Operator's Manual

Figuur36
1.Brandstoflter/waterafscheider
2.Ontluchtingsplug
4.DraaihetcontactsleuteltjeopAAN.Deelektrische
brandstofpompbeginttewerken.Hierbijkomter
luchtbijdeontluchtingsplugnaarbuiten.Laathet
sleuteltjeopAANstaantotdatereenvollestraal
brandstofbijdeplugnaarbuitenkomt.Zetdeplug
weervastendraaihetsleuteltjeopUIT.
5.Draaideontluchtschroefopde
brandstonjectiepompopen(Figuur37).
Figuur37
1.Ontluchtschroefbrandstonjectiepomp
6.DraaihetcontactsleuteltjeopAAN.Deelektrische
brandstofpompbeginttewerken.Hierbijkomter
luchtbijdeontluchtschroefnaarbuiten.Laathet
sleuteltjeopAANstaantotdatereenvollestraal
brandstofbijdeschroefnaarbuitenkomt.Zetde
ontluchtschroefweervastendraaihetsleuteltjeop
UIT.
Opmerking:Normaalgesprokenzaldemotor
nabovenstaandeontluchtingsprocedurestarten.
Indiendemotorechternietstart,kanerluchttussen
deinjectiepompendeinjectorszitten;zieInjectors
ontluchtenin,bladz..
Demachineduwenofslepen
Innoodgevallenkandemachinevooruitworden
bewogendoordeomloopklepinderegelbare
hydraulischepompinwerkingtestellenendemachine
teduwenofteslepen.
Belangrijk:Umagdemachinenietsnellerdan
3–4,8kmperuurduwenslepenomdathierdoor
detransmissiekanwordenbeschadigd.De
omloopklepmoetopenzijnalsdemachinewordt
geduwdofgesleept.
1.Deomloopklepbevindtzichopderegelbarepomp
(Figuur38).Draaideklep90°ineenvanbeide
richtingenomdezeteopenenendeolieinwendig
omtelatenleiden.Omdatdevloeistofisomgeleid,
kandemachinewordenvoortbewogenzonderdat
detransmissiewordtbeschadigd.
Figuur38
1.Omloopklep
2.Sluitdeomloopklepvoordatudemotorstart.Sluit
deklepmeteentorsievanmaximaal7-11Nm.
Belangrijk:Alsudemotorlaatlopenmet
eengeopendeomloopklep,zaldetransmissie
oververhitraken.
Deinterlockschakelaars
controleren
Niet-aangeslotenofbeschadigde
interlockschakelaarskunnenonverwachte
gevolgenhebbenopdewerkingvandemachine.
Ditkanlichamelijkletselveroorzaken.
Laatdeinterlockschakelaarsongemoeid.
Controleerelkedagdewerkingvan
deinterlockschakelaarsenvervang
beschadigdeschakelaarsvoordatude
machineweeringebruikneemt.
33