Operator's Manual

Onderhoud
32
3. Open de motorkap.
4. Druk de uiteinden van de slangklem naar elkaar
toe en schuif de slangklem over de brandstof-
slang, naar de brandstoftank toe (Fig. 30).
5. Trek de brandstofslang van het filter af (Fig. 30).
Open de kraan en laat de benzine in een
opvangbak of jerrycan lopen.
NB.: Omdat de tank nu toch leeg is, is dit
een goed moment om het
brandstoffilter te vervangen.
6. Monteer de brandstofslang aan het filter. Schuif
de slangklem naar het filter toe om brandstof-
slang en filter vast te zetten. Zie Brandstoffilter
vervangen, pagina (Fig. 32).
1
2
3
1217
Figuur 30
1. Slangklem
2. Brandstofleiding
3. Filter
Brandstoffilter
Onderhoudsinterval/Specificatie
Vervang het brandstoffilter na elke 100 bedrijfsuren
of elk jaar, waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden.
Brandstoffilter vervangen
Na verwijderen nooit een vuil filter opnieuw aan de
brandstofslang monteren.
1. Maaikoppeling (aftakas) uitschakelen, parkeer-
rem in werking stellen en contactsleutel op
“OFF” draaien om de motor te stoppen.
Verwijder de sleutel.
2. Draai de brandstofkraan aan de brandstoftank
dicht (Fig. 29).
3. Open de motorkap.
4. Knijp de uiteinden van d
e s
langklemmen naar
elkaar toe en schuif ze weg van het filter (Fig. 31).
5. Verwijder het filter van de brandstofleidingen.
1
2
3
1217
Figuur 31
1. Slangklem
2. Brandstofleiding
3. Filter
6. Monteer een nieuw filter en schuif de
slangklemmen terug tot dicht bij het filter.
7. Open de brandstofkraan aan de brandstoftank
(Fig. 29).
8. Sluit de motorkap.