Operator's Manual
24
Bandenspanning controleren
De banden worden in de fabriek opzettelijk te hard
opgepompt. U moet daarom voor gebruik wat lucht laten
ontsnappen om de luchtdruk te verminderen. De juiste
bandenspanning is 97–124 kPa (14–18 psi).
Belangrijk Zorg ervoor dat alle banden steeds de
aanbevolen bandenspanning hebben; hierdoor kan de
machine optimale maaiprestaties leveren en goed
functioneren.
Gevaar
Een te lage bandenspanning maakt de machine
minder stabiel op hellingen. Pomp de banden niet
te zacht op. Hierdoor kan de machine omkiepen,
waardoor lichamelijk of dodelijk letsel kan
ontstaan.
Contact tussen de snijplaat en
de messenkooi controleren
Elke dag voordat u gaat maaien moet u het contact tussen
de snijplaat en de messenkooi controleren, ongeacht of de
maaikwaliteit bij een eerdere maaibeurt aanvaardbaar is
geweest. Er moet over de volle lengte een licht contact
tussen de messenkooi en de snijplaat zijn (zie Contact
tussen snijplaat en messenkooi afstellen in de
Gebruikershandleiding voor Maaidekken).
Torsie van wielmoeren
controleren
De torsie van de wielmoeren moet na
1-4 bedrijfsuren 61–88 Nm bedragen. Haal de
moeren aan na 1-4 bedrijfsuren en nogmaals na
10 bedrijfsuren en vervolgens om de
200 bedrijfsuren. Indien de correcte torsie niet
wordt aangehouden, kan dit leiden tot defecten of
verlies van het wiel waardoor lichamelijk letsel
kan worden veroorzaakt.
Waarschuwing
Bedieningsorganen
Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie
de linker- en rechterzijde van de machine.
Tractiepedalen
Om de tractie-eenheid vooruit te laten rijden, moet u het
vooruitpedaal intrappen. Om de tractie-eenheid achteruit te
laten rijden of te helpen stoppen als u vooruit rijdt, moet u
het achteruitpedaal intrappen. Daarnaast kunt u het pedaal
in de neutraalstand zetten om de machine te stoppen.
1
2
4
3
5
6
Figuur 31
1. Tractiepedaal voor vooruit
2. Tractiepedaal voor
achteruit
3. Pedaal voor
Maaien/Transport
4. Verstelhendel van
stuurwiel
5. Gleuf voor indicator
6. Hoekindicator
Schuif voor Maaien/Transport
Met uw hiel beweegt u de schuif naar links om de machine
te transporteren en naar rechts om te maaien. De
maaidekken kunnen uitsluitend worden gebruikt in de
Maaistand.
Opmerking: De maaisnelheid is in de fabriek afgesteld op
10 km/uur. De maaisnelheid kan worden verhoogd of
verlaagd door de borgschroef voor de snelheid te verstellen
(Fig. 32).
Hendel om stuurwiel te verstellen
Trek de hendel naar achteren om het stuurwiel in de
gewenste positie te zetten. Duw daarna de hendel naar
voren om het stuur in deze positie te vergrendelen.
Hoekindicator
De hoekindicator geeft in graden de hellingshoek van de
machine aan.