Operator's Manual

Figuur49
1.Ontluchtschroefbrandstoîš¿njectiepomp
4.DraaihetcontactsleuteltjeopAAN.
Deelektrischebrandstofpompbeginttewerken.
Hierbijkomterluchtbijdeontluchtschroefnaar
buiten.
VOORZICHTIG
Dekansbestaatdatdemotorhierbijstart.
Bewegendeventilatorenenriemenvaneen
lopendemotorkunnenernstiglichamelijkletsel
veroorzaken.
Houddaaromhanden,vingers,losse
kleding/sieradenenhaaruitdebuurtvande
ventilatorenderiemvandemotor.
5.LaathetsleuteltjeopAANstaantotdatereenvolle
straalbrandstofbijdeschroefnaarbuitenkomt.
6.Zetdeontluchtschroefweervastendraaihet
sleuteltjeopUIT.
Opmerking:Normaalgesprokenzaldemotorna
bovenstaandeontluchtingsprocedurestarten.Indien
demotorechternietstart,kanerluchttussende
injectiepompendeinjectorszitten;zieInjectors
ontluchten.
Injectorsontluchten
Opmerking:Dezeproceduremaguitsluitendworden
toegepastalshetbrandstofsysteemisontluchtmet
behulpvandenormaleontluchtingsproceduresende
motornietstart;zieBrandstofsysteemontluchten.
1.Legeendoekonderdeleidingconnectorvanafde
injectiepompnaarverstuivernr.1zoalswordt
getoondinFiguur50.
Figuur50
1.Leidingconnectorvanafdeinjectiepompnaarverstuiver
nr.1
2.ZetdegashendelopSNEL.
3.DraaihetcontactsleuteltjeopSTARTenbekijkhoe
debrandstofomdeconnectorstroomt.
VOORZICHTIG
Dekansbestaatdatdemotorhierbijstart.
Bewegendeventilatorenenriemenvaneen
lopendemotorkunnenernstiglichamelijkletsel
veroorzaken.
Houddaaromhanden,vingers,losse
kleding/sieradenenhaaruitdebuurtvande
ventilatorenderiemvandemotor.
4.Draaideleidingconnectorgoedvastwanneerueen
ononderbrokenstraalziet.
5.DraaihetcontactsleuteltjeopUit.
6.Herhaaldezeprocedurebijdeoverigeverstuivers.
48