FORM NO. 3321-857 ® Wheel Horse® 270HE Gazontractor Model Nr. 72115—9900001 & hoger Bedieningshandleiding BELANGRIJK: Handleiding zorgvuldig lezen. Hij bevat informatie voor uw veiligheid en die van anderen. Tevens dient u vertrouwd te raken met de bedieningsorganen en hun juist gebruik alvorens u met de machine kan gaan werken.
Inleiding Gefeliciteerd met uw aankoop van een Toro product. Wij allen bij Toro wensen dat u geheel met uw nieuwe machine tevreden bent. Voor hulp met service, originele Toro onderdelen of eventuele andere inlichtingen bent u altijd welkom bij uw plaatselijke Erkende Servicedealer. Altijd wanneer u zich met de erkende servicedealer of de fabriek in verbinding stelt, het model en serienummer van uw machine opgeven.
Inhoud Pag.
Veiligheid training te volgen. Bij zo’n instructie zou de nadruk moeten liggen op: Veilig omgaan met (zit-) kooigrasmaaimachines • de noodzaak tot zorg en oplettendheid tijdens het werken met zit-maaimachines. Deze machine voldoet (ruimschoots) aan de Europese normen die gelden bij het in productie gaan. Onjuist gebruik of onderhoud door de bestuurder of eigenaar kan echter lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Veiligheid benzine gemorst is, maar verwijder de machine uit de buurt van de plek waar gemorst is en voorkom ontbranding van wat dan ook totdat de brandstofdampen volledig verdwenen zijn. • Zorg dat alle brandstoftanks en afsluitdoppen weer veilig teruggeplaatst worden. 4. Vervang alle defecte geluiddempers. 5. Bekijk voor het gebruik altijd of de messen, de bevestigingsbouten van de messen en de messenkooi niet beschadigd of versleten zijn.
Veiligheid • nadat de machine een vreemd voorwerp geraakt heeft. Controleer de grasmaaier op schade en repareer indien nodig voordat opnieuw gestart wordt en de apparatuur weer bediend wordt. 2. Parkeer de apparatuur nooit in een gebouw terwijl er nog brandstof in de tank zit en waar de dampen in contact kunnen komen met open vuur of vonken. 3. 14.
Veiligheid Hellingmeter Alle veiligheidsinstructies op pag. 2-4 lezen. DEZE RAND UITLIJNEN MET EEN VERTIKAAL VLAK (BOOM, GEBOUW, HEKPAAL,TELEFOONPAAL ENZ.
Overzicht van gebruikte symbolen Waarschuwingsdriehoek Waarschuwingsdriehoek Lees de gebruiksaanwijzing Lees de technische handleiding voor de juiste onderhoudsprocedures Rondvliegende of weggeworpen voorwerpen - Blootstelling gehele lichaam Verlies van ledematen - De motor van de achterste maaier is in werking tijdens achteruitrijden Blijf op veilige afstand van de machine Blijf op veilige afstand van de machine Houd kinderen op veilige afstand van de machine Rondvliegende of weggeworpen voorwerpen
Veiligheid Snel Brandstof Langzaam Brandstofpeil Brandstofpeil Afname/Toename Aan/Draaien Inhoud vol Inhoud vol Aan/Draaien Koplampen - Groot licht Aan/Draaien Remsysteem Starten motor Stoppen motor Remsysteem Versnelling Aftakas Choke Inschakelen Motortemperatuur Uitschakelen Motorsmering oliedruk Ontgrendelen Motorsmering oliepeil Vergrendelen Key Choice schakelaar 7
Veiligheid Meerijden op deze machine is uitsluitend toegestaan op de passagiersstoel en uitsluitend indien de bestuurder niet gehinderd wordt in zijn uitzicht Messenkooi - Basissymbool Afstelling hoogte messenkooi Verbrijzelen vingers of handen - Kracht wordt uitgeoefend van de zijkant Messenkooi - laag Terugslag of opwaartse beweging - Verzamelde energie Messenkooi - opgehaald Afsnijden of bekneld raken voet - Ronddraaiende vijzel Schakel motor uit & verwijder sleutel voordat u onderhoudsof reparat
Benzine en olie Aanbevolen benzine LOODVRIJE normale benzine geschikt voor gebruik in auto’s gebruiken (minimum octaangehalte 85). Als loodvrije normale benzine niet verkrijgbaar is, mag loodhoudende normale benzine gebruikt worden. BELANGRIJK: Nooit methanol, benzine met methanol, of gasohol met meer dan 10% ethanol gebruiken, daar anders het brandstofsysteem beschadigd kan worden. Nooit olie met benzine mengen.
Benzine en olie • Houdt de benzine fris tijdens bewaren • Reinigt de motor terwijl hij loopt • Elimineert gumaanslag in het brandstofsysteem dat moeilijk starten kan veroorzaken. BELANGRIJK: Nooit methanol of ethanol bevattende additieven aan de benzine toevoegen. Vullen van de brandstoftank 1. Motor uitschakelen en motorkap openen. 2. Omgeving van brandstoftankdop reinigen en dop afnemen.
Bediening Veiligheid vóór alles! Key Choice Schakelaar Lees alle veiligheidsinstructies aandachtig door en bekijk de symbolen onder het hoofdstuk veiligheid. Kennis van deze informatie kan u, uw familie, huisdieren of omstanders helpen om letsel te voorkomen. Een ‘draaien-en-loslaten’ schakelaar die wordt gebruikt voor het uitschakelen van de interlockblokkering voor maaien tijdens achteruit rijden. Bevindt zich op de stoelbeugel aan de rechterkant, juist onder de stoel (Afb. 2).
Bediening 1 2 Afbeelding 4 1. 2. 3. Afbeelding 3 1. Koppeling-/rempedaal 2. Afbeelding 5 PTO - aan Choke - aan Choke - uit 1. 2. Snel Langzaam 1 Parkeerremhendel 2 Starten en stoppen van motor 3 4 Starten 1. Op zitplaats gaan zitten. 2. Parkeerrem bedienen; zie Bedienen van parkeerrem. Opm: De motor kan niet starten tenzij men de parkeerrem bedient of de koppeling-/ rempedaal geheel indrukt. 3. Druk de krachtafnemer in de "OFF" stand (Afb. 4). 4. Zet de chokeklep in de "ON" stand (Afb. 4).
Bediening Stoppen 1. Handgas op “SLOW” zetten (Afb. 5). 2. Contactsleutel op “OFF” zetten (Afb. 6). 2 Opm: Als de motor hard gewerkt heeft of heet is, hem een minuut op stationair laten lopen alvorens de contactsleutel op “OFF” te draaien. Dit helpt om de motor af te koelen alvorens hij gestopt wordt. In geval van nood kan de motor gestopt worden door de contactsleutel op “OFF” te draaien.
Bediening machine in de achteruitversnelling wordt geschakeld terwijl de messen van de maai-eenheid of het d.m.v. de aftakas aangedreven appendage zijn ingeschakeld, dan zal de motor worden uitgeschakeld. Maai niet tijdens achteruit rijden, behalve indien dit absoluut noodzakelijk is. Als u moet maaien terwijl u achteruit rijdt of andere d.m.v. de aftakas aangedreven appendages gebruikt (zoals een sneeuwruimer of een cultivator), dan kan deze interlockbeveiliging tijdelijk worden uitgeschakeld.
Bediening zal gaan branden. Zet het voetpedaal op achteruit rijden. Er moet nu een klik hoorbaar zijn, waarmee wordt aangegeven dat de aftakas gedeactiveerd is en het lampje van de aftakas moet uit gaan. 1 Afbeelding 8 1. "Key Choice" schakelaar Het testen van het veiligheidssysteem Test het veiligheids-interlocksysteem telkens voordat u de machine gebruikt.
Bediening Indicatorcontrolemodule Accu De indicatorcontrolemodule (optioneel bij sommige modellen) (Afb. 9) wordt verlicht als de parkeerrem wordt aangetrokken of de krachtafnemer (PTO) wordt geactiveerd, alsmede wanneer er sprake is van te lage oliedruk, accu, of van een probleem met het vermogen van de wisselstroomdynamo dat onmiddellijke aandacht vereist. De accuvoedingverklikker registreert lage en hoge spanning, die de accuprestatie en het gewenste wisselstroomdynamovermogen kunnen beperken.
Bediening Vooruit of achteruit rijden Stoppen van de machine Het handgas regelt het motortoerental (gemeten in omwentelingen per minuut). Voor beste prestaties, handgas op "FAST" (snel) zetten. Om de machine te stoppen, tractiepedaal laten opkomen, mesbediening (PTO) ontkoppelen, en contactsleutel op "OFF" draaien om motor te stoppen. Als men de machine zonder toezicht achterlaat, tevens parkeerrem bedienen; zie Bedienen van de parkeerrem. Niet vergeten de sleutel uit het contact te nemen.
Bediening Hulpstukken Power Lift De hulpstukken power lift (optioneel voor sommige modellen) (Afb. 11) wordt gebruikt om de hulpstukken op te halen en te laten zakken. Het ophalen van de hulpstukken 1. 2. Draai de sleutel naar de "ON/AAN" of "RUN/DRAAIEN"-positie (Afb. 11). Druk de liftschakelaar in de "UP/OMHOOG"positie om het hulpstuk op te halen (Afb. 9). Hierdoor wordt het hulpstuk omhoog gehaald en vastgehouden in de omhoog-positie. Het neerlaten van de hulpstukken 1.
Bediening Positiebepaling van de zitplaats 1 De zitplaats kan naar voren en achteren worden geschoven. Zet hem vast op de meest comfortabele plaats vanwaar u de machine het beste kunt besturen. 1. Kantel de zitplaats en draai de bijstelknoppen los (Afb. 12). 2. Schuif de zitplaats in de gewenste stand en draai de knoppen weer vast. Afbeelding 13 1. Lampen Positiebepaling van het kantelbare stuurwiel 1 Het stuurwiel kan in vier standen worden gezet.
Bediening Gebruik van de kruissnelheidsbesturing Cruise control is als extra verkrijgbaar op sommige modellen. De cruisecontrol wordt bediend met een driestandenschakelaar op het dashboard (instellenvastzetten, aan, en af-ontgrendelen). De cruise control functie houdt de voortbewegingssnelheid op hetzelfde niveau zonder dat u uw voet op het pedaal hoeft te houden. De cruise control functie is alleen voor vooruit rijden. Gebruik hem niet bij achteruitrijden. Het inschakelen van de Cruise Control functie 1.
Onderhoud Onderhoudsschema Onderhoudstaak Olie—eerste verversing Elk gebruik 5 uur 25 uur 50 uur Winterstall Voorjaars 100 uur ing onder- onderhoud houd X Olie—periodieke verversing X Oliefilter - vervangen* (200 uur, elke tweede olieverversing of jaarlijks) X Veiligheidsschakelaars—controleren X Rem—controleren X X X X Chassis—smeren X Schuimstof luchtfilter—onderhoud plegen X X Bougie—controleren X X Drijfsnaren—controleren op slijtage/scheurtjes X X Benzine—aftappen X X X X
Onderhoud 5. Rubber moer losschroeven en papieren element afnemen (Afb. 17). Luchtfilter Onderhoudsbeurt/Specificatie Schuimstofelement: na elke 25 bedrijfsuren vervangen. Papieren element: Elke 100 bedrijfuren of jaarlijks vervangen, welk van de twee het eerst plaatsvindt. Opm: Luchtfilter vaker onderhouden (elke paar uur) als bedrijfsomstandigheden uiterst stoffig of zanderig zijn. Uitnemen van schuimstof en papieren element 1.
Onderhoud Knop stevig aantrekken. 2. Papieren element A. Element licht op een glad oppervlak afkloppen om stof en vuil te verwijderen (Afb. 19). 4. Motorkap sluiten. B. Element inspecteren op scheurtjes, olieaanslag en beschadiging van rubber afdichting. BELANGRIJK: Nooit het papieren element reinigen met perslucht of vloeistoffen zoals oplosmiddelen, benzine of petroleum. Papieren element vervangen als het beschadigd, defect is of niet grondig gereinigd kan worden.
Onderhoud Motorolie Onderhoudsbeurt/Specificatie Olie verversen: • Na de eerste 5 bedrijfsuren • Elke 100 bedrijfsuren. Opm: Olie vaker verversen wanneer bedrijfsomstandigheden uiterst stoffig of zanderig zijn. Olietype:Reinigende olie (API service SF of SG) Carterinhoud: 1,4l Viscositeit: Zie onderstaande tabel OLIE MET DEZE SAE VISCOSITEIT GEBRUIKEN Controleren van oliepeil 1.
Onderhoud Olieverversing/aftapping Vervanging van het oliefilter 1. Start de motor en laat hem vijf minuten lopen. Dit verwarmt de olie om beter te kunnen worden afgetapt. Servicebeurt/Specificatie 2. Parkeer de machine zodanig dat de aftapkant zich iets lager bevindt dan de overzijde om te verzekeren dat alle olie wegloopt. Schakel dan de krachtafnemer (PTO) uit, trek de parkeerrem aan en draai de contactsleutel naar "OFF" om de motor af te zetten. Verwijder de sleutel. 3. Open de motorkap. 4.
Onderhoud Controleren van bougie Bougie Onderhoudsbeurt/Specificatie Bougie elke 200 bedrijfsuren controleren. Controleren dat de luchtspleet tussen de midden- en zij-electrode correct is alvorens de bougie te installeren. Voor uitnemen en inzetten van bougie een bougiesleutel gebruiken, en een voelermaatje voor controleren en afstellen van de luchtspleet. Type: Champion RJ-12YC (of gelijkwaardig) Luchtspleet: .102mm 1. In het midden van de bougie kijken (Afb. 22).
Onderhoud Doorsmeren 3. Smeer de tractiepedaal bij de hydrostatische modellen (of de rem- en koppelingspedalen bij de modellen met schakelmechanisme) en wel het draaipunt op de bevestigingsas (Afb 26). Servicebeurt/Specificatie Smeer de machine na elke 50 bedrijfsuren of jaarlijks, indien eerder bereikt. Smeer vaker indien sprake is van bijzonder stoffige of zandige werkomstandigheden. Smeertype: universele smeerolie. Doorsmeren dient als volgt te worden uitgevoerd 1.
Onderhoud Rem 5. Zet de tap aan de remhefboom vast met behulp van spie en ring (Afb. 28). Gebruik altijd de parkeerrem wanneer u de machine heeft stilgezet of onbeheerd laat. Als de parkeerrem niet naar behoren werkt dient hij te worden bijgesteld. 6. Controleer de remwerking opnieuw: zie de sectie controle van de rem. BELANGRIJK: Wanneer de parkeerrem is ontspannen dienen de achterwielen vrijelijk te draaien wanneer u de machine duwt.
Onderhoud Brandstoftank Aftappen van brandstoftank GEVAARLIJK POTENTIEEL GEVAAR • Onder bepaalde omstandigheden is benzine uiterst brandbaar en zeer explosief. WAT KAN ER GEBEUREN • Brand of explosie van benzine kan u en anderen branden en beschadiging van eigendom veroorzaken. 3. Motorkap openen. 4. De einden van de slangeklem samenknijpen en deze langs de benzineleiding omhoog naar de tank toe schuiven (Afb. 30). 5. Brandstofleiding van filter aftrekken (Afb.
Onderhoud Brandstoffilter 8. Motorkap sluiten. Onderhoudsbeurt/Specificatie Power Lift Brandstoffilter elke 100 bedrijfsuren vervangen of jaarlijks, welk van de twee het eerst plaatsvindt. Onderhoud/Specificatie Vervangen van brandstoffilter Nooit een vuil, van de leiding afgenomen filter weer installeren. 1. Krachtafnemer (PTO) ontkoppelen, versnelling op neutraal zetten, handrem bedienen en contactsleutel op “OFF” draaien om motor te stoppen. 2. Draai de afsluitklep van de brandstoftank dicht (Afb.
Onderhoud Voorwieltoespoor Bijstelling toespoor Servicebeurt/Specificatie 1. Controleer het toespoor voor u het bijstelt: zie de sectie het meten van het toespoor. Handhaaf het toespoor van de voorwielen overeenkomstig de specificatie. Indien dit ongelijkmatig is, kunnen bandenslijtage, gazonbeschadiging en/of zwaar sturen het gevolg zijn, in welke gevallen bijstelling nodig is. Controleer het toespoor na elke 100 bedrijfsuren of jaarlijks, indien eerder bereikt (Afb. 32).
Onderhoud Achterbrugolie Smeltveiligheid Servicebeurt/Specificatie Servicebeurt/Specificatie Controleer het oliepeil na elke 100 bedrijfsuren of jaarlijks, indien eerder bereikt. Zorg altijd voor het maximum oliepeil wanneer de achterbrug koud is. De achterbrug is een voor het leven gesmeerd systeem waarvan de olie niet hoeft te worden ververst. Het elektrische systeem wordt beschermd door smeltveiligheden.
Onderhoud Koplampen Inzetten van de gloeilamp Specificatie: Gloeilamp #1156 1. De gloeilamp heeft metalen pennen opzij van zijn voet. Pennen uitlijnen met de sleuven in de lamphouder en voet in houder zetten (Afb. 37). Uitnemen van gloeilamp 1. Krachtafnemer (PTO) ontkoppelen, versnelling op neutraal zetten, handrem bedienen en contactsleutel op “OFF” draaien om motor te stoppen. Verwijder de sleutel. 1 2 2 4 2. Motorkap openen. Kabelconnectors van beide lamphouderklemmen aftrekken. 4 3 3.
Onderhoud Accu Servicebeurt/Specificatie Controleer het elektrolytpeil van de accu vóór elk gebruik. Houdt de accu altijd schoon en geheel opgeladen. Maak de accubak met een papieren handdoek schoon. Reinig gecorrodeerde accupolen met een oplossing bestaande uit vier delen water en één deel zuiveringszout. Geef de polen een dun laagje vet om corrosie te vookomen. Spanning: 12 v, 280 amp koud aanslingervermogen. Afbeelding 38 1. 2. 3. Negatieve kabel (zwart) Rubberafsluiting Positieve kabel (rood) 4.
Onderhoud accuzuur gemengd. 1 1. Bovenkant van accu met papieren handdoek reinigen 2 2. Haal de vuldoppen eraf (Afb .40). 4 3 BELANGRIJK: Accu niet overvullen omdat het zuur (zwavelzuur) ernstige corrosie en beschadiging van het chassis kan veroorzaken. 5 Afbeelding 39 1. 2. 3. 4. 5. 3. Giet gedistilleerd water langzaam in elke accucel tot het peil tot het onderste gedeelte van de buis reikt (Afb. 40). Accu Verbindingslipjes van de schuivende zijstukken Schroeve Vleugelmoeren Sluitpen 4.
Onderhoud Een volledig opgeladen accu behoud zijn lading gedurende circa 50 dagen bij temperaturen onder 40°F (4°C). Als de temperaturen boven 40°F (4°C) zijn, dient u de accu om de 30 dagen op te laden en het waterpeil te controleren. Reiniging en stalling 1. Schakel de aftakas uit, activeer de parkeerrem en zet de ontstekingsschakelaar op "OFF/UIT" om de motor uit te schakelen. Verwijder de sleutel. 2.
Storingzoeken PROBLEEM Startermotor start motor niet. MOGELIJKE OORZAKEN 1. Mesbediening (PTO) is GEKOPPELD. 2. Parkeerrem niet bediend. 3. Accu is ontladen. 4. Electrische aansluitingen gecorrodeerd of los. 5. Zekering doorgebrand. 6. Relais of schakelaar defect. Motor slaat niet aan, moeilijk te starten of blijft niet lopen. 1. Bediener zit niet op zitplaats. 2. Brandstoftank leeg. 3. Luchtfilter vuil. 4. Bougiekabel los of niet aangesloten. 5. Bougie geput, vuil of luchtspleet incorrect. 6.
PROBLEEM Motor oververhit. Abnormale trilling. MOGELIJKE OORZAKEN 1. Motor overbelast. 2. Oliepeil in carter laag. 3. Koelribben en luchtkanalen onder motorventilatorhuis verstopt. 1. Maaimes(sen) verbogen of uit evenwicht. 2. Mesbevestigingsbout los. 3. Motorbevestigingsbouten los. 4. Motorpoelie, tussenpoelie of mespoelie los. 5. Motorpoelie beschadigd. Machine rijdt niet. 38 1. Mesbedieningsdraad op "PUSH". 2. Tractiesnaar versleten, los of gebroken. 3. Tractiesnaar van poelie af. OPLOSSING 1.