Operator's Manual

14
van een sleutel vast te draaien.
HET CONTROLEREN VAN HET
OLIEPEIL VAN DE ACHTERAS
(Uitsluitend Model 03603) Afb. 8
De achteras wordt in de fabriek geleverd met
SAE 80-90 wt carterolie. Controleer echter het peil
voordat de machine voor de eerste keer gestart wordt
en iedere volgende 50 uur. De inhoud is 2,3 l.
1. Plaats de machine op een horizontaal oppervlak.
2. Verwijder een controle-stop uit een aseind en
controleer of de carterolie tot aan de onderkant
van het gat zit. Als het peil te laag staat moet u de
vulstop verwijderen en voldoende olie bijvullen
totdat het peil aan de onderkant van de
controlegaatjes staat.
Afbeelding 8
1. Controle-stop
2. Vulstop
HET CONTROLEREN VAN DE
BANDENSPANNING
De banden zijn voor het transport te hard opgepompt.
Daarom moet u wat lucht uit de banden laten ontsnappen
om de spanning te verlagen. De juiste spanning van de
voor- en achterbanden is 103–138 kPa (15–20 psi).
BELANGRIJK: Houd de spanning van alle banden
gelijk om een goede maaikwaliteit en goede machine-
resultaten te waarborgen. ZORG ERVOOR DAT DE
BANDENSPANNING NIET TE LAAG IS.
HET CONTROLEREN VAN HET
DRAAIMOMENT VAN DE
WIELBOUTEN OF -MOEREN
HET CONTROLEREN VAN HET
CONTACT TUSSEN DE
MESSENKOOI EN DE SNIJPLAAT
Controleer dagelijks voordat u begint met maaien het
contact tussen de messenkooi en de snijplaat, ongeacht
of de maaikwaliteit acceptabel was of niet. Er moet
een licht contact zijn tussen de volle lengte van de
messenkooi en de snijplaat.
WAARSCHUWING
Haal de moeren van de voorwielen aan met een
moment van 61–75 Nm (45–55 ft-lb) en de moeren of
bouten van de achteras met 115–136 Nm
(85–100 fl-lb) na 1–4 bedrijfsuren en nogmaals na 10
bedrijfsuren en iedere volgende 250 uur. Indien het
juiste draaimoment niet gehandhaafd blijft, is het
mogelijk dat een wiel defect raakt of van de as loopt,
hetgeen lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben.