Operator's Manual

Onderhoud
38
2
1
1
m–3606
2
Figuur 32
1. Radiateurdop 2. Dop
van reservoir
NB.: Desgewenst kunt u een slang met een
binnendiameter van ca. 1 cm op de
aftapkraan aansluiten.
3. Open de aftapkraan onder aan de radiateur en
laat de koelvloeistof in een opvangbak lopen.
Als er geen koelvloeistof meer uitstroomt, sluit u
de aftapkraan.
4. Verwijder de aftapplug uit de motor en laat de
koelvloeistof in een opvangbak lopen. Als er
geen koelvloeistof meer uitstroomt, monteert u
de aftapplug.
5. Vul de radiateur langzaam met een
50/50 mengsel van water en permanente
ethyleenglycol antivries. Draai de dop weer op
de radiateur.
6. Vul het reservoir langzaam totdat het peil de
bovenste lijn bereikt. NIET OVERVULLEN.
Draai de dop op het reservoir.
7. Start de motor en laat hem lopen totdat hij warm
is. Controleer het koelvloeistofpeil opnieuw
nadat de motor afgekoeld is. Indien nodig
bijvullen; zie Koelsysteem controleren,
pagina 17.
Bougies
Onderhoudsinterval/Specificatie
Controleer de bougies en stel indien nodig de
elektrodenafstand af. Vervang de bougies na elke
100 bedrijfsuren. Controleer of de afstand tussen de
midden- en zij-elektrode correct is voordat u de
bougie monteert. Gebruik een bougiesleutel om
bougies te verwijderen en te monteren en een
voelermaat om de elektrodenafstand te meten en af te
stellen.
Type:
NGK BMR4A
Elektrodenafstand: 0,6-0,7 mm (0.024-0.028”)
Bougies verwijderen
1. Aftakas uitschakelen, parkeerrem aantrekken,
hefinrichting laten zakken en contactsleutel op
“STOP” draaien om de motor te stoppen.
Contactsleutel verwijderen.
2. Open de motorkap.
3. Trek de kabels(s) van de bougie(s) af (fig. 33).
Maak de omgeving van de bougie(s) schoon, om
te voorkomen dat vuil in de motor terecht komt
en schade veroorzaakt.