Form No. 3396-167 Rev A Workman® MD en MDX multifunctionele voertuigen Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: Modelnr.: 07266TC—Serienr.: 315000601 en hoger 07273—Serienr.: 315000601 en hoger 07273TC—Serienr.: 315000601 en hoger 07279—Serienr.: 315000601 en hoger G014966 Registreer uw product op www.Toro.com.
Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen. Zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Lees deze informatie zorgvuldig door, zodat u weet hoe u de machine op de juiste wijze moet gebruiken en onderhouden en om schade aan de machine en letsel te voorkomen. U bent verantwoordelijk voor het juiste en veilige gebruik van de machine. WAARSCHUWING U kunt op www.Toro.
Inhoud Onderhoud uitvoeren aan de van de koolstofhouder...................................................38 Onderhoud elektrisch systeem ....................................41 Onderhoud van de accu...........................................41 Zekeringen vervangen.............................................43 Onderhoud van de koplampen .................................43 Onderhoud aandrijfsysteem ........................................45 Onderhoud van de banden ......................................
Veiligheid • Laat andere volwassenen de machine alleen gebruiken als zij eerst de Gebruikershandleiding hebben gelezen en deze hebben begrepen. Deze machine mag uitsluitend worden gebruikt door opgeleide en bevoegde personen. Bestuurders moeten lichamelijk en geestelijk in staat zijn de machine te besturen. Onjuist gebruik of onderhoud door de gebruiker of eigenaar kan letsel veroorzaken.
Bediening probleem is verholpen voordat u het voertuig of het werktuig weer gaat gebruiken. • De bestuurder en de passagier moeten op de stoel • Bedien de machine uitsluitend buitenshuis of in een goed blijven zitten en de veiligheidsgordels gebruiken terwijl het voertuig in beweging is. De bestuurder moet indien mogelijk het stuurwiel met beide handen vasthouden en de passagier moet de aangebrachte handgrepen gebruiken. Houd uw armen en benen te allen tijde binnen het voertuig. geventileerde ruimte.
kan worden gecentreerd. Zorg ervoor dat de lading in evenwicht is en goed vastzit om te voorkomen dat deze gaat schuiven. niet aan als de motor loopt of direct nadat u deze heeft afgezet. Deze onderdelen kunnen heet zijn en brandwonden veroorzaken. – Vermijd plotseling stoppen en starten. Zet het voertuig niet van de achteruitstand in de vooruitstand of van de vooruitstand in de achteruitstand voordat het voertuig volledig tot stilstand is gekomen.
Gebruik op hellingen het rempedaal als u achterwaarts rolt, omdat de machine dan kan omslaan. WAARSCHUWING • Als u de machine op heuvelachtig terrein zult gebruiken, kunt u de optionele rolbeugel (ROPS) monteren. Als u de machine op een helling gebruikt, bestaat de kans dat ze omslaat of gaat rollen. Ook bestaat de kans dat de motor afslaat of dat de machine op een helling vaart verliest. Hierdoor kan lichamelijk letsel ontstaan.
• Om het voertuig in goede conditie te houden, moet u transporteert die niet aan de machine kan worden gebonden, zoals vloeistof in een grote tank. ervoor zorgen dat alle moeren, bouten en schroeven goed zijn vastgedraaid. • Stort de lading nooit uit de bak als de machine zijwaarts • Om het risico op brand te verminderen, moet u de op een helling staat. Als gevolg van de verandering in de gewichtverdeling kan de machine omslaan.
Hand-arm trillingen Gemeten trillingsniveau voor de rechterhand = 1,03 m/s2 Gemeten trillingsniveau voor de linkerhand = 1,5 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2 De gemeten waarden zijn vastgesteld volgens de procedures in EN 1032. Trillingen op het gehele lichaam Gemeten trillingsniveau = 0,42 m/s2 Onzekerheidswaarde (K) = 0,5 m/s2 De gemeten waarden zijn vastgesteld volgens de procedures in EN 1032.
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. 117-5001 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 7. Claxon 2. Kans op botsing – Dit voertuig is niet bestemd voor gebruik op de openbare weg. 8. Urenteller 3. Kans op vallen – Vervoer geen passagiers in de laadbak. 9. Koplampen 4.
2-3325 99-7345 1. Waarschuwing – Lees de Gebruikershandleiding. 2. Heet oppervlak/gevaar voor brandwonden – Blijf op een veilige afstand van een heet oppervlak. 3. Risico om gegrepen te worden, riem – Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen.; laat alle beveiligingen op hun plaats zitten. 1. Lees de Gebruikershandleiding voor informatie over de zekeringen. 4. Koplampen, 15 A 2. Lift/gate, 30 A 5. Zekering voor voertuig, 20 A 3. Claxon/stroompunt, 10 A 4.
Montage Losse onderdelen Gebruik onderstaande lijst om te controleren of alle onderdelen zijn geleverd. Procedure Omschrijving Hoeveelheid Gebruik 1 Stuurwiel 1 Stuurwiel monteren (modellen 07266TC en 07273TC). 2 Geen onderdelen vereist – Het peil van de vloeistoffen en de luchtdruk in de banden controleren.
• Bekijk het veiligheidsinstructiemateriaal. 6. Lijn de borglipjes van de middenkap uit met de openingen in het stuurwiel en druk de kap op het stuur tot de borglipjes op hun plaats klikken (Figuur 3). • Vul de registratiekaart in. • Vul het Inspectieformulier in. • Bekijk het Kwaliteitscertificaat 2 Het peil van de vloeistoffen en de luchtdruk in de banden controleren Geen onderdelen vereist Procedure 1.
Algemeen overzicht van de machine Figuur 4 1. Sluiting van de motorkap 3. Laadbak 5. Schakelhendel 2. Parkeerremhendel 4. Sleeplip 6. Brandstoftankdop 14 7.
Bedieningsorganen Parkeerremhendel De parkeerremhendel bevindt zich tussen de stoelen (Figuur 4 en Figuur 5). Als u de motor afzet, moet u de parkeerrem in werking stellen om te voorkomen dat het voertuig per ongeluk in beweging komt. Trek de hendel van de parkeerrem op om de parkeerrem in werking te stellen. Stel de parkeerrem vrij door de hendel naar beneden te duwen. Als u de machine op een steile helling parkeert, moet u de parkeerrem in werking stellen.
Aansluitpunt Het aansluitpunt bevindt zich rechts van de Aan/Uit-schakelaar (Figuur 7). Met het aansluitpunt kunt u optionele elektrische accessoires van 12 V van stroom voorzien. Brandstofmeter De brandstofmeter (Figuur 8) vindt u op de brandstoftank naast de vuldop, aan de linkerkant van de machine. De brandstofmeter geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit. Figuur 7 1. Claxonknop (modellen 07266TC en 07273TC) 4. Oliedruklampje 2. Urenteller 5. Aansluitpunt 3. Lichtschakelaar 6.
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing De laadbak gebruiken Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. De laadbak ophalen WAARSCHUWING Veiligheid staat voorop Een opgehaalde laadbak kan vallen en letsel toebrengen aan personen die eronder aan het werk zijn. Lees aandachtig alle veiligheidsinstructies en -symbolen in het hoofdstuk Veilige bediening. Met behulp van deze informatie kunt u voorkomen dat omstanders of uzelf letsel oplopen.
De achterlaadklep openen 1. Zorg dat de laadbak omlaag en vergrendeld is. 2. Til de klepjes op het achterste paneel van de achterlaadklep omhoog (Figuur 13). 2 3 1 g014860 Figuur 11 1. Hendel 3. Borgsleuf 2. Steunstang 2. Zet de steunstang in de borgsleuf om de laadbak vast te zetten (Figuur 12). Figuur 13 1. Flens van achterlaadklep (laadbak) 3. Tillen (klepje) 2. Borgflens (achterlaadklep) 4. Naar achteren en omlaag draaien 3.
• Draai het stuurwiel naar links en naar rechts om de • stuurreacties te controleren. Controleer op olielekken, loszittende onderdelen en andere zichtbare gebreken. Opmerking: Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen tot stilstand gekomen zijn voordat u controleert op olielekken, losse onderdelen en andere slijtage en beschadigingen.
Figuur 16 1. Reservoir voor remvloeistof 2. Minimum-streep Figuur 17 4. Doe het volgende als het vloeistofpeil te laag is: 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak. A. Reinig de omgeving van de reservoirdop en verwijder de dop (Figuur 15). B. 2. Zet de laadbak omhoog; zie De laadbak ophalen (bladz. 18). Giet DOT 3 remvloeistof in het reservoir tot het vloeistofpeil boven de Minimum-lijn staat (Figuur 16). 3.
7. Als het oliepeil te laag is, moet u de vuldop losdraaien en geschikte olie in de vulbuis gieten totdat het peil de Vol-markering op de peilstok bereikt. 9. Laat de laadbak zakken; zie Laadbak neerlaten (bladz. 19). Het motoroliepeil controleren (modellen 07273 en 07273TC) Opmerking: Vul de olie langzaam bij en controleer daarbij veelvuldig het oliepeil. Voeg niet te veel olie toe.
• Geen benzine gebruiken die methanol bevat. GEVAAR • In de winter geen brandstof bewaren in de brandstoftank In bepaalde omstandigheden kan tijdens het tanken statische elektriciteit worden ontladen waardoor vonken ontstaan die brandstofdampen tot ontbranding kunnen brengen. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden bij u of anderen en materiële schade veroorzaken. of in vaten, tenzij u een brandstofstabilisator gebruikt. • Meng nooit olie door benzine.
De machine stoppen Belangrijk: Als u de machine op een helling laat stoppen, moet u de serviceremmen intrappen en de parkeerrem in werking stellen om te voorkomen dat de machine van zijn plaats rolt. Als u het gaspedaal gebruikt om de machine op de helling tot stilstand te brengen, kan de machine schade oplopen. 1. Neem uw voet van het gaspedaal; zie Gaspedaal (bladz. 15)). 2. Druk het rempedaal langzaam in om met de serviceremmen de machine volledig tot stilstand te brengen; zie Rempedaal (bladz. 15).
• Zie Onderhoud van de machine in bijzondere • ertoe kan leiden dat de machine onbestuurbaar wordt of omkantelt. omstandigheden (bladz. 29) voor bijzondere controles op rustige momenten. Controleer de stand van de voorwielophanging en stel deze af indien nodig; zie Toespoor en vlucht van voorwielen afstellen (bladz. 45). • Wees extra voorzichtig als u erg omvangrijke ladingen transporteert in de laadbak, in het bijzonder als u het gewicht van de lading niet centraal in de laadbak kunt plaatsen.
Als u een lading vervoert of een aanhangwagen trekt, mag u de machine of de aanhangwagen niet te zwaar beladen. Een te zware lading van de machine of de aanhanger kan leiden tot slechte prestaties of beschadiging van de remmen, as, motor, transaxle, stuurinrichting, ophanging, carrosserie of banden. Zorg er altijd voor dat 60% van het gewicht van de lading zich in het voorste deel van de aanhangwagen bevindt.
Onderhoud Opmerking: Op zoek naar een Elektrisch schema van uw machine? Download het schema gratis op www.Toro.com; u kunt uw machine zoeken via de link Handleidingen op de hoofdpagina. Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Aanbevolen onderhoudsschema Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Na de eerste 8 bedrijfsuren • Controleer de conditie van de aandrijfriem. • Controleer de spanning van de riem van de dynamo van de starter.
Controlelijst Dagelijks Onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Gecontroleerde item Voor week van: Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Werking van rem en parkeerrem controleren. Werking van schakelinrichting/neutraalstand controleren. Brandstofpeil controleren. Het motoroliepeil controleren. Het transaxle-oliepeil controleren. Luchtfilter controleren. Koelribben van de motor controleren. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
VOORZICHTIG Als u het sleuteltje in de AAN-/UIT-schakelaar laat, bestaat de kans dat iemand de motor per ongeluk start waardoor u of andere omstanders ernstig letsel kunnen oplopen. Haal het sleuteltje uit de starterschakelaar en maak de bougiekabel los voordat u onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan het voertuig. Druk de kabel opzij, zodat deze niet onbedoeld contact kan maken met de bougie. Procedures voorafgaande aan onderhoud De machine omhoog brengen GEVAAR Een opgekrikte machine kan wankel staan.
Smering De machine smeren Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan)—Lagers en lagerbussen smeren. Smeer vaker als de machine in zware omstandigheden wordt gebruikt. Figuur 26 1. Hefpunten achteraan Type vet: Nr. 2 vet op lithiumbasis voor algemene doeleinden 1. Veeg de smeernippel schoon met een vod zodat er geen vuil kan binnendringen in het lager of de lagerbus. De motorkap openen 2. Gebruik een smeerpistool.
De lagers in de voorwielen smeren Onderhoudsinterval: Om de 300 bedrijfsuren Specificatie smeermiddel: Mobilgrease XHP™-222 De naaf en rotor verwijderen 1. Til de voorkant van de machine op en plaats deze op kriksteunen. 2. Verwijder de 5 wielmoeren waarmee het wiel aan de naaf bevestigd is (Figuur 30). Figuur 31 1. Beugel remklauw (rem) 3. Flenskopbout (3/8 x 1 inch) 2. As 4. Verwijder de stofkap van de naaf (Figuur 32). Figuur 30 1. Wielmoer 2. Wiel 3. Naaf 3.
6. Smeer de lagers met het aanbevolen smeermiddel. 7. Monteer de loopringen van de binnenste en buitenste lagers in de naaf (Figuur 34). Opmerking: Zorg ervoor dat de loopringen volledig in de gaten van de naaf zitten. 8. Vul de holte van de naaf voor 50 tot 80% met het aanbevolen smeermiddel (Figuur 34). 9. Monteer het binnenste lager op de loopring aan de binnenkant van de naaf en monteer de afdichting (Figuur 34). Figuur 33 10. Herhaal stappen 1 tot en met 9 voor de lagers van de andere naaf. 2.
Onderhoud motor 8. Monteer de borgschroef over de moer en controleer de uitlijning van de gleuf in de schroef en de opening in de as voor de borgpen (Figuur 36). Onderhoud van het luchtfilter Opmerking: Als de gleuf in de borgschroef en de opening in de as niet uitgelijnd zijn, moet u de asmoer vastzetten met een torsie van maximaal 22,6 N·m om de gleuf en de opening uit te lijnen. Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Vervang het element van het luchtfilter eerder als het vuil of beschadigd is.
Opmerking: Het wordt afgeraden het gebruikte luchtfilterelement te reinigen omdat dit kan leiden tot beschadiging van de filtermedia. 1. Reinig de opening van de vuiluitlaat op het deksel van het luchtfilter. 2. Verwijder de rubberen uitlaatklep van het deksel, maak de holte schoon en plaats de klep terug. 3. Steek het luchtfilterelement in het luchtfilterhuis (Figuur 38).
Figuur 41 Figuur 39 1. Oliepeilstok en vulopening 1. Start de motor van het voertuig en laat deze een paar minuten lopen. 9. Giet geschikte olie in de vulbuis totdat het oliepeil de Vol-markering op de peilstok heeft bereikt (Figuur 41). 2. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai de Aan/Uit-schakelaar op Uit en verwijder het sleuteltje uit het contact. Opmerking: Giet langzaam olie in de motor en controleer daarbij veelvuldig het oliepeil.
10. Steek de peilstok volledig in de peilstokbuis, neem de peilstok eruit en controleer het oliepeil (Figuur 44). 1. Start de motor van het voertuig en laat deze een paar minuten lopen. 2. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai de Aan/Uit-schakelaar op Uit en verwijder het sleuteltje uit het contact. Opmerking: Voeg indien nodig de voorgeschreven olie toe aan de motor tot het oliepeil de Vol-markering van de peilstok bereikt. 3.
Onderhoud brandstofsysteem Type: Champion RN14YC (of een equivalent type). Elektrodenafstand: 0,762 mm Belangrijk: Een gebarsten, aangetaste, vuile of gebrekkig werkende bougie moet worden vervangen. U mag de elektroden niet zandstralen, afkrabben of reinigen met een staalborstel omdat hierdoor gruis kan losraken en in de cilinder terechtkomen. Dit leidt meestal tot beschadiging van de motor.
Onderhoud uitvoeren aan de van de koolstofhouder Het luchtfilter voor de koolstofhouder inspecteren Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren Inspecteer de opening onderaan het luchtfilter voor de koolstofhouder en zorg ervoor dat deze vrij is van vuil en verstopping (Figuur 47). Figuur 48 1. Filter van koolstofhouder 3. Slang 2. Koolstofhouder 4. Brandstoftank 2.
Figuur 50 6. Voorkant van machine 7. Gaffel 3. Voorste contramoer 8. Borgpen 4. Beugel van remkabel 9. Gaffelpen 5. Achterste contramoer 10. Remhendel 3. Zet de achterste contramoer los en verwijder de kabel van de beugel van de remkabel (Figuur 50). Figuur 49 1. Knop van schakelhendel 1. Kabelklemband 2. Kabel van parkeerrem 4. Verwijder de borgpen en de gaffelpen waarmee de gaffel voor de kabel van de parkeerrem is bevestigd aan de remhendel en verwijder de kabel van de hendel (Figuur 50). 2.
2. Til voorzichtig de stoelen, de stoelbasis en de kabels van de parkeerrem van de machine (Figuur 51). Belangrijk: Let op hoe de kabels van de parkeerrem geleid zijn langs het chassis als u de stoelen en de stoelbasis van de machine tilt. Figuur 52 Figuur 54 De koolstofhouder vervangen 3. Voorkant van machine 1. Koolstofhouder 2. Koolstofhouderbevestiging (brandstoftank) 1. Verwijder de zuigslang van de fitting op de koolstofhouder die gemarkeerd is met 'Purge' (afvoeren) (Figuur 53). 4.
Onderhoud elektrisch systeem 7. Plaats de nieuwe koolstofhouder in de koolstofhouderbevestiging van de brandstoftank met de afvoerfitting en de fitting voor de brandstoftank naar achteren uitgelijnd (Figuur 54). 8. Monteer de zuigslang op de fitting op de koolstofhouder die gemarkeerd is met 'Purge' (afvoeren) en de slang van de brandstoftank op de fitting die gemarkeerd is met 'Fuel Tank' (brandstoftank) (Figuur 53). Onderhoud van de accu Accuvoltage: 12 V, 300 A, koude start bij -18 °C.
De accu afkoppelen WAARSCHUWING Als accukabels verkeerd worden verbonden, kan dit schade aan het voertuig en de kabels tot gevolg hebben en vonken veroorzaken. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen, waardoor lichamelijk letsel kan ontstaan. • Maak altijd de minkabel (zwart) van de accu los voordat u de pluskabel (rood) losmaakt. • Sluit altijd de pluskabel (rood) van de accu aan voordat u de minkabel (zwart) aansluit.
Zekeringen vervangen Accu monteren 1. Lijn de accu uit met de accubak van de machine (Figuur 56). Er zijn 3 zekeringen in het elektrische systeem. Deze bevinden zich onder het dashboard aan de kant van de bestuurder (Figuur 57). Opmerking: Zorg ervoor dat de plus- en minpool van de accu uitgelijnd zijn; zie Figuur 56. Auxillary (Open) 30 A 2. Bevestig de accu met de accuklem, de slotbout en de borgmoer aan de accubak (Figuur 56). Ontstekingssysteem/Claxon 10 A Koplampen 15 A 3.
2. Open de motorkap; zie De motorkap sluiten (bladz. 30). VOORZICHTIG Een verontreiniging van het oppervlak kan schade toebrengen aan de lampen van de koplichten en leiden tot een defect of een ontploffing waardoor de veiligheid ernstig in gevaar wordt gebracht. 3. Koppel de elektrische aansluiting voor de kabelboom los van de aansluiting van de lamp (Figuur 59). U moet de lampen hanteren zonder het transparante kwarts aan te raken. Gebruik een schone tissue of houd de lamp vast bij de basis.
Onderhoud aandrijfsysteem 2. Draai achteraan de koplamp aan de stelschroeven (Figuur 59) om de koplamp te draaien en de straal te richten. 3. Sluit de accu aan en sluit de motorkap; zie De accu aansluiten (bladz. 43). Onderhoud van de banden Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren—Controleer de staat van de banden en velgen. Om de 100 bedrijfsuren—Draai de wielmoeren aan. 1. Inspecteer de banden en velgen op tekenen van slijtage en beschadiging.
1 3 1 2 2 G014994 Figuur 61 1. Veer van schokbreker 3. Veerlengte 2. Kraag g014968 Figuur 60 Linkervoorwiel in vooraanzicht; de hoek is uitvergroot ter illustratie 4. Rol op een vlakke ondergrond de machine 2 tot 3 meter recht achteruit en vervolgens recht vooruit naar de plaats waar u vertrok. 1. Hier meten 2. Hier meten – zou 2,3 mm meer moeten zijn dan de meting bij 1 5. Herhaal deze stappen, te beginnen met stap 1 tot de vlucht van de beide voorwielen juist is ingesteld. 6.
Transaxle-olie verversen Onderhoudsinterval: Om de 800 bedrijfsuren/Jaarlijks (houd hierbij de kortste periode aan) Type olie: SAE 10W30 (API-onderhoudsklasse SJ of hoger) Oliecapaciteit: 1,4 liter 1. Parkeer het voertuig op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai de Aan/Uit-schakelaar op Uit en verwijder het sleuteltje uit het contact. Figuur 63 1. Contramoer 2. Spoorstang 2. Maak de omgeving van de vulplug en de aftapplug schoon met een vod (Figuur 65). 8.
Figuur 66 1. Vulbuis 8. Monteer de vulplug en de pakking en draai deze vast in de vulplugopening van de transmissie (Figuur 65). Figuur 67 9. Start de motor en begin met uw werk. 1. Beugel van de neutraalstand 10. Controleer het oliepeil en voeg meer olie toe als het peil niet tot de schroefdraad in de vulplugopening reikt (Figuur 65). 2. Borgmoeren 3.
Onderhoud koelsysteem 6. Start de motor en zet de schakelhendel een aantal malen op Forward, Reverse en Neutral om te controleren of de beugel van de neutraalstand naar behoren werkt. Omgeving van motorkoeling reinigen Onderhoud van de primaire aandrijfkoppeling Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Reinig het koelsysteem tweemaal zo vaak in bijzondere werkomstandigheden; zie Onderhoud van het voertuig in bijzondere werkomstandigheden.
Onderhouden remmen in werking te stellen, niet kunt verkrijgen, moet u de procedure voor het afstellen van de remkabels uitvoeren; zie ( De remkabels afstellen (bladz. 50)). De remmen controleren 4. Draai de stelschroef vast en plaats de handgreep (Figuur 70). Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren De remmen zijn van essentieel belang voor een veilig gebruik van de machine.
Onderhoud riemen • Als u de knop voor remafstelling niet kunt afstellen door hem vast te draaien en de parkeerremhendel met een kracht van 133 tot 156 N·m in werking te stellen, doet u het volgende: Onderhoud van de drijfriem A. Draai de achterste contramoer (Figuur 71) voor de schroefregelaar van de kabel van de parkeerrem 1 slag los. B. Draai de voorste contramoer vast (Figuur 71). C.
Onderhoud van het chassis 7. Laat de laadbak zakken; zie Laadbak neerlaten (bladz. 19). Riem van de dynamo van de starter afstellen Vergrendelingen van de laadbak instellen Onderhoudsinterval: Na de eerste 8 bedrijfsuren Om de 200 bedrijfsuren Als de vergrendeling van de laadbak slecht is afgesteld, trilt de laadbak tijdens het rijden. U kunt de vergrendelstangen zodanig afstellen dat de vergrendelingen de laadbak stevig tegen het chassis houden. 1.
Reiniging Stalling 1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak, stel de parkeerrem in werking, draai de Aan/Uit-schakelaar op Uit en verwijder het sleuteltje uit het contact. 2. Verwijder het vuil en vet van het hele voertuig, inclusief de buitenkant van de koelribben van de cilinderkop en de ventilatorbehuizing. De machine schoonmaken De machine moet worden gewassen als dit nodig is. Gebruik uitsluitend water of water met een mild reinigingsmiddel.
E. Choke de motor. F. Start de motor totdat deze niet meer start. 9. Verwijder de bougies en controleer hun toestand; zie De bougie controleren en vervangen (bladz. 36). 10. Nadat de bougies uit de cilinder zijn verwijderd, giet u twee eetlepels motorolie in de bougie-opening. 11. Gebruik de elektrische startmotor om de motor te laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te verspreiden. 12. Monteer de bougie(s) en draai ze vast met de aanbevolen torsie; zie De bougie controleren en vervangen (bladz.
Lijst met internationale dealers Dealer: Land: Dealer: Land: Hongarije Hongkong Korea Telefoonnummer: 36 27 539 640 852 2155 2163 82 32 551 2076 Agrolanc Kft Balama Prima Engineering Equip. B-Ray Corporation Maquiver S.A. Maruyama Mfg. Co. Inc. Mountfield a.s. Colombia Japan Tsjechië Casco Sales Company Puerto Rico 787 788 8383 Mountfield a.s. Slowakije Ceres S.A. Costa Rica 506 239 1138 Munditol S.A. Argentinië CSSC Turf Equipment (pvt) Ltd. Cyril Johnston & Co. Cyril Johnston & Co.
De Algemene Garantiebepalingen voor Toro-producten 2 jaar beperkte garantie Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro-product (hierna: het 'product') gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.