Form No. 3361-735 Rev A Z580-D Z Master® met 132 cm of 152 cm TURBO FORCE® maaidek met zijuitworp Modelnr.: 74264TE—Serienr.: 290000001 en hoger Modelnr.: 74265TE—Serienr.: 290000001 en hoger Om uw product te registreren of om een gebruikershandleiding of onderdelencatalogus te downloaden, gaat u naar www.Toro.com.
Inleiding Figuur 2 Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om letsel en schade aan de machine te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. 1. Veiligheidssymbool Er worden in deze handleiding nog 2 woorden gebruikt om uw aandacht op bijzondere informatie te vestigen.
Veiligheid Onderhoud ................................................................ 33 Aanbevolen onderhoudsschema ............................. 33 Smering.................................................................. 34 Smering.............................................................. 34 Maaidek en riemspanpoelies smeren.................... 35 Onderhoud motor.................................................. 36 Onderhoud van het luchtfilter.............................
◊ onjuist gebruik van de rem, ◊ het type machine is niet geschikt voor het specifieke werk, ◊ zich onvoldoende bewust zijn van de specifieke omstandigheden van het terrein, met name op hellingen, ◊ onjuiste bevestiging en verdeling van lasten. • Alle werktuigkoppelingen uitschakelen en versnelling in vrij schakelen voordat u de motor start. • Gebruik de maaimachine niet op hellingen van meer dan 15 graden. • Denk eraan dat elke helling gevaarlijk is.
– als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de maaimachine op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit voordat u de machine weer gebruikt; als de maaimachine abnormaal trilt (direct controleren) • Schakel de aandrijving naar de werktuigen uit als u de machine transporteert of niet gebruikt.
• Start nooit plotseling heuvelopwaarts op een helling, want dit kan tot gevolg hebben dat de machine achteroverkantelt. • Houd er rekening mee dat de wielen hun grip kunnen verliezen tijdens een afdaling. Als het gewicht wordt verplaatst naar de voorwielen, kunnen de aandrijfwielen gaan slippen en kunt u niet meer remmen of sturen. • Nooit starten of stoppen op een helling. Als de wielen grip verliezen, moet u de maaimessen uitschakelen en de heuvel langzaam afrijden.
Hellingdiagram 7
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 98-1977 1. Risico om gegrepen te worden, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 58-6520 1. Smeervet 98-4387 1. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 93-7010 1. Maaimachine kan voorwerpen uitwerpen – 2.
107-2131 1. Peil hydraulische vloeistof 2. Waarschuwing – Raak het hete oppervlak niet aan. 104-2449 107-1866 1.
7-3968 1. Uitschakelen 2. Inschakelen 3. Parkeerrem 107-3969 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Ledematen kunnen bekneld raken, maaimachine – Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u werkzaamheden onder de maaimachine gaat verrichten. 107-3961 1. Maaihoogte in millimeters 107-7719 1. Ledematen kunnen worden gesneden/geamputeerd en worden gegrepen, ventilator, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. 2.
108-5957 110-2067 110-2068 108-5981 1. Lees de Gebruikershandleiding.
114-9600 1. Lees de Gebruikershandleiding. 110-3851 1. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 117-0912 1. Indrukken om in te schakelen. 2. Motor – Voorgloeien 3. Lees de Gebruikershandleiding. 4. Snel 5. Continu snelheidsregeling 6. Langzaam 110-3852 1. Verwijder het sleuteltje uit het contact en lees de instructies voordat u service- of onderhoudswerkzaamheden uitvoert. 2.
Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken. 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 6. Houd omstanders op veilige afstand van de accu. 7. Draag oogbescherming; explosieve gassen kunnen blindheid en ander letsel veroorzaken 8. Accuzuur kan blindheid of ernstige brandwonden veroorzaken. 9. Ogen direct met water spoelen en snel arts raadplegen. 10.
107-3964 1. Waarschuwing – Gebruik geen drugs of alcohol. 2. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding en zorg ervoor dat u instructie in het gebruik krijgt. 3. Waarschuwing – Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en verwijder het sleuteltje uit het contact voordat u de machine verlaat. 4. Waarschuwing – Draag gehoorbescherming. 5. Lees de Gebruikershandleiding. 110-0820 1. Snel 2. Langzaam 5. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 6.
Algemeen overzicht van de machine Urenteller De urenteller registreert het aantal uren dat de motor in bedrijf is geweest. De urenteller werkt als de motor loopt. Gebruik deze tijden om regelmatig onderhoudswerkzaamheden te plannen (Figuur 4). Indicators veiligheidssysteem Er bevinden zich symbolen op de urenteller en deze geven met een zwarte driehoek aan dat het veiligheidssysteem zich in de juiste stand bevindt Figuur 5).
Neutrale vergrendelstand Gebruiksaanwijzing De neutrale vergrendelstand wordt gebruikt met het veiligheidssysteem en wordt gebruikt om de neutraalstand te bepalen. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Contactschakelaar Brandstof bijvullen Deze schakelaar, waarmee u de motor van de maaimachine start, heeft drie standen. STARTEN, LOPEN en UIT. De motor loopt op schone verse dieselbrandstof met een octaangetal van minimaal 40.
Biodieselklaar Deze machine kan ook gebruik maken van een dieselmengsel tot maximaal B20 (20% biodiesel, 80% petrodiesel). Het deel petrodiesel moet een laag of ultralaag zwavelgehalte hebben. In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
De omkantelbeveiliging (rolbeugel) gebruiken (ROPS, Rollover Protection System) De brandstofafsluitklep bevindt zich achter de linkerkant van de stoel. De machine heeft twee brandstoftanks. Een tank bevindt zich op de linkerkant en een tank op de rechterkant. Elke tank is aangesloten op de brandstofafsluitklep. Hiervandaan loopt een gemeenschappelijke brandstofslang naar de motor (Figuur 6).
Veiligheid staat voorop Lees alle veiligheidsinstructies in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen. Bij maaien op nat gras of een steile helling bestaat de kans dat de wielen slippen en u de macht over de machine verliest. Wielen die over randen heen komen, kunnen tot gevolg hebben dat de machine omkantelt, hetgeen ernstig of dodelijk letsel dan wel verdrinking kan veroorzaken. Figuur 7 1. Volledig omlaag geklapt 2.
Parkeerrem in werking stellen 1. Zet de rijhendels (Figuur 17) in de vergrendelde neutraalstand. 2. Trek de parkeerrem naar achteren en omhoog om deze in werking te stellen (Figuur 11). De parkeerremhendel moet vast blijven staan op Ingeschakeld. De kans bestaat dat de parkeerrem de machine niet in stilstaande toestand houdt als deze op een helling is geparkeerd; hierdoor kan lichamelijk letsel of schade aan eigendommen ontstaan. Figuur 9 1.
Starten en stoppen van de motor Belangrijk: Start de motor telkens niet langer dan 30 seconden om te voorkomen dat de startmotor oververhit raakt. 10. Als de motor niet direct start, zet u de gashendel op Snel en draait u contactsleuteltje op Start. Starten in normale weersomstandigheden Opmerking: Meerdere startpogingen kunnen nodig zijn als u de motor voor de eerste keer start nadat er helemaal geen brandstof in het brandstofsysteem heeft gezeten. 1.
3. Houd de schakelaar van de gloeibougie 10 tot 15 seconden ingedrukt. Het lampje gaat dan branden. 4. Laat de schakelaar na 10–15 seconden los. Het lampje zal dan doven. Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen terwijl deze onbeheerd staat. 5. Draai het contactsleuteltje op Start en het indicatielampje van de gloeibougies gaat weer branden. Laat het sleuteltje los zodra de motor aanslaat.
Het Veiligheidssysteem Controleer de werking van het veiligheidssysteem telkens voordat u de machine in gebruik neemt. Als het veiligheidssysteem niet werkt zoals hieronder wordt beschreven, moet u het direct laten repareren door een erkende Service Dealer. 1. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de parkeerrem in werking en schakel de aftakas in. Probeer de motor te starten; de motor mag nu niet gaan draaien. 2.
Vooruitrijden Achteruitrijden 1. Zet de parkeerrem vrij; zie Parkeerrem vrijzetten in , bladz. . 1. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand. 2. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand. 2. Om achteruit te rijden, trekt u de rijhendels naar achteren (Figuur 17). 3. Om vooruit te rijden, duwt u de rijhendels langzaam naar voren (Figuur 17). Om in een rechte lijn te rijden, moet u gelijkmatige druk uitoefenen op beide rijhendels (Figuur 17).
Figuur 19 Figuur 18 1. Maaihoogtehendel 1. Antiscalpeerrol 2. Afstandsstuk 3. Lagerbus 2. Pen 4. Flensmoer 5. Bout 2. Om de maaihoogte in te stellen, verwijdert u de pen uit de maaihoogtebeugel (Figuur 18). 3. Kies de opening in de maaihoogtebeugel die overeenkomt met de gewenste maaihoogtestand, en steek daarin de pen (Figuur 18). 4. Zet de maaihoogtehendel in de gewenste stand.
dat u de sluitnokken en de plaat zodanig plaatst dat u het beste maairesultaat verkrijgt. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Om de sluitnokken te verstellen, draait u de hendel omhoog om ze los te maken (Figuur 22). 4.
Figuur 26 1. Knop voor stoelophanging Figuur 25 2. Instelhendel bestuurdersstoel De rugleuning verstellen Bestuurdersstoel instellen De bestuurdersstoel verstellen De rugleuning kan worden versteld zodat u kunt rijden in een comfortabele positie. Zet de rugleuning in een positie die voor u het meest comfortabel is. U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De positie van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit.
2. Duw de stoelvergrendeling naar achteren om de stoel te ontgrendelen. 3. Zet de stoel omhoog. Hierdoor kunt u bij het deel van de machine onder de stoel komen (Figuur 28). Figuur 29 Figuur 28 1. Stoelvergrendeling 2. Brandstoftankdop 1. Zijkant bedieningspaneel 2. Omloopklep 3. Stoel 3. Hydraulische pompen Zijafvoer gebruiken Machine met de hand duwen Het maaidek is uitgerust met een scharnierende grasgeleider, die het maaisel zijwaarts en omlaag naar het gazon afvoert.
Transport van de machine gevolg hebben dat de machine achteroverkantelt. Als u de machine inlaadt op of in de nabijheid van een helling, moet u de aanhanger of vrachtwagen zo plaatsen dat deze lager op de helling staat en de hellingbaan hoger op de helling. Hierdoor wordt de hoek die de hellingbaan maakt, zo klein mogelijk. De aanhanger of de vrachtwagen moet zo horizontaal mogelijk staan. Gebruik een aanhanger of vrachtwagen voor zwaar vervoer om de machine te transporteren.
Figuur 31 1. Z Stand 2. Sluiting 3. Beugel 3. Zet de vergrendeling omhoog. Draai het voetstuk van de Z Stand aan de voorkant naar buiten en schuif de Z Stand in de richting van de machine in de onderkant van de sleuf (Figuur 31 en Figuur 32). 4. Verleng de Z Stand door de gaffelpen en R-pen uit de buitenste buis te verwijderen en de het voetstuk eruit te schuiven. 5. Lijn de openingen uit en plaats de gaffelpen en de R-pen. Figuur 30 1. Aanhanger 2. Hellingbaan 4. Pen van beugel 5.
de maaihoogte dus niet te laag en zorg ervoor dat het maaidek niet helemaal door ongemaaid gras is omgeven. Probeer altijd één zijkant van de machine vrij van ongemaaid gras te houden, zodat lucht kan worden aangezogen. De kans bestaat dat de parkeerrem de machine niet houdt als deze op de Z Stand staat; hierdoor kan lichamelijk letsel of schade aan eigendommen ontstaan. Wanneer u een gazon voor de eerste keer maait Plaats de machine nooit op de Z Stand tenzij de wielen zijn vastgezet of geblokkeerd.
Lang gras Als u het gras iets langer dan normaal hebt laten groeien of als het een hoog vochtgehalte heeft, moet u de maaihoogte hoger dan normaal instellen en het gras op deze hoogte maaien. Daarna het gras op de lagere, normale hoogte maaien. Stoppen tijdens het maaien Als u de machine tijden het maaien moet stoppen, kan er een kluit maaisel op het gazon achterblijven. Om dit te voorkomen, moet u de messen inschakelen en de maaimachine rijden naar een gedeelte van het gazon dat al is gemaaid.
Onderhoud Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Peil van de motorkoelvloeistof controleren. • Het peil van de hydraulische vloeistof controleren. Na de eerste 25 bedrijfsuren • Vervang het hydraulische filter. Na de eerste 50 bedrijfsuren • De motorolie verversen. • Motoroliefilter vervangen. Na de eerste 100 bedrijfsuren • Sleufmoer van wielnaaf controleren. • Wielmoeren controleren. • Olie in tandwielkast verversen.
Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit het contact en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de machine. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie. Smering Smeerpunten Smering Pomp vet in de smeernippels volgens het tijdschema op de instructiesticker Controle en Onderhoud (Figuur 34).
Maaidek en riemspanpoelies smeren 7. Smeer de arm van de spanpoelie van de aandrijfriem van de aftakas (Figuur 36). 8. Smeer de arm van de riemspanpoelie van de pomp (Figuur 36). Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren—Smeer het maaidek en de assen. Om de 25 bedrijfsuren—Smeer de arm van de riemspanpoelie. Om de 25 bedrijfsuren—Smeer de arm van de riemspanpoelie van de pomp. Om de 25 bedrijfsuren—Smeer de arm van de spanpoelie van de aandrijfriem van de aftakas. Smeren met nr.
Onderhoud motor Onderhoud van het luchtfilter Opmerking: U moet de filters vaker controleren als de machine wordt gebruikt in buitengewoon stoffige of zanderige omstandigheden. Het luchtfilter verwijderen Onderhoudsinterval: Om de 250 bedrijfsuren 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
Motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Opmerking: Controleer het oliepeil als de motor koud is. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3.
Motorolie verversen Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 100 bedrijfsuren 1. Start de motor en laat deze vijf minuten lopen. Warme olie kan beter worden afgetapt. 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 3. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 4. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 5.
Om de 200 bedrijfsuren 1. Tap de motorolie af; zie Motorolie verversen. Plaats een druippan onder de olielekbak om olie op te vangen uit het oliefilter en de oliekanalen in de motor. 2. Draai het filter naar links om het te verwijderen (Figuur 46 en Figuur 47). Opmerking: U moet het oliefilter op de juiste wijze afvoeren. Verwerk dit volgens de plaatselijk geldende voorschriften. Figuur 44 1. Motorolie 3.
Onderhoud brandstofsysteem 2. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Onderhoud van het brandstoffilter 4. Sluit de brandstofafsluitklep(Figuur 49). 5. Maak de slangklemmen los en ontkoppel de brandstofslangen van het brandstoffilter (Figuur 49).
Onderhoud elektrisch systeem Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan. Onderhoud van de accu Waarschuwing • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing Accuklemmen, accupolen en dergelijke onderdelen bevatten lood en loodverbindingen.
Accu opladen 8. Schuif de hydraulische tank weg van de accu. 9. Verwijder de accu. Bij het opladen produceert de accu gassen die tot ontploffing kunnen komen. Rook nooit in de buurt van de accu en zorg ervoor dat er geen vonken of vlammen vlakbij de accu komen. Belangrijk: Zorg ervoor dat de accu altijd volledig geladen is (soortelijk gewicht 1,265). Dit is vooral belangrijk om beschadiging van de accu te voorkomen bij temperaturen beneden 0 °C. 1. Zorg ervoor dat de vuldoppen op de accu zijn geplaatst.
Onderhoud aandrijfsysteem 2. Om een zekering te vervangen, trekt u de zekering omhoog. 3. Monteer een nieuwe zekering (Figuur 53). De sporing afstellen Onder de stoel zit een knop waarmee de sporing van de machine kan worden afgesteld. Belangrijk: U moet eerst de neutraalstand van de hendel en de neutraalstand van de hydraulische pomp afstellen voordat u de sporing afstelt. Zie Neutraalstand van hendel afstellen in , bladz. en Neutraalstand van hydraulische pomp afstellen in , bladz. . 1.
Sleufmoer van wielnaaf controleren Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren—Sleufmoer van wielnaaf controleren. Om de 500 bedrijfsuren—Sleufmoer van wielnaaf controleren. Na de eerste 100 bedrijfsuren—Wielmoeren controleren. Om de 500 bedrijfsuren—Wielmoeren controleren. De sleufmoer moet worden aangedraaid met een torsie van 170 Nm. 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
Lager van draaipunt van zwenkwiel afstellen 3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren 1. Schakel de aftakas uit, zet de rijhendels in de vergrendelde neutraalstand en stel de parkeerrem in werking. 2.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Ontgrendel de stoel en kantel deze naar voren. 4. Maak de knoppen van het voorpaneel los en verwijder het paneel. 5. Trek aan de veerbelaste spanpoelie voor de aandrijfriem van de aftakas en verwijder de riem van de poelie van de koppeling (Figuur 59). Figuur 60 1. Koppeling 2. Twee bouten en moeren voor band van koppeling 3.
Onderhoud koelsysteem 16. Monteer de rubberen band van de koppeling op het frame van de maaier met de twee bouten en moeren die u eerder hebt verwijderd (Figuur 60). Onderhoud van het koelsysteem 17. Trek aan de veerbelaste spanpoelie voor de aandrijfriem van de aftakas en monteer deze op de poelie van de koppeling (Figuur 59). 18. Sluit de stekker voor de elektrische aansluiting van de koppeling aan (Figuur 60).
Type vloeistof: mengsel dat half uit antivries/Dex-Cool® met verlengde levensduur en half uit water bestaat Inhoud van koelsysteem: 4,6 l Opmerking: U mag de radiatordop niet verwijderen. Anders kan er lucht in het koelsysteem komen. 1. Plaats de machine op een horizontaal vlak, zet de motor af en stel de parkeerrem in werking. 2. Ontgrendel de stoel en kantel deze omhoog. 3. Als de motor is afgekoeld, controleert u het peil van de overloopfles.
Onderhouden remmen Onderhoud riemen Parkeerrem afstellen Riemen controleren Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren Controleer de riemen op scheuren, gerafelde randen, schroeiplekken of andere schade. Vervang beschadigde riemen. 1. Stel de parkeerrem in werking, hendel omhoog. 2. Meet de lengte van de veer. De lengte tussen de ringen moet 64 mm zijn (Figuur 64). Aandrijfriem van maaidek vervangen 3.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Maak de knoppen van het frontpaneel van de motor los en verwijder het paneel (Figuur 67). Figuur 65 3. Bout 4. Steek sleuf in de lip 1. Aandrijfriemkap 2. Sluiting Figuur 67 1. Knop 2. Frontpaneel van motor 4. Haal de veer van de arm van de spanpoelie (Figuur 68). 5. Verwijder de aanslagbeugel van de koppeling. 6.
Figuur 69 1. Koppeling 2. Aandrijfriem van pomp 3. Veer 4. Veerbelaste spanpoelie Figuur 68 1. Tandwielkast 2. Veer 3. Veerbelaste spanpoelie 4. Koppeling 5. Rubberen aanslag van koppeling 6. Aandrijfriem van aftakas Riem van wisselstroomdynamo vervangen en spannen Riem van wisselstroomdynamo vervangen Aandrijfriem van pomp vervangen Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Wisselstroomdynamo controleren. Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren—Aandrijfriem van pomp controleren. 1.
12. Monteer het scherm van de oliekoeler en de beugels van de motor aan het achterframe met de 4 bouten die u eerder hebt verwijderd (Figuur 70). 13. Monteer de beugels van de motor aan de zijkant van de machine (Figuur 70). 14. Draai de onderste bout vast en monteer de bovenste bout waarmee de wisselstroomdynamo en de kap vastzitten (Figuur 72). Riem van wisselstroomdynamo spannen Figuur 70 1. Scherm van oliekoeler 2. Bouten 1. Plaats een staaf tussen de wisselstroomdynamo en het motorblok. 3.
Onderhoud bedieningsysteem 8. Als de schakelhendel moet worden afgesteld, draait u de moer en de contramoer tegen de gaffel (Figuur 74). Neutraalstand van schakelhendel afstellen 9. Oefen een lichte achterwaartse druk uit op de schakelhendel, draai de kop van de stelbout in de juiste richting totdat de hendel in de vergrendelde neutraalstand is gecentreerd (Figuur 74). Als de schakelhendels niet in één lijn staan of gemakkelijk in de sleuf van het bedieningspaneel glijden, moeten zij worden afgesteld.
Onderhoud hydraulisch systeem Onderhoud van het hydraulische systeem Het peil van de hydraulische vloeistof controleren Figuur 75 1. Dop 2. Keerplaat Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren 3. Peil koude vloeistof–VOL 4. Peil warme vloeistof–VOL Om de 25 bedrijfsuren Type vloeistof: Mobil 1 15W-50 synthetische motorolie of gelijkwaardige synthetische olie. Belangrijk: Gebruik de voorgeschreven vloeistof of een gelijkwaardig product. Andere vloeistoffen kunnen schade aan het systeem veroorzaken.
Opmerking: Bij de jaarlijkse interval moet de hydraulische olie worden ververst als het hydraulische filter wordt vervangen. 7. Vul de hydraulische tank met hydraulische vloeistof totdat de vloeistof over het filter stroomt. Draai vervolgens het oliefilter rechtsom totdat de rubberen pakking contact maakt met het filtertussenstuk. Draai het filter daarna met de hand nog een extra 1/2 slag vast (Figuur 76). 1.
Opmerking: Houd de omgeving van het hydraulische systeem vrij van aangekoekt gras en rommel. Laat de motor lopen zodat u de rijhendels kunt afstellen. Contact met bewegende onderdelen of hete oppervlakken kan lichamelijk letsel veroorzaken. Hydraulische vloeistof die onder druk ontsnapt, kan door de huid heen dringen en letsel veroorzaken. Houd kleding, gezicht, handen, voeten en andere lichaamsdelen uit de buurt van de draaiende onderdelen, de geluiddemper en andere hete oppervlakken.
6. Draai de borgmoeren op de kogelverbindingen vast (Figuur 79). Figuur 78 1. Sporingsknop 2. Hydraulische tank Figuur 79 4. Draai in deze richting als de machine naar links trekt. 5. Draai in deze richting als de machine naar rechts trekt. 1. Dubbele moeren 2. Pompstang 3. Stelbout 4. Borgmoer 5. Kogelverbinding 6. Pompen 3. Hydraulische pompen De beveiliging van het elektrische systeem zal niet goed werken als de verbindingsdraad is gemonteerd. Neutraalstand linker hydraulische pomp afstellen 1.
Onderhoud van het maaidek 2. Meet het rechtermes bij punt B. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van het maaimes (Figuur 80). 3. Noteer deze afstand. Deze afstand moet ongeveer 79 tot 83 mm bedragen. 4. Zet het linker maaimes horizontaal (Figuur 80). 5. Meet het linker mes bij punt C (Figuur 80). Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van het maaimes. 6. Noteer deze afstand. Deze afstand moet ongeveer 79 tot 83 mm bedragen. 7.
de moer op de voorkant van elke veer (Figuur 83). Als u de moer rechtsom draait, wordt de veer korter; als u de moer linksom draait wordt de veer langer. 4. U borgt de moer in deze positie door de contramoer van de veer vast te draaien (Figuur 83). Figuur 82 1. Meet hier de afstand van het mes tot het harde oppervlak 2. Meten bij A en B 3. Noteer deze afstand. 4. Meet het rechtermes bij punt B. Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand van het maaimes (Figuur 82). Figuur 83 1.
3. Draai de messen totdat de uiteinden in de lengterichting liggen (Figuur 85). Meet de afstand tussen een horizontaal oppervlak en de snijrand, positie A, van de messen (Figuur 85). Noteer deze afstand. Een versleten of beschadigd mes kan breken en een stuk van het mes kan worden uitgeworpen in de richting van de gebruiker of omstanders en ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen. • Controleer op gezette tijden het maaimes op slijtage of beschadigingen. • Vervang een versleten of beschadigd mes.
gebruiken. Gebruik ter vervanging nooit messen van andere fabrikanten omdat dit in strijd kan zijn met de veiligheidsnormen. Figuur 87 1. Mes Contact met een scherp mes kan ernstig letsel veroorzaken. 2. Mesbalans Maaimessen monteren Draag handschoenen of wikkel een lap om de scherpe kanten van het mes. 1. Monteer het mes op de as (Figuur 88). Belangrijk: Het gebogen deel van het mes moet naar de binnenzijde van de maaikast wijzen om een goede maaikwaliteit te garanderen. 2.
Reiniging 2. Plaats een afstandsstuk en de veer op de grasgeleider. Plaats het Leind van de veer achter de rand van het maaidek. Onderkant van het maaidek reinigen Opmerking: Zorg ervoor dat het L-vormige eind van de veer is gemonteerd achter de rand van het maaidek voordat u de bout plaatst zoals wordt aangegeven in Figuur 89. Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Verwijder elke dag het aangekoekte gras aan de onderkant van het maaidek. 3. Monteer de bout en de moer.
Stalling B. Laat de motor vijf minuten lopen om de stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem te verspreiden. Reiniging en stalling C. Zet de motor af, laat deze afkoelen en tap de brandstoftank af; zie Brandstoftank aftappen in , bladz. . 1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking en draai het contactsleuteltje op UIT. Verwijder het sleuteltje. 2. Maaisel, vuil en vet van de buitenkant van de gehele machine verwijderen, met name van de motor en het hydraulische systeem.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. De motor verliest vermogen. De motor raakt oververhit. De machine drijft niet aan. Abnormale trillingen. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. De aftakas uitschakelen. 2. De parkeerrem is niet in werking. 3. De bestuurder zit niet op de bestuurdersstoel. 4. De accu is leeg. 5. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 6.
Probleem Onregelmatige maaihoogte. Mogelijke oorzaak 1. Maaimes(sen) bot. 1. Mes(sen) slijpen. 2. Maaimes(sen) verbogen of niet in balans. 3. Het maaidek staat niet horizontaal. 2. Nieuwe maaimes(sen) monteren. 4. De onderkant van het maaidek is vuil. 5. De bandenspanning is niet correct. 6. Mesas verbogen. Messen draaien niet. Remedie 3. Stel de maaimachine horizontaal en in de correcte schuinstand. 4. Onderkant van het maaidek schoonmaken. 5. Banden op juiste spanning brengen. 6.
Schema's Elektrisch schema (Rev.
International Distributor List Distributor: Atlantis Su ve Sulama Sisstemleri Lt Balama Prima Engineering Equip B-Ray Corporation Casco Sales Company Ceres S.A CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd Cyril Johnston & Co Equiver Femco S.A. G.Y.K. Company ltd. Geomechaniki of Athens Guandong Golden Star Hako Ground and Garden Hako Ground and Garden Hayter Limited (U.K.) Hydroturf Int. Co Dubai Hydroturf Egypt LLC Ibea S.p.A. Irriamc Irrigation Products Int'l Pvt Ltd Jean Heybroek b.v. Lely (U.K.) Limited Maquiver S.A.
Landscape Contractor Equipment (LCE) De Toro totaalgarantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt Overeenkomstig een overeenkomst tussen Toro Company en diens dochteronderneming, Toro Warranty Company, bieden deze de oorspronkelijke aankoper garantie op reparatie van de betreffende Toro producten als deze defect zijn wegens materiaal of arbeid.