Operator's Manual

16
8. Verwijder de beschermplaten van de maaidekken en de
assen van de aandrijfmotor van de messenkooi.
Opmerking: Bewaar de beschermplaten voor de
maaidekken. Monteer ze als de aandrijfmotoren van de
messenkooien worden verwijderd om de lagers van het
maaidek te beschermen tegen verontreiniging.
9. Spuit met een smeerpistool Nr. 2 Smeervet voor
algemene doeleinden in de holte aan het uiteinde van
het maaidek.
10. Breng een laagje schoon smeervet aan op de gleufas van
de motor en monteer de motor door de motor rechtsom
te draaien, totdat de motorflenzen de tapeinden niet
meer raken. Draai de motor linksom totdat de flenzen
de tapeinden omsluiten. Draai de montagetapbouten
vast (Fig. 13).
Ballast achter
Deze machine is in overeenstemming met de norm van
ANSI B71.4–1999 als het achterwiel wordt verzwaard met
18 kg calciumchloride.
Belangrijk Als een band van een wiel dat is verzwaard
met calciumchloride, lek raakt, moet u de machine zo snel
mogelijk van het gras rijden. Om mogelijke schade aan de
grasmat te voorkomen, moet u het desbetreffende deel van
de grasmat onmiddellijk doordrenken met water.
Vóór het gebruik
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Motoroliepeil controleren.
Het carter van de motor is in de fabriek gevuld met
1,65 liter olie (met filter); het oliepeil moet echter worden
gecontroleerd voordat de motor voor de eerste keer wordt
gestart en daarna nog eens.
De motor gebruikt elk type hoogwaardige reinigingsolie
waaraan het American Petroleum Institute (API)
onderhoudsclassificatie SG, SH of SJ heeft verleend. De
aanbevolen viscositeit (gewicht) is SAE 30.
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Verwijder de peilstok en veeg deze af met een schone
doek. Draai de peilstok in de buis. Let erop dat de
peilstok volledig in de buis schuift (Fig. 14). Haal de
peilstok uit de buis en controleer het oliepeil. Als het
oliepeil te laag is, moet u de vuldop losmaken van het
klepdeksel en voldoende olie bijvullen totdat het peil de
VOL-markering op de peilstok bereikt.
1
2
Figuur 14
1. Peilstok 2. Dop van vulbuis
3. Giet olie in de vulopening in het klepdeksel totdat het
peil de VOL-markering op de peilstok heeft bereikt. Vul
de olie langzaam bij en controleer daarbij veelvuldig het
peil. Niet te vol vullen.
Belangrijk Controleer het oliepeil om de acht bedrijfsuren
of dagelijks. De olie moet na de eerste acht bedrijfsuren
worden ververst; daarna moet u in normale omstandigheden de
olie om de 50 bedrijfsuren verversen en het filter om de
100 bedrijfsuren vervangen. De olie moet echter vaker worden
vervangen als de machine in buitensporig stoffige of vuile
omstandigheden wordt gebruikt.
4. Plaats de vuldop en de peilstok weer stevig op hun plaats.
Brandstoftank vullen
Gebruik loodvrije, normale benzine voor auto’s
(octaangetal minimaal 85). Gelode normale benzine kan
worden gebruikt als loodvrije benzine niet verkrijgbaar is.
Belangrijk Gebruik nooit methanol, benzine die
methanol bevat of gasohol die meer dan 10 % ethanol
bevat, omdat dit kan leiden tot schade aan het
brandstofsysteem. Geen olie bij de benzine mengen.
1. Reinig de omgeving van de tankdop en verwijder de
tankdop (Fig. 15). Vul de brandstoftank tot maximaal
25 mm vanaf de onderkant van de vulbuis. De ruimte in
de tank geeft de benzine de kans om uit te zetten. Vul de
brandstoftank niet helemaal vol.
Opmerking: De inhoud van de brandstoftank is 26,6 liter.
1
m–5099
Figuur 15
1. Dop van brandstoftank