Operator's Manual
30
Brandstofmeter
De brandstofmeter (Fig. 31) geeft aan hoeveel brandstof er
in de tank zit.
Urenteller
De urenteller (Fig. 31) geeft aan hoeveel uren de machine
in totaal in bedrijf is geweest.
Oliedruklampje
Het oliedruklampje (Fig. 31) licht op indien de
motoroliedruk gevaarlijk laag is. Als de oliedruk te laag is,
moet u de motor afzetten en vaststellen wat de oorzaak is.
Herstel het defect voordat u de motor weer start.
Laadindicator
De laadindicator licht op indien het laadcircuit van het
systeem defect is (Fig. 31).
Waarschuwingslampje
koelvloeistoftemperatuur
Het lampje gaat branden en de motor slaat af als de
koelvloeistof een gevaarlijk hoge temperatuur bereikt
(Fig. 31).
1
2
3
4
5
6
7
8
10
11
12
9
Figuur 31
1. Aftakashendel
2. Brandstofmeter
3. Urenteller
4. Oliedruklampje
5. Motortemperatuur
6. Indicatielampje
gloeibougie
7. Laadindicator
8. Temperatuurmeter
9. Temperatuurnulstelknop
10. Contactschakelaar
11. Gashendel
12. Accudeksel
Temperatuurmeter
De temperatuurmeter (Fig. 31) registreert de temperatuur
van de koelvloeistof in het koelsysteem. Als de temperatuur
van de koelvloeistof te hoog wordt, zal de motor
automatisch wordt afgezet.
Temperatuurnulstelknop
Houd deze nulstelknop ingedrukt om de motor te starten
nadat deze is afgeslagen wegens een hoge temperatuur.
Gebruik deze knop uitsluitend in noodgevallen.
Waarschuwingslampje gloeibougie
Als dit lampje gaat branden, zijn de gloeibougies in
werking (Fig. 31).
Contactschakelaar
Drie standen: UIT, AAN/Voorgloeien en START (Fig. 31).
Gashendel
Met de gashendel (Fig. 31) kunt u de motor met
verschillende toerentallen laten werken. Zet de gashendel
naar voren op SNEL om het motortoerental te verhogen en
naar achteren op LANGZAAM om het toerental te
verlagen. Met de gashendel regelt u de snelheid van de
maaimessen of andere werktuigen en in combinatie met het
tractiepedaal de rijsnelheid van de tractie-eenheid.
Stoelverstelhendel
Om de bestuurdersstoel in te stellen, moet u de hendel
(Fig. 32) naar achteren bewegen en de stoel in de gewenste
positie schuiven. Laat de hendel los om de stoel in deze
positie te vergrendelen. De zweefstoel kunt u naar voren of
naar achteren verstellen door de hendel links van de stoel
uit te trekken. Vervolgens schuift u de stoel in de gewenste
positie en laat u de hendel los. Met de instelknop voor het
gewicht kan de stoel worden versteld overeenkomstig de
wensen van de bestuurder.
1
Figuur 32
1. Stoelverstelhendel