Operator's Manual

die de aandacht verdienen bij werken met de tractor, maaieenheid
of ander werktuig, zijn de transmissie, motortoerental, belasting op
maaimessen of andere werktuigdelen, en het belang van de rem-
men.
Om voldoende vermogen te hebben om met tractor en werktuig te
werken, de tractiepedaal zodanig regelen dat het motortoerental
hoog en constant is. Een goede regel om op te volgen is: rijsnelheid
verminderen als de belasting op het werktuig vermeerderd wordt,
en rijsnelheid vermeerderen als belasting verminderd wordt.
Daarom, tractiepedaal laten opkomen als motortoerental afneemt en
pedaal langzaam indrukken als het toerental toeneemt. Ter
vergelijking, bij rijden van het ene werkterrein naar het andere—
zonder belasting en met de maaieenheid omhoog—handgas op
FAST zetten en tractiepedaal langzaam maar geheel indrukken om
maximum rijsnelheid te bereikken.
Een ander kenmerk waarop men moet letten is de bediening van de
stuurrempedalen die met de remmen verbonden zijn. De remmen
kunnen gebruikt worden om bij het sturen van de machine te
helpen; dit moet echter met zorg gebeuren, speciaal op zacht of nat
gras, omdat hierdoor scheuren in de grasmat kunnen ontstaan. Een
ander voordeel van de stuurrempedalen is het voorkomen van slip-
pen. Bijvoorbeeld: bij sommige omstandigheden op hellingen kan
het heuvelop staande wiel slippen en tractie verliezen. In zo'n geval
kan men de heuvelopliggende stuurpedaal geleidelijk en met
tussenpozen indrukken tot het zich heuvelop bevindende wiel
ophoudt met slippen en zodoende de tractie op het zich heuvelaf
bevindende vermeerdert.
Alvorens de motor te stoppen, alle bedieningsorganen loszetten en
handgas op SLOW zetten. Wanneer het handgas op SLOW gezet
wordt, nemen motortoerental, lawaai en trillen af. De sleutel op
OFF zetten om de motor uit te schakelen.
De grasleiplaat moet altijd aangebracht zijn en in zijn laagste stand
staan als een zijlossertype maaieenheid gebruikt wordt.
24
Dit product is bedoeld om weggeslingerde voorwerpen de grond
in te drijven, waar zij op met gras begroeid terrein snel hun
energie verliezen. Wanneer een persoon of huisdier personen
onverwacht op of in de nabijheid van het te maaien terrein ver-
schijnt, MET MAAIEN STOPPEN.
Onvoorzichtig werken in combinatie met de hoek van het terrein,
ricocheren of onjuist ingestelde beschermkappen kan bij
wegslingeren van voorwerpen tot letsel leiden. Nooit met maaien
verder gaan voordat terrein opgeruimd is.
WAARSCHUWING