Operator's Manual

28
Brandstoffilter vervangen
Vervang het brandstoffilter om de 100 bedrijfsuren of elk
jaar. U kunt het brandstoffilter (Fig. 39) het best
vervangen als de brandstoftank leeg is. Na verwijdering
nooit een vuil brandstoffilter opnieuw aan de
brandstofleiding monteren.
1. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar
toe en schuif ze weg van het filter (Fig. 39).
m-2943
3
2
1
Figuur 39
1. Brandstoffilter
2. Brandstofslang
3. Slangklem
2. Trek het filter uit de brandstofslangen.
3. Monteer een nieuw brandstoffilter en schuif de
slangklemmen terug tot dicht bij het filter.
Opmerking: De pijl op het brandstoffilter moet wijzen
in de richting van de carburateur.
Onderhoud van de wielen
Verwijdering van de wielen
1. Stop de motor en wacht tot alle bewegende delen tot
stilstand gekomen zijn.
2. Maak de bougiekabel van de bougie los (Fig. 22).
3. Verwijder de tapbout, het afstandstuk van het wiel en
de borgmoer waarmee het wiel is gemonteerd op de
draaiarm (Fig. 40).
m-209
12 3
4
67 75
9
5
8
Figuur 40
1. Borgmoeren
2. Afstandstuk van wiel
3. Lager/naaf-stel
4. Afstandstuk van lager
5. Wielhelft
6. Kunststofkap (alleen
achterwielen)
7. Lip
8. Lager (2)
9. Tapbout
4. Verwijder de wielhelften van de band door de vier
tapbouten en de vier borgmoeren los te draaien
(Fig. 40).
Opmerking: Als de lagers moeten worden verwijderd van
het lager/naaf-stel, dient u te drukken op het afstandstuk
van het lager (Fig. 40).
Montage van de wielen
1. Plaats de band op een wielhelft en breng de lippen op
elke band in één lijn (Fig. 40).
2. Plaats het lager/naaf-stel in de middelste opening van
de wielhelft. Zorg ervoor dat de ondersteuningen van
de naaf zijn geplaatst op de flens van de opening
(Fig. 40).
3. Plaats de andere wielhelft op het lager/naaf-stel en
breng het wiel, de lippen van de banden en de
montage-openingen op één lijn (Fig. 40).
4. Zet de wielhelften niet te strak aan elkaar. Gebruik
hiervoor twee 6 x 38 mm volledig getapte schroeven
of bouten en niet-borgende moeren. Draai de
schroeven of bouten in de tegenoverliggende gaten
(Fig. 40).
5. Controleer of alle onderdelen in één lijn staan en draai
de schroeven vast. Draai de schroeven afwisselend aan
een zijde vast ten behoeve van een gelijkmatige
montage totdat de wielhelften tegen elkaar zitten
(Fig. 40).
6. Plaats de twee tapbouten en twee contramoeren, die u
eerder hebt verwijderd in de overblijvende gaten in de
wielhelften en draai ze vast. Verwijder de twee lange
schroeven of bouten en vervang ze door de twee
tapbouten en twee borgmoeren (Fig. 40).
7. Monteer het wiel weer op de draaiarm met de
tapbouten, het afstandstuk en een borgmoer. Zorg
ervoor dat het afstandstuk is geplaatst tussen de
wielnaaf en de draaiarm (Fig. 40).
De brandstoftank leegmaken
1. Stop de motor en wacht tot deze is afgekoeld.
2. Maak de bougiekabel van de bougie los (Fig. 22).
3. Verwijder de dop van de brandstoftank (Fig. 3).
4. Laat de brandstof met behulp van een hevel in een
schone, goedgekeurd benzinevat lopen.
5. Sluit de bougiekabel aan op de bougie.
6. Laat de motor draaien totdat hij stopt.
7. Start de motor opnieuw om er zeker van te zijn dat er
geen benzine meer in de carburateur is.