Operator's Manual

Afbeelding 15
1. Ontluchtschroef
3. Pomp het hendeltje op de brandstofinjectie-
pomp (Afb. 16) totdat er een volle straal brand-
stof bij de schroef naar buiten komt. Draai de
ontluchtschroef weer vast.
Afbeelding 16
1. Injectiehendel brandstofinjectiepomp
4. Draai de ontluchtschroef op de brandstof-
injectiepomp open met een sleutel van 12 mm.
Afbeelding 17
1. Ontluchtschroef brandstofinjectiepomp
5. Pomp het hendeltje op de brandstofpomp
(Afb. 16) totdat er een volle straal brandstof bij
de schroef naar buiten komt. Draai de
ontluchtschroef weer vast.
NB: Normaal gesproken zal de motor na
bovenstaande ontluchtingsprocedure starten.
Indien de motor echter niet start, kan er lucht
tussen de injectiepomp en de injectors in zitten;
zie Het ontluchten van de injectors.
HET INSTELLEN VAN HET
TOERENTAL VAN DE
MESSENKOOIEN
Om een consistente hoge maaikwaliteit, en een
uniform uitziend resultaat te bereiken, is het be-
langrijk dat het toerental van de messenkooien is
aangepast aan de maaihoogte.
Het toerental van de messenkooien stelt u als volgt
in:
1. Selecteer de maaihoogte waarop de maai-
eenheden zijn ingesteld.
2. Kies de gewenste voortbewegingssnelheid die
het meest geschikt is voor de condities.
3. Gebruik het daarvoor bestemde overzicht
(Afb. 19, volgende pagina) voor maai-eenheden
met 5 of 8 messen om de juiste toerental-
instelling van de messenkooien te bepalen.
4. Om het toerental van de messenkooien in te
stellen, verdraait u de knoppen (Afb. 18) totdat
de indicatiepijlen in lijn staan met het nummer
dat de gewenste instelling aangeeft.
Afbeelding 18
1. Knoppen toerentalregeling messenkooien
NB: Het toerental van de messenkooien kan worden
verhoogd of verlaagd aan de hand van de
gazoncondities.
18
Bediening