Operator's Manual

24
Gebruiksaanwijzing
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Bedieningsorganen
Tractiepedaal
Het tractiepedaal (Fig. 22) regelt de beweging vooruit en
achteruit. Om vooruit te rijden moet u de bovenkant van het
pedaal intrappen en om achteruit te rijden de onderkant van
het pedaal. De rijsnelheid hangt af van hoever het pedaal
wordt ingetrapt. Voor de maximale rijsnelheid zonder
belasting trapt u het pedaal volledig in terwijl de gashendel
op SNEL staat.
Om te stoppen, laat u het tractiepedaal opkomen en weer
terugkeren in de middelste stand.
Snelheidsbegrenzer Vooruit
Door de snelheidsbegrenzer van de Vooruit (Fig. 22) in te
stellen, kunt u de afstand begrenzen die het tractiepedaal
kan worden ingetrapt om voorwaarts bij een constante
snelheid te blijven maaien.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Figuur 22
1. Tractiepedaal
2. Snelheidsbegrenzer
Vooruit
3. Rood controlelampje
4. Snelheidsmeter
5. Rempedalen
6. Vergrendeling parkeerrem
7. Borgpen
8. Snelheidsbegrenzer
Achteruit
9. Contactschakelaar
Rode diagnoselampje
Als het rode diagnoselampje (Fig. 22) knippert, kan dit
erop duiden dat de machine wordt gebruikt bij een hogere
snelheid dan de maximum snelheid die oorspronkelijk is
geprogrammeerd in de ECU. Het lampje zal ook knipperen
als er een elektrische storing is ontdekt en als de
gloeibougies in werking zijn.
Contactschakelaar
De contactschakelaar (Fig. 22) heeft drie standen: UIT,
AAN / Voorgloeien en START.
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter (Fig. 22) geeft de rijsnelheid van de
machine aan.
Rempedalen
Twee rempedalen (Fig. 22) bedienen de afzonderlijke
remmen op de wielen ter ondersteuning van het draaien,
voor het parkeren en ten behoeve van een betere tractie bij
het rijden op hellingen. Een borgpen koppelt de pedalen als
parkeerrem en voor transport.
Vergrendeling parkeerrem
Een knop links van het bedieningspaneel activeert de
vergrendeling van de parkeerrem (Fig. 22). Om de
parkeerrem in werking te stellen, koppelt u de pedalen met
de borgpen en trekt u de vergrendeling voor de parkeerrem
uit. Om de parkeerrem uit te schakelen, trapt u beide
pedalen in totdat de vergrendeling van de parkeerrem wordt
ingetrokken.
Snelheidsbegrenzer Achteruit
Draai aan de schroef van de snelheidsbegrenzer (Fig. 22)
om de afstand in te stellen die het tractiepedaal bij het
achteruitrijden kan worden ingetrapt.