Figuur 7 Maaimesschakelaar (aftakas, PTO) 1.
Gebruiksaanwijzing er onderdelen versleten zijn of hun toestand achteruit is gegaan en vervang deze indien nodig door onderdelen die door de fabrikant worden aanbevolen. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Voor het starten Voor gebruik Vul de brandstoftank terwijl de machine op een horizontaal oppervlak staat. Zie Aanbevolen brandstof in de Specificaties voor informatie over de benodigde benzine.
GEVAAR GEVAAR Onder bepaalde omstandigheden is benzine uiterst ontvlambaar en zijn de dampen explosief. In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die benzinedampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van benzine kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. Brand of explosie kan brandwonden bij u of anderen en schade aan eigendommen veroorzaken.
• Voorkom de opbouw op en rond de motor van • • gemengd. Gebruik altijd stabilizer/conditioner om het risico van harsachtige afzettingen in het brandstofsysteem zo klein mogelijk te houden. gras, bladeren, overmatig vet of olie, en andere vervuiling die zich hier kan opbouwen. Verwijder gemorste olie en brandstof en met brandstof doortrokken rommel. Laat de machine afkoelen voordat u de machine binnen stalt.
Een nieuwe machine inrijden mag nu niet gaan draaien. Beweeg nu de andere rijhendel. Een nieuwe motor heeft tijd nodig om vol vermogen te ontwikkelen. Maai-eenheden en aandrijfsystemen hebben meer wrijving als zij nieuw zijn, waardoor de motor extra wordt belast. Houd er rekening mee dat een nieuwe machine een inrijperiode van 40 tot 50 bedrijfsuren nodig heeft om vol vermogen te ontwikkelen voor de beste prestaties.
g027252 Figuur 10 g004582 Hoek van rijhendels verstellen Figuur 11 U kunt de hoek van de rijhendels naar voren of achteren afstellen, voor meer comfort. 1. 2. Draai de onderste bout los totdat u de rijhendels naar voren of naar achteren kunt bewegen (Figuur 10). Draai de moeren aan om de rijhendel vast te zetten in de nieuwe stand. 4. Stel vervolgens ook de andere rijhendel af. 4. Scharnierpen 2. Afvoerafsluiter 5. Vleugelmoer 3.
Machines met een maaidek van 107 cm Het maaidek en de maaimessen die worden geleverd met de machine zijn ontworpen om optimale mulchen zijuitworpprestaties te leveren. Uitworpafsluiter verwijderen om uitwerpkanaal te gebruiken 1. 2. 3. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
Tijdens gebruik Veiligheid tijdens het werk Algemene veiligheid Bij het gebruik van de machine moet de bestuurder zijn/haar aandacht hier volledig op richten. Doe niets dat u afleidt, dit zou kunnen leiden tot letsel of schade. g230249 Figuur 15 WAARSCHUWING 5. Diverse motoronderdelen, vooral de knaldemper, worden bijzonder heet. Het aanraken daarvan kan leiden tot ernstige brandwonden, en ze kunnen bladeren, gras, struiken, enz. in brand steken.
en naar links en naar rechts voordat u van richting verandert. Maai niet in de achteruit-stand, tenzij dat strikt noodzakelijk is. voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, hoog gras en andere objecten die obstakels kunnen verbergen of het zicht verminderen. Op ongelijke oppervlakken kan de machine omslaan of de bestuurder het evenwicht verliezen. • Wijzig de instelling van de motor toerentalregeling niet en laat de motor niet te snel lopen.
De machine veilig gebruiken op hellingen • Het maaien op hellingen is een belangrijke factor bij ongelukken waarbij de controle over de machine wordt verloren of deze omkantelt. Dit kan ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. De bestuurder is verantwoordelijk voor een veilig gebruik van de machine op hellingen. Gebruik van de machine op hellingen vereist altijd extra voorzichtigheid.
De messchakelaar (aftakas) De gashendel bedienen De gashendel heeft twee standen: SNEL en LANGZAAM bedienen (Figuur 21). De messchakelaar (aftakas) start en stopt de maaimessen en eventuele bekrachtigde werktuigen. Gebruik altijd de stand SNEL wanneer u de aftakas inschakelt. Messchakelaar (aftakas) inschakelen g187361 Figuur 21 g008945 Figuur 18 Opmerking: U moet de maaimessen altijd inschakelen met de gashendel op SNEL (Figuur 19 ).
Starten van de motor 4. Draai het sleuteltje op UIT en verwijder het sleuteltje. Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als u de startmotor langer dan 5 seconden in werking stelt, kan deze worden beschadigd. Als de motor niet wil starten, moet u 10 seconden wachten voordat u de startmotor opnieuw in werking stelt. VOORZICHTIG Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat.
Met de machine rijden Achteruitrijden De aandrijfwielen draaien onafhankelijk en worden aangedreven door hydraulische motoren op elke as. U kunt de wielen aan de ene zijde achteruit laten draaien en tegelijk die aan de andere zijde vooruit, waardoor de machine om zijn as draait in plaats van een bocht te maken. Zo is de machine veel wendbaarder, maar het kan wat tijd vergen eer u aangepast bent aan de manier waarop de machine beweegt. 1. Zet de hendels in de middelste, ontgrendelde stand. 2.
Zijafvoer gebruiken 2. Schakel de aftakas uit. 3. Zet de hendel in de gewenste stand. Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert. Wat volgt, is uitsluitend bedoeld als gebruiksaanbeveling. De instelling is afhankelijk van de grassoort, het vochtgehalte en de hoogte van het gras.
De maaihoogte instellen Antiscalpeerrollen afstellen Opmerking: De transportstand is de hoogste maaihoogtestand of maaihoogte (115 mm), zoals geïllustreerd in Figuur 27. Voor machines met een maaidek van 107 cm De maaihoogte wordt bepaald met de hendel rechts van de bestuurdersstoel (Figuur 27). Als u de maaihoogte wijzigt, stel dan de hoogte van de antiscalpeerrollen in. Opmerking: Stel de antiscalpeerrollen zo af dat ze de grond niet raken op normale, vlakke maaiterreinen. 1.
Tips voor bediening en gebruik Een lagere maaisnelheid gebruiken Om de maairesultaten te verbeteren, moet u in bepaalde omstandigheden bij een lagere rijsnelheid maaien. Gebruik van de snel-stand van de gashendel Gras niet te kort afmaaien Voor een optimaal maairesultaat en een maximale luchtcirculatie moet u de gashendel op SNEL zetten. Om het gras goed te maaien is lucht nodig; zet de maaihoogte dus niet te laag en zorg ervoor dat het maaidek niet helemaal door ongemaaid gras is omgeven.
Na gebruik Veiligheid na het werk Algemene veiligheid • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aandrijving uit, schakel de parkeerrem in, stop de motor, verwijder het contactsleuteltje of maak de bougiekabel los. Wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en laat de machine afkoelen voor het instellen, schoonmaken, repareren of stallen. Laat personeel dat niet bekend is met de instructies, nooit onderhoudswerkzaamheden aan de machine uitvoeren. g027708 Figuur 29 1.
gevolg hebben dat de machine achterover kantelt of dat u de controle verliest. Als u de machine inlaadt op of in de nabijheid van een helling, moet u de aanhanger of vrachtwagen zo plaatsen dat deze lager op de helling staat en de hellingbaan hoger op de helling. Hierdoor wordt de hoek die de hellingbaan maakt, zo klein mogelijk. WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt.
verliezen, een hoger risico op omslaan, en verlies van de controle over de machine door de bestuurder Verminder het sleepgewicht en verminder uw snelheid. • Hoe zwaarder de gesleepte last, hoe langer de stopafstand wordt. Rij langzaam en zorg voor voldoende afstand om te stoppen. • Maak grote bochten om ervoor te zorgen dat het werktuig de machine niet raakt. Machine met de hand duwen g017303 Belangrijk: U moet de machine altijd met de hand Figuur 32 duwen.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 5 bedrijfsuren • Motorolie verversen en filter vervangen. Bij elk gebruik of dagelijks • • • • • Na elk gebruik Controleer het veiligheidssysteem (interlock). Schuimelement van luchtfilter reinigen en controleren. Oliepeil controleren. Controleer de maaimessen. Controleer de grasgeleider op schade.
WAARSCHUWING De motor kan bijzonder heet worden. Het aanraken van een hete motor kan leiden tot ernstige brandwonden. Laat de motor geheel afkoelen voordat u service of onderhoud uitvoert in de buurt van de motor. • Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aandrijving uit, schakel de parkeerrem in, stop de motor, verwijder het contactsleuteltje of maak de bougiekabel los.
Procedures voorafgaande aan onderhoud Smering De lagers smeren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Smeer alle smeerpunten. De stoel omhoog zetten Type vet: nr. 2 vet op lithiumbasis Zorg dat de parkeerrem in werking is gesteld. Kantel de stoel naar voren. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de messchakelaar uit en stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerstand (bladz. 13). 2.
5. Spuit vet in de nippels totdat er vet bij de lagers naar buiten komt. 6. Veeg overtollig vet weg. Onderhoud motor Veiligheid van de motor • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil controleert of het carter bijvult met olie. • Houd uw kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken.
Schuimelement en papierelement installeren Belangrijk: Motor nooit laten lopen zonder dat het complete luchtfilter gemonteerd is, daar anders de motor kan worden beschadigd. 1. Monteer het schuimfilter op het papieren filterelement (Figuur 37). 2. Monteer het schuimfilter en het papieren filterelement op de luchtfilterbehuizing. 3. Monteer het luchtfilterdeksel en draai de twee knoppen vast (Figuur 36). g233265 Figuur 37 1. Schuimelement 6. Motorolie verversen 2.
tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Opmerking: Zorg dat de motor uitgeschakeld is zodat de olie tijd heeft gekregen om weg te lopen naar de opvangbak. 3. Om te voorkomen dat er vuil, maaisel, enz. in de motor terechtkomt, moet u de omgeving van de vuldop/peilstok reinigen voordat u deze verwijdert (Figuur 39). 1. Parkeer de machine zo dat de aftapkant iets lager staat dan de andere kant zodat alle olie kan weglopen. 2.
Opmerking: Controleer of de pakking van het oliefilter contact maakt met de motor en draai de filter nog 3/4 slag extra vast. g235264 Figuur 42 7. g027477 Figuur 41 6. Giet langzaam ongeveer 80% van de gespecificeerde olie in de vulbuis en voeg langzaam de rest van de olie toe tot het peil de markering Vol bereikt (Figuur 42). 38 Geef de afgewerkte olie af bij een inzamelcentrum.
Onderhoud van de bougie Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Bougie controleren. Om de 100 bedrijfsuren—Bougie vervangen. Controleer of de elektrodenafstand tussen de centrale elektrode- en de massa-elektrode correct is voordat u de bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het (de)monteren van de bougie en een voelermaat om de elektrodenafstand te meten en af te stellen. Monteer een nieuwe bougie indien dit nodig is.
Onderhoud brandstofsysteem GEVAAR In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. g027506 Zie Brandstof bijvullen (bladz. 16) voor een volledige lijst van voorzorgsmaatregelen met betrekking tot brandstof. Brandstoffilter van de slang vervangen Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Controleer het brandstoffilter van de slang.
Onderhoud elektrisch systeem WAARSCHUWING De accukabels onjuist afkoppelen kan schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
2. Onderhoud van de zekeringen Laad de accu gedurende minstens een uur op bij 6 tot 10 A. Opmerking: De accu niet te ver opladen. 3. De elektrische installatie is beveiligd door middel van zekeringen. Deze behoeven geen onderhoud. Als er een zekering is doorgebrand, moet u echter het onderdeel of circuit controleren op defecten of kortsluiting. Zodra de accu volledig is opgeladen, haalt u de acculader uit het stopcontact en maakt u vervolgens de oplaadkabels los van de accuklemmen (Figuur 48).
Elektrische rem vrij zetten Onderhoud aandrijfsysteem U kunt de elektrische rem manueel vrij zetten door de verbindingsarmen naar voren te draaien. Zodra de elektrische rem van stroom wordt voorzien, wordt hij teruggesteld. Bandenspanning controleren 1. Draai het sleuteltje op UIT of koppel de accu af. 2. Draai de twee onderste bouten los waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek. Zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 34). 3.
Onderhoud riemen van de maaidekhaak om de spanning op de spanpoelie te verwijderen en rol de riem van de poelies (Figuur 53 en Figuur 54). Riemen controleren WAARSCHUWING Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Alle riemen op slijtage en scheurtjes controleren. De veer is onder spanning gemonteerd en kan lichamelijk letsel veroorzaken. Vervang de riem als deze versleten is.
Onderhoud van de maaimachine Veiligheid van de messen Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de bestuurder of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. Indien u een beschadigd mes probeert te repareren, kan de veiligheidscertificatie van het product vervallen. • Controleer op gezette tijden de maaimessen op slijtage of beschadigingen. • Wees voorzichtig als u de messen controleert.
g006530 Figuur 55 1. Snijrand 3. Slijtage/groefvorming 2. Gebogen deel 4. Scheur g014973 Figuur 57 1. Mes, in meetstand 2. Vlakke ondergrond Controle op kromme messen 3. Gemeten afstand tussen mes en de ondergrond (A) Opmerking: De machine moet op een egaal 4. oppervlak staan voor de volgende procedure. 1. Zet het maaidek op de hoogste maaipositie. 2.
g000551 Figuur 60 81 cm maaidekken g014973 Figuur 59 1. Mes aan andere zijde, in meetstand 1. Vleugel van het mes 4. Mesbout 2. Vlakke ondergrond 2. Mes 5. Mesversteviger 3. Tweede gemeten afstand tussen mes en oppervlak (B) 3. Klemring A. Als het verschil tussen A en B groter is dan 3 mm, vervang dan het mes door een nieuw mes; zie Maaimessen verwijderen (bladz. 47) en Maaimessen monteren (bladz. 48).
Maaidek horizontaal stellen Controleer of het maaidek horizontaal staat telkens wanneer u de maaier installeert of wanneer u een ongelijke maaiplek in uw gras ziet. g000552 Figuur 62 Voordat u het maaidek horizontaal afstelt moet u eerst controleren of er verbogen maaimessen zijn; verwijder en vervang eventueel verbogen maaimessen; lees Onderhoud van de maaimessen (bladz. 45) voordat u dit doet. 1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen. 2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans (Figuur 63).
g009682 Figuur 65 Maai-eenheden met 2 messen 1. Maaimessen evenwijdig 3. Buitenste snijranden 2. Vleugel van het mes 4. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 5. g027588 Figuur 66 1. Ophangbeugel 3. Achterste borgmoer 2. Borgmoer aan de zijkant Meet tussen de buitenste snijranden en de vlakke ondergrond (Figuur 64 en Figuur 65). 9. Opmerking: Als het verschil tussen de afstanden groter is dan 5 mm is bijstelling noodzakelijk; ga verder met de rest van deze procedure.
g014631 Figuur 67 Maai-eenheden met 1 mes g014634 Figuur 69 1. Mes in lengterichting 1. Stelstang 2. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 2. Stelblok g009658 1. Messen in lengterichting 2. Meet vanaf het uiteinde van het mes tot het platte oppervlak hier. 5. Meet de afstand tussen de rand van het voorste mes en het horizontale oppervlak, en de afstand tussen de rand van het achterste mes en het horizontale oppervlak (Figuur 67 en Figuur 68).
Maaidek verwijderen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand. 4. Draai de twee onderste bouten los waarmee de afdekking van het maaidek is bevestigd aan het maaidek. Zie De afdekking van het maaidek losmaken (bladz. 34). 5.
Grasgeleider vervangen Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Controleer de grasgeleider op schade. WAARSCHUWING Als de uitworpopening niet afgedekt is, kan de machine voorwerpen uitwerpen naar u of naar omstanders; dit kan ernstig letsel veroorzaken. Daarnaast kunt u ook in contact komen met het mes. Gebruik de machine nooit zonder dat de grasgeleider, de uitworpafsluiter of het grasopvangsysteem is gemonteerd. 1.
Reiniging De onderkant van het maaidek reinigen Onderhoudsinterval: Na elk gebruik—Maaikast reinigen. Belangrijk: U kunt het voertuig met een mild reinigingsmiddel en water wassen. Was de machine nooit met een hogedrukreiniger. Gebruik niet te veel water, vooral niet in de buurt van het bedieningspaneel, onder de stoel en rond de motor, de hydraulische pompen en de motors. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
Stalling 12. Veiligheid tijdens opslag Wanneer de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet deze worden voorbereid op stalling. De machine wordt als volgt voorbereid op stalling: A. • Laat de motor afkoelen voordat u de machine opslaat. • U mag de machine of brandstof niet opslaan in de nabijheid van een open vuur of binnenshuis brandstof aftappen. Voeg een stabilizer/conditioner op aardoliebasis toe aan de brandstof in de tank.
Opslag van de accu 1. Laad de accu volledig op. 2. Laat de accu 24 uur ongemoeid en controleer dan de spanning van de accu. Opmerking: Indien de accuspanning lager is dan 12,6 V, moet u stappen 1 en 2 herhalen. 3. Koppel de kabels los van de accu. 4. Controleer regelmatig de spanning en zorg dat die altijd minstens 12,4 V is. Opmerking: Indien de accuspanning lager is dan 12,4 V, moet u stappen 1 en 2 herhalen. Tips voor het bewaren van de accu • Bewaar de accu rechtop in een koele, droge omgeving.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Mogelijke oorzaak Remedie De brandstoftank is ingedeukt of de machine raakt regelmatig zonder brandstof. 1. Het papierelement van het luchtfilter is verstopt. 1. Reinig het papierelement. De motor raakt oververhit. 1. De motor is te zwaar belast. 1. De rijsnelheid verminderen. 2. Het oliepeil in het carter is te laag. 3. De koelribben en luchtkanalen onder de ventilatorbehuizing van de motor zijn verstopt. 4. Het luchtfilter is vuil. 2.
Probleem De machine drijft niet aan. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak 1. De omloopkleppen zijn open. 1. Sluit de sleepkleppen. 2. De tractieriemen zijn versleten, los of stuk. 3. De tractieriemen zitten niet op de poelies. 4. De transmissie is uitgevallen. 2. Neem contact op met een erkende servicedealer. 3. Neem contact op met een erkende servicedealer. 4. Neem contact op met een erkende servicedealer. 1. Het maaimes (de maaimessen) is (zijn) verbogen of niet in balans. 1.
Schema's g028022 Installatieschema (Rev.
Opmerkingen:
Privacyverklaring EEA/VK Toro’s gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.