Operator's Manual

52
4. Draai de contramoeren weer vast nadat u het pedaal
heeft afgesteld.
5. Controleer nogmaals of de afstand 95 mm ± 3 mm is,
nadat de contramoeren zijn vastgedraaid, ten behoeve
van een goede afstelling. Indien nodig opnieuw
afstellen.
6. Maak de contraveer weer vast aan de versnellingspook.
Belangrijk Zorg ervoor dat het stangeind rechtop en
niet scheef op de kogel is geplaatst en parallel met het
koppelingspedaal loopt nadat de contramoer is vastgedraaid
(Fig. 64).
2
1
3
4
Figuur 64
1. Stangeind van
koppelingskabel
2. Koppelingspedaal
3. Contramoer van
stangeind
4. Parallel
Opmerking: De speling van het koppelingspedaal mag
nooit minder dan 19 mm bedragen.
7. Controleer nogmaals de veiligheidsschakelaar van de
koppeling (Fig. 65). De motor mag pas aanslaan als het
koppelingspedaal 32 mm ± 3 mm is verwijderd van de
vloer. Als afstelling nodig is, draait u de contramoeren
van de schakelaar los en stel deze naar boven of
beneden bij.
1
Figuur 65
1. Koppelingsschakelaar
Parkeerrem afstellen
Controleer de afstelling om de 200 bedrijfsuren.
1. Verwijder de rubberen handgreep van de
parkeerremhendel (Fig. 66)
1
2
Figuur 66
1. Parkeerremhendel 2. Handgreep
2. Draai de stelschroef los waarmee de knop is bevestigd
aan de parkeerremhendel (Fig. 67).
3. Draai aan de knop totdat een kracht van of 133–178 N
nodig is om de hendel te bedienen.
1
3
2
Figuur 67
1. Parkeerremhendel
2. Knop
3. Stelschroef
4. Draai de stelschroef weer vast nadat u de parkeerrem
heeft afgesteld.
5. Monteer de rubberen handgreep op de
parkeerremhendel.