Operator's Manual

Onderhoud
55
Onjuiste
afstelling van maaier
corrigeren
Als één maaimes lager maait dan het andere,
corrigeert u dat als volgt:
1. Stop de motor, verwijder de sleutel uit het
contactslot en verwijder de bougiekabel(s) van
de bougie(s).
2. Breng alle banden op de voorgeschreven
spanning en controleer of de messen niet
verbogen zijn. Zie Op verbogen messen
controleren, pagina 53.
3. Stel de maaihoogte in op 63,5 mm (2-1/2”). Zie
Maaihoogte instellen in het hoofdstuk Gebruiks-
aanwijzing. Zorg ervoor dat de pennen op de
frameblokken rusten en controleer de draai-
punten van de duwstang op slijtage.
Vlakstelling voor - achter instellen
1. Controleer de bandenspanning bij maaidek en
machine.
2. Zet één maaimes zo dat het van voren naar
achteren wijst (Fig. 61). Meet op punt “C” en
“D” (Fig. 61) vanaf een horizontaal oppervlak
tot aan de snijkant van de mespunten (Fig. 62).
3. De maaier moet 6–13 mm (1/4”–1/2”) lager zijn
aan de voorkant “C” dan aan de achterkant “D”.
Voor het andere mes herhalen.
D
Voorzijde
C
D
m-3372
C
Figuur 61
    
 
m-3372
Figuur
62
4. Om de vlakstelling van voor naar achter te
veranderen, verwijdert u de borgring en
verplaatst u een gelijk aantal drukringen van
beide zwenkwielvorken. Verplaats de drukringen
van de bovenkant van de ophangbuis van het
draagframe naar de onderkant om de voorkant
van de maaier hoger te zetten. V
erplaats de
drukringen van de onderkant van de ophangbuis
naar de bovenkant om de voorkant van de maaier
te laten zakken (Fig. 33).
5. Zijwaartse vlakstelling instellen.