Operator's Manual
52
7. Als de afstanden bij punten B of C niet correct zijn,
maakt u de bout los waarmee de achterste ketting is
bevestigd aan de achterste steunarm (Fig. 65).
1
1
5
4
3
Voorkant
2
2
6
7
m–6920
Figuur 65
1. Achterste ketting
2. Achterste steunarm
3. Bout
4. Contramoer
5. Stelbout
6. Voorste wartel
7. Voorste steunarm
8. Maak de contramoer onder de achterste steunarm los
en draai aan de stelbout totdat de afstand 79–82 mm
bedraagt.
Opmerking: Het verdient aanbeveling dat de afstand aan
beide kanten van het maaidek hetzelfde is.
9. Draai de contramoer onder de achterste steunarm vast
alsmede de bout waarmee de ketting is bevestigd aan
de achterste steunarm.
10. Stel de andere kant af indien dit nodig is.
Schuinstand van het maaidek instellen
1. Zet het rechter maaimes in de schuinstand (Fig. 66).
2. Meet bij punt A (Fig. 66) de afstand tussen een
horizontaal oppervlak en de snijrand van het rechter
maaimes (Fig. 67).
3. Noteer deze afstand.
4. Meet bij punt B (Fig. 66) de afstand tussen een
horizontaal oppervlak en de snijrand van het rechter
maaimes (Fig. 67).
5. Noteer deze afstand.
6. Het maaimes moet 6 tot 10 mm lager staan bij punt
A dan bij punt B (Fig. 66). Indien dit niet het geval is,
gaat u als volgt te werk.
B
m–1078
A
Voorkant
Figuur 66
m–2539
AFSTAND TUSSEN SNIJRAND EN HORIZONTAAL
OPPERVLAK METEN
Figuur 67
Opmerking: Beide voorste wartels moeten in dezelfde
mate worden afgesteld ten behoeve van een gelijkmatige
kettingspanning.
7. Draai de contramoeren op de voorkant van de rechter-
en linkerwartel ongeveer 13 mm (Fig. 68) los.
8. Draai aan de drukmoeren op de linker- en rechterzijde
van de machine totdat de voorkant van het maaimes
bij A 6 tot 10 mm lager staat dan de achterkant bij
B (Fig. 68).
9. Draai de contramoeren van beide wartels vast tegen de
voorste wartel om de hoogte te borgen.
10. Controleer of de spanning op de kettingen gelijk is, en
stel opnieuw af indien dit nodig is.