Operator's Manual

GEVAAR
Wanneeruhettoerentalvandemotor
tijdenshetwettenverandert,kunnende
messenkooientotstilstandkomen.
Verandernooithetmotortoerental
tijdenshetwetten.
Wetuitsluitendalsdemotorstationair
loopt.
4.Startdemotorenlaatdezeopeenlaag
stationairtoerentallopen.
5.DraaidewethendelnaarACHTERUIT(R)(Figuur
52).
g014620
Figuur52
1.WethendelVOORUIT2.WethendelACHTERUIT
6.Draaidetoerentalregelingvandemessenkooien
opinstelling1(Figuur53).
g014623
Figuur53
1.Toerenregelaarvanmessenkooien
7.ZetdeschakelhendelopNEUTRAAL,enzet
dandeheffen/dalenmaai-bedieningopVooruit
omhetwettenvandegekozenmaaikooiente
beginnen.
8.Brengdewetpastaaanmeteenborstelmeteen
langesteel.Gebruiknooiteenborstelmeteen
kortesteel.
9.Alsdemessenkooienblijvenvastzittenof
instabielwordentijdenshetwetten,moetuhet
toerentalvandemessenkooienverhogentotdat
desnelheidstabiliseert.Zetdaarnahettoerental
weeropstand1ofdegewenstesnelheid.
10.Alsudemaaidekkentijdenshetwettenwilt
afstellen,schakeltudemessenkooienuitdoor
demaai-/hefhendelnaarachterentebewegen
endemotoraftezetten.Nadeafstelling
herhaaltustappen4totenmet8.
11.Herhaaldezeprocedurebijallemaaidekkendie
uwiltwetten.
12.Alsuklaarbent,zetdewethendelsdanop
VOORUIT(F),plaatsdekap,enspoelde
wetpastavandemaaidekken.Stelindien
nodighetcontacttussendemessenkooienhet
ondermesaf.Zetdetoerentalregelingvande
messenkooienindegewenstemaaistand.
Belangrijk:Alsdewethendelnahetwetten
nietopVOORUIT(F)wordtgezetzullende
maaidekkennietomhooggaanofgoed
functioneren.
49