Operator's Manual
Onderhoud
NL–20
2340
1,5-4,6 mm
Model met zelfaandrijving afgebeeld
Figuur 21
2341
1
2
3
Model met zelfaandrijving afgebeeld
Figuur 22
1. Kabelmantel
2. Kabelklem
3. Moer
3. AFSTELLEN VAN DE KABELMANTEL –
Draai de moer op de kabelklem los. Steek een
voorwerp met een afmeting van 1,5 mm-4,6 mm
tussen bedieningsstang en handgreep. Trek de
kabelmantel omlaag tot alle speling in de kabel
is opgeheven. Draai de moer op de kabelklem
weer vast.
Afstellen van de
wielaandrijving
(model met zelfaandrijving)
Wanneer de zelfaandrijving van de maaier niet werkt
of de neiging heeft te kruipen als de aandrijving niet
is ingeschakeld, dient de bedieningskabel van de
aandrijving bijgesteld te worden.
1. Zet de motor af.
2. Draai de knop rechtsom als de maaier kruipt
terwijl de aandrijving niet geactiveerd wordt.
Draai de knop linksom als de maaier niet in
beweging komt wanneer de aandrijving
geactiveerd wordt.
2341
1
Figuur 23
1. Afstelknop
NB: Wanneer over de linker- of rechterkant
van de machine wordt gesproken,
wordt bedoeld gezien vanuit staande
positie achter de handgreep, in de
normale bedieningspositie.
De afstelling is goed wanneer:
• de maaier niet kruipt wanneer de aandrijving niet
geactiveerd wordt