Form No. 3448-441 Rev A Z Master® 7500-D serie professionele zitmaaier met TURBO FORCE® maaidek van 152 cm of 183 cm met zijuitworp Modelnr.: 72027—Serienr.: 400000000 en hoger Modelnr.: 72030—Serienr.: 400000000 en hoger Modelnr.: 72076—Serienr.: 409800000 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
Inleiding Als de machine zonder goed werkende vonkenvanger of goed onderhouden brandveilige motor wordt gebruikt in een bosgebied of op een met dicht struikgewas of gras begroeid terrein, handelt de bestuurder in strijd met de bepalingen van sectie 4442 of 4443 van de Wet op de Openbare Hulpbronnen (Public Resources Code) van de Staat Californië. Deze maaitractor met draaiende messen is bedoeld voor professioneel gebruik.
Motor starten .................................................... 25 De motor afzetten ............................................. 25 De rijhendels gebruiken .................................... 26 Met de machine rijden....................................... 26 Zijafvoer gebruiken ........................................... 27 De maaihoogte instellen ................................... 28 Antiscalpeerrollen afstellen............................... 28 De knop van de afvoerplaat instellen.................
Veiligheid Riemen controleren .......................................... 53 Drijfriem van maaidek vervangen ..................... 53 Riemspanning van de wisselstroomdynamo controleren.................................................... 54 Onderhoud bedieningsysteem ............................ 55 De stand van de bedieningshendel afstellen ........................................................ 55 Rijhendelmechanisme afstellen........................ 55 De rijhendeldemper afstellen ........................
Hellingsindicator g011841 Figuur 3 U mag deze pagina kopiëren voor persoonlijk gebruik. 1. De maximale hellingshoek waarbij u de machine mag gebruiken is 15 graden. Gebruik het hellingsschema om de hellingshoek te bepalen voordat u de machine bedient. Gebruik de machine niet op hellingen van meer dan 15 graden. Langs de betreffende lijn van de aanbevolen hellingshoek vouwen. 2. Lijn deze rand uit met een verticaal oppervlak, bijvoorbeeld een boom, gebouw of hek. 3.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal58-6520 58-6520 decalbatterysymbols 1. Smeervet Symbolen op accu Sommige of alle symbolen staan op de accu. 1. Risico van explosie 2. Niet roken. Geen open vuur of vonken 3. Risico van bijtende vloeistof/chemische brandwonden 4. Draag oogbescherming. 5.
decal116-5988 116-5988 1. Parkeerrem: ingeschakeld 2. Parkeerrem: vrijgesteld decal116-8283 116-8283 decal107-3069 107-3069 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding voor instructies om de mesbout/moer vast te zetten met een torsie van 75 tot 81 N·m. 1. Waarschuwing – Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. 2.
decal126-6464 126-6464 1. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Houd omstanders op een afstand. 3. Handen of voeten kunnen worden gesneden/geamputeerd, maaimes – Blijf uit de buurt van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. 2. Machine kan voorwerpen uitwerpen – Gebruik de machine nooit zonder dat de grasgeleider, de afsluiter van de afvoer of het grasopvangsysteem is gemonteerd.
Uitsluitend voor maaidekken van 152 cm met zijuitworp decal126-9573 126-9573 Maaidek van 152 cm met zijuitworp Uitsluitend voor maaidekken van 183 cm met zijuitworp decal126-9275 126-9275 decal126-9276 126-9276 1. Geleiding van drijfriem decal126-9278 126-9278 1. Motor – Uitgeschakeld 4. Druk onderaan de knop om het maaidek omlaag te brengen. 2. Motor – Ingeschakeld 5. Druk bovenaan de knop om het maaidek omhoog te brengen. 3.
decal126-9279 126-9279 1. Lees de instructies alvorens service- of onderhoudswerkzaamheden uit te voeren aan de machine. 2. Tijdsinterval 7. Controleer het peil van de vloeistof van de tussenas. 8. Smeer de aftakas die het maaidek aandrijft; raadpleeg de Gebruikershandleiding voor verdere instructies. 3. Oliepeil controleren. 9. Luchtfilter controleren. 4. Controleer het peil van de koelvloeistof; raadpleeg de Gebruikershandleiding voor verdere instructies. 10.
decal135-0679 135-0679 1. Gevaar: draaiende aandrijflijn/risico om gegrepen te worden, riem – Blijf uit de buurt van van bewegende delen; houd alle beschermende delen op hun plaats. decal131-1180 131-1180 1. Raadpleeg de gebruikershandleiding. (A) Kort, licht gras; droge omstandigheden; maximale verspreiding; (B) Grasvanginstelling; (C) Hoog, dicht gras; natte omstandigheden; maximale rijsnelheid decal135-0328 135-0328 1. Draai de wielmoeren aan tot 129 N·m. 2.
decal133-8062 133-8062 12
Algemeen overzicht van de machine g227303 Figuur 4 1. Pen voor de maaihoogte 7. Rijhendel 2. Parkeerremhendel 8. Dop van brandstoftank 9. Antiscalpeerrol 3. Monitor/bedieningselementen 4. Rolbeugel 10. Glijder 5. Motorscherm 6. Akoestisch alarm en aansluitpunt 11. Zwenkwiel 12.
Bedieningsorganen Zorg dat u vertrouwd bent met alle bedieningsorganen voordat u de motor start en de machine gebruikt. Bedieningspaneel g228164 Figuur 6 Horizon monitor g225792 Figuur 5 1. Horizon monitor 2. Hefschakelaar 1. Scherm 3. Contactschakelaar 4. Aftakasschakelaar 3. Knoppen 2. Ledstatuslampje Informatiescherm Horizon monitor Het informatiescherm geeft informatie over de werking van de machine weer; raadpleeg de Softwaregids voor meer informatie.
Alarm Maaimesschakelaar (aftakas, PTO) Als er een fout gebeurt, wordt er een foutboodschap weergegeven, het ledlampje wordt rood en het alarm weerklinkt als volgt: Met de messchakelaar (aftakas) schakelt u de aandrijving naar de maaimessen in of uit (Figuur 5). De LCD-indicator verschijnt op het informatiescherm wanneer de aftakasschakelaar uitgeschakeld is. • Een snel tjirpend geluid geeft kritieke fouten aan.
Specificaties Gebruiksaanwijzing Totale breedte Opmerking: Bepaal vanuit de normale Maaidek van 152 cm Maaidek van 183 cm Zonder maaidek 141,2 cm 152,4 cm Geleider omhoog 156 cm 186,4 cm Geleider omlaag 184,9 cm 215,6 cm bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine.
• Houd het vulpistool in contact met de rand van de en het/de werktuig(en) uit indien iemand het werkgebied betreedt. benzinetank of het vat tot het tanken voltooid is. Gebruik geen vergrendeling voor het vulpistool. • Gebruik de machine niet tenzij alle schermen en • Als u brandstof morst op uw kleding dient u zich veiligheidsvoorzieningen zoals de geleiders en de volledige grasvanger op hun plaats zitten en goed werken. Vervang versleten of kapotte onderdelen indien nodig. onmiddellijk om te kleden.
• Gebruik B5 (biodieselinhoud 5%) of mengsels met een lager percentage in koud weer. • Controleer afdichtingen, slangen en pakkingen, die in contact met brandstof komen, omdat zij in de loop der tijd hierdoor kunnen worden aangetast. • De kans bestaat dat een brandstoffilter na verloop van tijd verstopt raakt, nadat u bent overgestapt op een biodieselmengsel. • Neem contact op met uw leverancier als u informatie over biodiesel wenst. Brandstoftank vullen 1.
De omkantelbeveiliging (rolbeugel) gebruiken WAARSCHUWING Om lichamelijk of dodelijk letsel te voorkomen als de machine omkantelt: laat de rolbeugel volledig omhoog geklapt en vergrendeld, en doe de veiligheidsgordel om. Controleer of de stoel goed op de machine is bevestigd. WAARSCHUWING g225804 Figuur 8 Er is geen omkantelbeveiliging als de rolbeugel omlaag is geklapt. 1. Bovenste gedeelte van rolbeugel • Klap de rolbeugel uitsluitend omlaag als dit absoluut noodzakelijk is. 2. Knop vergrendeld 4.
veiligheidssysteem in de juiste stand staat. Als het veiligheidssysteem in de juiste stand staat, wordt een indicator weergegeven op het scherm. g230650 Figuur 10 g008619 Figuur 9 1. Op hun plaats 1. Indicatoren verschijnen als het veiligheidssysteem zich in de juiste stand bevindt. 2. Gedeeltelijk op hun plaats – gebruik de machine niet met de rolbeugel in deze positie.
Bestuurdersstoel instellen U kunt de stoel naar voren en naar achteren verschuiven. De stand van de stoel moet zo zijn dat u de machine het best kunt bedienen en dat u comfortabel zit (Figuur 11). g019768 Figuur 13 1. Knop voor stoelophanging g019754 Figuur 11 Tijdens gebruik Bestuurdersstoel ontgrendelen Veiligheid tijdens het werk Algemene veiligheid Druk de stoelvergrendeling naar voren om de stoel te ontgrendelen (Figuur 12).
• Maai uitsluitend in de achteruitstand, als dat strikt noodzakelijk is. Kijk altijd naar beneden en achterom voordat u achteruitrijdt. • Wees uiterst voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen en andere objecten die het zicht kunnen belemmeren. g229846 Figuur 14 • Stop de maaimessen als u niet daadwerkelijk maait. 1. Draag gehoorbescherming.
• Houd de rolbeugel in de volledig omhooggeklapte snel van invloed zijn op de manier waarop de machine reageert op een helling. en vergrendelde stand en doe altijd de veiligheidsgorde om wanneer de rolbeugel omhooggeklapt is. • Spoor gevaren onderaan de helling op. Gebruik de machine niet in de buurt van steile hellingen, greppels, oevers, water of andere gevaren. De machine kan plotseling omslaan als een wiel over de rand komt of als de rand instort.
De handrem uitschakelen g221745 g227610 Figuur 15 Figuur 17 1. Veilige zone – Gebruik de machine in deze zone op hellingen van minder dan 15° of vlakke gebieden. 4. W = breedte van de machine 2. Gevarenzone – Gebruik een loopmaaier en/of een handtrimmer op hellingen van meer dan 15° en in de buurt van steile hellingen of water. 5. Houd een veilige afstand (tweemaal de breedte van de machine) tussen de machine en landschapselementen die gevaarlijk kunnen zijn.
Messchakelaar (aftakas) uitschakelen g009174 Figuur 19 Motor starten Belangrijk: Stel de startmotor telkens niet langer dan 5 seconden in werking. Als de motor niet wil starten, moet u na elke poging 15 seconden wachten. Indien u deze instructies niet opvolgt, kan de startmotor doorbranden. Opmerking: Mogelijk moet u meerdere pogingen doen om de motor voor het eerst te starten nadat u brandstof hebt toegevoegd aan een leeg brandstofsysteem.
De rijhendels gebruiken g004532 Figuur 22 1. Rijhendels – 4. Achteruit VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND 2. Centrale ontgrendelde stand 3. Vooruit g363162 5. Voorzijde van de machine Figuur 21 Met de machine rijden De aandrijfwielen draaien onafhankelijk en worden aangedreven door hydraulische motoren op elke as. U kunt de wielen aan de ene zijde achteruit laten draaien en tegelijk die aan de andere zijde vooruit, waardoor de machine om zijn as draait in plaats van een bocht te maken.
WAARSCHUWING De machine kan zeer snel ronddraaien. De bestuurder kan de controle over de machine verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en schade aan de machine. • Wees voorzichtig als u een bocht maakt. • Verminder de snelheid van de machine voordat u een scherpe bocht maakt. Vooruitrijden Opmerking: De motor slaat af als u de tractiebediening beweegt terwijl de parkeerrem in werking is gesteld. Om de machine te stoppen, duwt u de rijhendels naar de NEUTRAAL-stand. g008953 1.
De maaihoogte instellen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Stel de maaihoogte in van 25 tot 140 mm in stappen van 6 mm door de gaffelpen in verschillende openingen te plaatsen. 1. Laat de motor lopen, druk de hefschakelaar naar achteren totdat het maaidek volledig is opgeheven, en laat de schakelaar dan onmiddellijk los. 2. Draai de maaihoogtepen totdat de rolpen daarin is uitgelijnd met de gleuven in de openingen in de maaihoogtebeugel, en verwijder de pen (Figuur 25).
grassoort, het vochtgehalte en de hoogte van het gras. Opmerking: Als het motorvermogen afneemt en de rijsnelheid van de maaimachine hetzelfde blijft, opent u de plaat. Stand A Dit is de volledig achterwaartse stand. Deze stand wordt aanbevolen in de volgende gevallen: • Maaiomstandigheden met kort, licht gras • Droge omstandigheden • Kleiner maaisel g227784 Figuur 28 1. Bout 2. Lagerbus • Werpt maaisel verder weg van de maaimachine 4. Afstandsstuk 5. Flensmoer 3. Antiscalpeerrol 5.
Oververhittingssensor De aftakas wordt uitgeschakeld, er weerklinkt een alarm en een staafgrafiek geeft de motortemperatuur weer wanneer de motor een toestand van oververhitting bereikt. De aftakas kan niet worden ingeschakeld tot de motor afgekoeld is en u de aftakas manueel uitschakelt en terug inschakelt.
betere verspreiding van het maaisel, wat de vertering en bemesting ten goede komt. Na gebruik Met de juiste regelmaat maaien Veiligheid na het werk Het tempo waarmee het gras groeit, varieert per jaargetijde. Om dezelfde maaihoogte te behouden, moet u in het vroege voorjaar vaker maaien. Als de groeisnelheid in de zomer afneemt, maait u minder vaak. Als u langere tijd niet hebt kunnen maaien, maait u eerst op een hoge maaihoogte. Maai 2 dagen later op een lagere maaihoogte.
voorzien van alle benodigde remmen, verlichting en aanduidingen die wettelijk vereist zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen. Raadpleeg de lokale vereisten inzake aanhangwagens en de bevestiging van machines. WAARSCHUWING De machine kan onbedoeld in beweging komen terwijl de omloophendels naar voren in de sleuf zijn vergrendeld en u of omstanders verwonden.
De machine laden WAARSCHUWING Als een machine wordt geladen op een aanhanger of een vrachtwagen, wordt de kans vergroot dat de machine kantelt. Dit kan ernstig lichamelijk letsel of de dood veroorzaken. • Ga zeer voorzichtig te werk als u een machine een hellingbaan op-/afrijdt. • Rij de machine achteruit op de oprijplaat en rij er vooruit af.
g225819 Figuur 35 1. Bevestigingspunten De machine van de aanhanger rijden 1. Laat de oprijplaat zakken; zorg dat de hellingshoek van de oprijplaat ten opzichte van de grond niet groter is dan 15 graden (Figuur 33). 2. Rij de machine vooruit de oprijplaat af (Figuur 34).
Onderhoud • Controleer de werking van de parkeerrem Veiligheid bij onderhoud • Knoei nooit met de veiligheidsvoorzieningen. regelmatig. Indien nodig moet u deze afstellen en een onderhoudsbeurt geven. Controleer regelmatig of ze goed werken. • Als u het sleuteltje in het contact laat, bestaat • • • • de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u en andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 200 bedrijfsuren • Ververs de motorolie en vervang het filter als u geen Toro Premium motorolie gebruikt, maar een olie die voldoet aan de API-classificatie CJ-4 of hoger zoals vermeld bij het motorolietype. Om de 400 bedrijfsuren • Smeer de draaipunten van de spanpoelie van het maaidek. • Smeer de draaipunten van de zwenkwielen (dit moet vaker gebeuren als de machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden).
Smering De machine smeren Onderhoudsinterval: Om de 400 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Smeer de draaipunten van de spanpoelie van het maaidek. Jaarlijks—Smeer de aftakas die het maaidek aandrijft. De machine moet vaker worden gesmeerd bij gebruik in zeer stoffige of zanderige omstandigheden. Type vet: nr. 2 vet op lithium- of molybdeenbasis 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Breng de maaier omhoog om eenvoudig toegang te krijgen. 4. Verwijder het zwenkwiel uit de zwenkwielvorken. 5. Verwijder de afdichtinghouders uit de wielnaaf.
15. Breng afdichtkit aan op de tweede afstandsmoer en draai deze op de as met de afgeplatte kanten aan de buitenzijde. 16. Draai de moer aan met een torsie van 8-9 N·m, draai de moer los en draai deze opnieuw vast met een torsie van 2-3 N·m. Onderhoud motor Veiligheid van de motor • Houd uw handen, voeten, gezicht, andere lichaamsdelen en kleding uit de buurt van de geluiddemper en andere hete oppervlakken. Laat de onderdelen van de motor afkoelen voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert.
6. Zorg ervoor dat het deksel goed vastzit en de luchtfilterbehuizing helemaal afsluit. Onderhoud van het luchtfilter Opmerking: Als de schuimrubberen pakking in het deksel beschadigd is, moet u deze vervangen. Belangrijk: Gebruik geen perslucht onder hoge druk, omdat hierdoor vuil via the filter in het inlaatkanaal kan worden geblazen. Belangrijk: Reinig nooit een gebruikt filter omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia. Belangrijk: Een beschadigd filter mag niet worden gebruikt.
machine wordt gebruikt in stoffige of vuile omstandigheden). Jaarlijks—Ververs de motorolie en vervang het filter indien u de machine minder dan 200 bedrijfsuren hebt gebruikt. Motorolietype Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met olie; het oliepeil moet echter worden gecontroleerd voor- en nadat de motor voor de eerste keer is gestart. Controleer het oliepeil elke dag vóór en na gebruik van de machine.
De motorklepspeling controleren. Zie de gebruikershandleiding van de motor. g031623 Figuur 41 5. Vervang het oliefilter van de motor zoals getoond in Figuur 42. g027477 Figuur 42 6. Vul het carter bij met olie; zie Motorolietype (bladz. 41).
Onderhoud brandstofsysteem Belangrijk: Water of andere verontreinigingen in brandstof kunnen de brandstofpomp en/of andere onderdelen van de motor beschadigen. GEVAAR De waterafscheider vervangen In bepaalde omstandigheden is brandstof uiterst ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken.
Onderhoud elektrisch systeem Inspecteer de brandstofleidingen op slijtage, beschadigingen, afgeschuurde plekken of loszittende verbindingen. Veiligheid van het elektrisch systeem • Maak de kabel los van de minpool van de accu voordat u de machine repareert. • Laad de accu op in een open, goed geventileerde ruimte, uit de buurt van vonken en open vuur. Haal de oplader uit het stopcontact voordat u de accu aan- of loskoppelt. Draag beschermende kleding en gebruik geïsoleerd gereedschap.
WAARSCHUWING Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan de machine en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit. 1.
Onderhoud aandrijfsysteem beschadigingen aan het elektrische systeem tot gevolg hebben. Veiligheidsgordel controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer de veiligheidsgordel op slijtage en sneden en controleer de juiste werking van het terugtreksysteem en de sluiting. Vervang de veiligheidsgordel als deze is beschadigd. De sporing afstellen g000960 Figuur 47 1. Pluspool van de accu 3. Rode (+) oplaadkabel 2. Minpool van de accu 4.
g254283 Figuur 51 g254284 Figuur 49 1. Rijhendel 3. Aanslagplaat 11. Verplaats de rijhendel zodat deze overeenkomt met de tegenoverliggende kant. 12. Maak de 2 montagebouten van de rijhendel vast (Figuur 51). 2. Bout 9. Zet de hendels in de lengterichting door deze naar elkaar in de NEUTRAALSTAND te brengen. Schuif de hendels tot ze op één lijn staan en draai vervolgens de bouten vast (Figuur 50).
g001055 Figuur 52 g228558 De wielmoeren controleren Figuur 53 1. Schotelveren Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren—Wielmoeren controleren. Onderhoud van de tandwielkast Draai de wielmoeren vast met een torsie van 115 tot 142 N·m. Lager van draaipunt van zwenkwiel afstellen Het peil van de olie in de tandwielkast controleren Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) 1.
van het maaidek en giet de olie in een opvangbak. 7. Monteer de tandwielkast (als deze was verwijderd om olie te laten uitlopen). 8. Vul de tandwielkast met ongeveer 420 ml, totdat het peil tussen de markeringen op de peilstok staat. Belangrijk: Giet de tandwielkast niet te vol, anders kan deze beschadigd raken. g231764 Figuur 54 1. Vulplug/peilstok 6. Als het oliepeil te laag is, vult u voldoende olie bij totdat het peil tussen de markeringen op de peilstok staat.
Onderhoud koelsysteem Veiligheid van het koelsysteem • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden. • Als u hete, onder druk staande koelvloeistof over u heen krijgt of in aanraking komt met een hete radiateur of omliggende delen, kunt u ernstige brandwonden oplopen. g227787 – Laat de motor altijd minstens 15 minuten afkoelen voordat u de radiateurdop losdraait. Figuur 55 1.
6. Opmerking: Het gebruik van Havoline® Bedek de motor met een stuk karton of een stuk plastic. Spuit water door de vinnen. Blaas erdoor met lagedruklucht van beide richtingen. Xtended Life koelvloeistof is aanbevolen. Laat wat ruimte (ongeveer 12,7 mm) voor expansie. Vul de overloopfles met dit 50/50 koelvloeistofmengsel aan de linkerkant van de motor indien nodig om het peil te brengen naar de streep op de fles.
Onderhouden remmen De parkeerrem afstellen Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren Om de 400 bedrijfsuren Controleer of de parkeerrem goed is afgesteld. Volg deze procedure ook wanneer u een onderdeel van de rem heeft verwijderd of vervangen. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2.
13. Onderhoud riemen Herhaal stap 10 tot en met 12 tot er een tussenruimte zichtbaar is en de wielnaaf vrij kan draaien. Herhaal deze procedure voor de andere kant. Riemen controleren Opmerking: De rem moet volledig Onderhoudsinterval: Om de 50 bedrijfsuren uitgeschakeld worden wanneer de rem in de vrijgezette stand staat. 14. Draai de vrijgavehendels van de aandrijfwielen naar de bedrijfsstand; zie De vrijgavehendels van de aandrijfwielen gebruiken (bladz. 31). 15.
Riemspanning van de wisselstroomdynamo controleren. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren 1. Druk met een kracht van 44 N halverwege tussen de poelies op de riem. 2. Als de speling niet correct is (en dus geen 10 mm bedraagt), moet u de montagebouten van de wisselstroomdynamo losdraaien (Figuur 61). g235769 Figuur 59 1. Veerbelaste spanpoelie 3. Veer 2. Vierkante opening in de 4. Drijfriem van maaidek arm van de poelie (voor de ratelsleutel) 8.
Onderhoud bedieningsysteem De stand van de bedieningshendel afstellen Er zijn twee standen voor de bedieningshendels: hoog en laag. Verwijder de bouten om de hoogte aan te passen voor de bestuurder. 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking. 2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3.
tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. 3. Druk het maaidekpedaal in, verwijder de maaihoogtepen en laat het maaidek neer op de grond. 4. Breng de achterkant van de machine omhoog en plaats deze op assteunen (of een gelijkwaardige ondersteuning), net hoog genoeg om de aandrijfwielen vrij te laten ronddraaien. 5. Verwijder de elektrische aansluiting van de veiligheidsschakelaar die zich onder het onderste kussen van de stoel bevindt.
Onderhoud hydraulisch systeem Veiligheid van het hydraulische systeem • Waarschuw onmiddellijk een arts als er hydraulische vloeistof is geïnjecteerd in de huid. Geïnjecteerde vloeistof moet binnen enkele uren operatief worden verwijderd door een arts. • Controleer of alle hydraulische slangen en g008620 leidingen in goede staat verkeren en alle hydraulische aansluitingen en fittings stevig vastzitten voordat u druk zet op het hydraulische systeem. Figuur 65 Rechter rijhendel afgebeeld 1.
bijvullen totdat het peil binnen die markeringen komt te staan. vloeistof. Bestel onderdeelnummer 44-2500 bij uw erkende Toro-dealer. Belangrijk: Niet te vol vullen. Het peil van de hydraulische vloeistof controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer het peil van de hydraulische vloeistof voordat u de motor voor de eerste keer start en daarna dagelijks. 1. 2. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak, schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in werking.
g235097 g231945 Figuur 69 Figuur 68 1. Achterframe 4. Aftapplug van versnellingsbak 2. Aftapplug van linker wielmotor 3. Aftapplug van hydraulische reservoir 5. Aftapplug van rechter wielmotor 6. Hydraulisch vloeistoffilter 5. Verwijder de aftappluggen van elke zone en laat de hydraulische vloeistof weglopen (Figuur 68). 6. Reinig de omgeving van het hydraulische filter en verwijder het filter (Figuur 68). 7. 8. 1.
Onderhoud van het maaidek Veiligheid van de messen • Controleer op gezette tijden de maaimessen op slijtage of beschadigingen. Wees voorzichtig als u de messen controleert. Omwikkel de maaimessen of draag handschoenen en wees voorzichtig als u onderhoudswerkzaamheden aan de maaimessen verricht. De maaimessen mogen alleen worden vervangen of geslepen, probeer ze nooit recht te maken of er aan te lassen.
g014973 g014973 Figuur 72 Figuur 74 1. Mes, in meetstand 2. Vlakke ondergrond 1. Mes aan andere zijde, in meetstand 3. Gemeten afstand tussen mes en de ondergrond (A) 3. Tweede gemeten afstand tussen mes en oppervlak (B) 4. 2. Vlakke ondergrond Draai hetzelfde mes 180 graden, zodat de maairand aan de andere kant nu in dezelfde stand staat (Figuur 73). A. Als het verschil tussen A en B groter is dan 3 mm, vervang dan het mes door een nieuw mes; zie Maaimessen verwijderen (bladz.
g000553 Figuur 77 1. Mes 3. 2. Mesbalans Herhaal dit indien nodig totdat het mes in balans is. Maaimessen monteren 1. Monteer de lagerbus door het mes met de flens van de lagerbus op de onderste kant van het mes (Figuur 78). g295816 Figuur 75 1. Vleugel van het mes 4. Lagerbus 2. Mes 3. Platte kant van de spilas 5. Mesbout g255205 Figuur 78 De maaimessen slijpen 1. 1. Lagerbus Gebruik een vijl om de snijranden aan beide uiteinden van het mes te slijpen (Figuur 76). 2.
3. Breng indien nodig smeermiddel op basis van koper of vet aan op de schroefdraden van de mesbout om te voorkomen dat deze vast komt te zitten. Draai de mesbout met de hand vast. 4. Plaats een momentsleutel op de platte kant van de spilas en draai de mesbout vast met een torsie van 75 tot 81 N·m. In de meeste omstandigheden dienen de achterste randen van de zijmessen 6,4 mm hoger worden ingesteld dan de voorzijde.
g232012 Figuur 83 1. Stelbout voor hoogte van enkelpuntssysteem 2. Voorste montagebout van maaihoogteplaat g231991 Figuur 82 1. Afstelling van maaidek 3. Stelmoer 14. 2. Contramoer 10. 3. Achterste montagebout van maaihoogteplaat Meet de hoogte van de rand van het achterste maaimes. Stel de achterste afstellerschroeven indien nodig nauwkeuriger in; gebruik de enkelpuntsafstelling om de afstelling nauwkeurig uit te voeren.
minste ⅓ van de lengte in de sleuven kunnen bewegen. Hierdoor ontstaat er ruimte voor de hoogteafstelling op de 4 maaidekkoppelingen. g015594 Figuur 86 g009042 Figuur 85 5. Gemonteerde veer 6. Grasgeleider 3. Borgmoer 7. J-vormig haakuiteinde van veer 4. Veer 1. Stelbout van enkelpuntssysteem 16. 1. Bout 2. Afstandsstuk Draai de 2 bouten aan de onderzijde van de maaihoogteplaat vast (Figuur 83). 3. Plaats het afstandsstuk en de veer op de grasgeleider.
Reiniging Stalling De motor en de omgeving van het uitlaatsysteem reinigen Veiligheid tijdens opslag • Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—De motor en de omgeving van het uitlaatsysteem reinigen. en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht.
11. Schraap dik aangekoekt gras en vuil van de onderkant van de maaimachine. Spoel vervolgens de machine schoon met een tuinslang. Opmerking: Laat de machine lopen met de aftakas ingeschakeld en de motor op hoog stationair gedurende 2 tot 5 minuten na het wassen. 12. Controleer de staat van de maaimessen; raadpleeg Onderhoud van de maaimessen (bladz. 60). 13. Wanneer de machine langer dan 30 dagen niet wordt gebruikt, moet deze worden voorbereid op stalling.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem De startmotor slaat niet aan. De motor start niet, start moeilijk of slaat af. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De aftakas is ingeschakeld. 1. Schakel de aftakas uit. 2. De parkeerrem is uitgeschakeld. 3. De rijhendels staan niet in de VERGRENDELDE NEUTRAALSTAND . 4. U zit niet op de bestuurdersstoel. 5. De accu is leeg. 6. De elektrische aansluitingen zijn gecorrodeerd of zitten los. 7. Een van de zekeringen is doorgebrand. 8.
Probleem De machine trekt naar links of naar rechts (met beide rijhendels volledig vooruit). De machine rijdt niet. De machine trilt abnormaal. Mogelijke oorzaak 1. De sporing moet afgesteld worden 1. Stel de sporing af 2. De banden van de aandrijfwielen hebben niet de juiste spanning. 2. Breng de aandrijfbanden op de juiste spanning. 1. De omloopkleppen zijn niet goed gesloten. 1. Sluit de omloopkleppen. 2. De pompriem is versleten, los of stuk. 3. De aandrijfriem van de pomp is van de poelie af.
Elektrisch schema – machine met Horizon monitor (Rev.
J02 B+ @ BATTERY 1 CLAMP J01 OIL PRESSURE 1 SWITCH P03 STARTER A B B+ C RED RED RED RED BROWN YELLOW ORANGE WHITE BLUE BROWN RED YELLOW VIOLET SP06 SP02 2 1 P04 AIR FILTER SW RED/WHITE GRAY/BROWN P02 7 RED 26 GREEN 25 BLACK 8 RED 37 BLUE 52 BLACK 39 VIOLET 54 ORANGE 38 BLACK 11 BLUE 51 BROWN 20 BLUE 19 YELLOW 29 50 28 60 59 YELLOW 34 12 30 48 18 47 17 33 16 4 5 SP12 ALTERNATOR J03 1 P05 1 2 B IG YELLOW YELLOW VIOLET VIOLET WHITE P24 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 ORANGE 5VS PRAIL ANALOG GND 5VS
BATTERY CLAMP J02 1 B+ A STARTER P03 B B+ C OIL TEMP P21 1 SENSOR 2 ENGINE SPEED P13 1 2 SENSOR 6 5 4 RACK P02 ACT 3 2 1 RED RED/GREEN RED/GREEN BLACK BLACK BLACK SP11 J03 BLACK RED/GREEN ALTERNATOR 1 P05 1 2 B IG L BLUE/GREEN RED/GREEN BLACK ORANGE SP2 SP1 SP9 BLUE/RED BLACK TO CONNECTOR P06 ON HARNESS 1 2 1 1 2 P07 1 2 4 9 5 3 8 6 12 7 10 11 J01 P04 P06 OIL FUEL AIR FILTER PRESSURE PUMP SW SW BLACK RED/WHITE SP7 P09 SP10 BLUE/RED BLUE/YELLOW SP6 FLY BACK DIODE P16 A B 1 2 3
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Californië Proposition 65 Waarschuwingsinformatie Wat betekent deze waarschuwing? Sommige producten die op de markt zijn bevatten een etiket met een waarschuwing als: WAARSCHUWING: Kanker en schade aan de voortplantingsorganen – www.p65Warnings.ca.gov. Wat is Prop 65? Prop 65 geldt voor elk bedrijf dat actief is in Californië, producten verkoopt in Californië, of producten maakt die kunnen worden verkocht of geïmporteerd in Californië.