Form No. 3392-631 Rev B T4240 vierwielaangedreven 5-Plex tractie-eenheid Modelnr.: 02750—Serienr.: 315000001 en hoger Registreer uw product op www.Toro.com.
informatie en Opmerking duidt algemene informatie aan die bijzondere aandacht verdient. Dit product voldoet aan alle relevante Europese richtlijnen; zie voor details de aparte productspecifieke conformiteitsverklaring. Inhoud Inleiding Veiligheid .................................................................. 3 Algemene veiligheid .......................................... 3 Veiligheids- en instructiestickers ........................ 4 Algemeen overzicht van de machine .........................
Veiligheid Veiligheid van de motor..................................... 35 Het waarschuwingssysteem voor motoroververhitting controleren .................... 35 Onderhoud van het luchtfilter ............................ 35 Het motoroliepeil controleren............................ 36 Motorolie verversen en filter vervangen ............ 36 Onderhoud brandstofsysteem ............................. 37 Brandstof aftappen uit de brandstoftank............ 37 Brandstofleidingen en aansluitingen controleren.........
Veiligheids- en instructiestickers Veiligheidsstickers en veiligheidsinstructies zijn gemakkelijk zichtbaar voor de bestuurder en bevinden zich bij plaatsen waar gevaar kan ontstaan. Vervang alle beschadigde of verdwenen stickers. decal70-13-072 70-13-072 1. Krikpunt decal70-13-077 70-13-077 1. Waarschuwing – stop de motor en verwijder het contactsleuteltje voordat u de veiligheidsgrendels losmaakt of gebruikt. decal924868 924868 1.
decal953829 953829 1. Knelgevaar, maaidekken - laat de maaidekken altijd neer voordat u zich in hun buurt begeeft. decal953877 953877 decal953876 953876 1. Snelheid vooruit 1. Differentieelvergrendeling 4. Snelheid achteruit 2. Snel 2. Indrukken om de 5. Snelheid vooruit differentieelvergrendeling in te schakelen. 3. Naar boven trekken om de differentieelvergrendeling uit te schakelen. 5 3.
decal111-3901 111-3901 1. Transmissievloeistof – Lees de Gebruikershandleiding. decal111-3902 111-3902 1. Uw hand kan worden gesneden door de ventilator; waarschuwing. 2. Hete oppervlakken; Lees de Gebruikershandleiding. decal994912 994912 1. Stel de parkeerrem in werking. 7. Breng het rechtermaaidek omhoog/omlaag. 2. Stel de handrem buiten werking. 8. Claxon 3. Snel 4. Langzaam 9. Contactschakelaar 10. Schakel de messenkooi in. 5. Breng het linkermaaidek omhoog/omlaag. 11.
decal953812 953812 1. Brandstofpeil, diesel 5. Luchtfilter 2. Motorolie 6. Maai-eenheden 3. Bandenspanning 7. Controleer en reinig de 11. Hydraulische vloeistof machine. 8. Torsie wielmoer - vooraan, 12. Radiateur/schermen 200 Nm; achteraan, 54 Nm 4. Bevestigingen 9. Stoelschakelaar 10. Slangen 7 13. Peil koelvloeistof - 30 tot 40 mm 14.
decal111-8098 111-8098 Opmerking: Deze machine voldoet aan de tests die de statische breedte- en lengtestabiliteit meten en die standaard zijn in de sector. De maximale aanbevolen hellingshoek wordt vermeld op de sticker. Raadpleeg de instructies voor gebruik van de machine op hellingen in de Gebruikershandleiding en de omstandigheden waarin u de machine zou gebruiken om na te gaan of u de machine op een bepaalde dag en op het terrein in kwestie kunt gebruiken.
Algemeen overzicht van de machine g029192 Figuur 2 1. Voormaaidekken 4. Motorkap 2. Stuurwiel 3. Bestuurdersstoel 5.
Bedieningsorganen Componenten bedieningspaneel g029346 Figuur 3 1. Gashendel 7. Lichtschakelaar (wordt geleverd met verlichtingsset) 13. Urenteller 2. Positiehendel maaidek 8. Schakelaar knipperlicht (wordt geleverd met verlichtingsset) 14. Indicatielampje transmissie 20. Claxonknop in vrijstand 3. Parkeerremhendel 9. Schakelaar gevarenlicht (wordt geleverd met verlichtingsset) 15. Indicatielampje parkeerrem 21. Schakelaar richtingaanwijzer (wordt geleverd met verlichtingsset) 19.
verminderd. Om de remwerking te versterken, moet u het transmissiepedaal in de vrijstand duwen. De bedrijfsremmen werken uitsluitend op de voorwielen. WAARSCHUWING De bedrijfsremmen kunnen de maaier niet tegenhouden. Zet de maaimachine altijd op de handrem als u deze parkeert, zodat de machine niet in beweging kan komen. Noodrem Als de bedrijfsremmen niet werken, moet u het contactsleuteltje op UIT draaien om de maaimachine tot stilstand te brengen.
Snelheidsregelhendel terreinen zonder obstakels maait). Als u in deze omstandigheden de TRANSPORT-modus selecteert, zal de transmissie minder slijten. Met de snelheidsregelhendel kan de beweging van het Vooruit-pedaal worden begrensd voor een accurate rijsnelheid en de vereiste maaisnelheid (Figuur 4). Opmerking: De differentieelvergrendeling kan niet worden gebruikt in de TRANSPORT-modus. Zet de hendel naar voren om de rijsnelheid te verhogen en naar achteren om deze te verlagen.
Bestuurdersstoel • Instellen gewicht bestuurder: Draai de hendel rechtsom om de vering strakker in te stellen en linksom om de vering minder strak in te stellen. De schaal duidt aan of de optimale instelling van de vering is bereikt naargelang het gewicht van de bestuurder (Figuur 8). WAARSCHUWING Alvorens de machine in gebruik te nemen, moet u eerst controleren of het mechanisme van de bestuurdersstoel goed functioneert en na verstelling en vergrendeling stevig op zijn plaats blijft.
• Hoogte-instelling: Til de stoel handmatig op om • Aanpassen rugsteun: Trek de hendel naar deze stapsgewijs in te stellen. Om de stoel omlaag te brengen, tilt u de stoel boven de hoogste instelling en laat u hem zakken naar de laagste instelling (Figuur 9). buiten om de hoek van de rugsteun aan te passen. Laat de hendel los om de rugsteun in zijn stand te vergrendelen. g016380 Figuur 10 g016379 Figuur 9 1.
Waarschuwingssystemen Waarschuwing oververhitting motorkoelvloeistof Het waarschuwingslampje voor oververhitting van de koelvloeistof (Figuur 11) gaat branden en de claxon klinkt wanneer de koelvloeistof van de motor oververhit raakt. g029208 Figuur 14 Claxon Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks—Controleer de claxon. g029201 Figuur 11 Druk op de CLAXONknop (Figuur 15) voor een geluidssignaal.
dat binnendringend vuil of vocht het mechanisme beschadigt. Indicatielampje schakelaar maaidekken Het indicatielampje van de maaidekaandrijving (Figuur 20) gaat branden wanneer de aandrijfschakelaar van de maaidekken UIT staat en het contactsleuteltje op I is gedraaid. Brandstofmeter De brandstofmeter geeft aan hoeveel brandstof er in de tank zit (Figuur 17).
Specificaties Opmerking: Specificaties en ontwerp kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Gebruiksaanwijzing waakvlammen (bv. van een boiler of een ander toestel) aanwezig kunnen zijn. • Probeer de motor niet te starten als u brandstof Voor gebruik hebt gemorst; voorkom elke vorm van open vuur of vonken totdat de brandstofdampen volledig zijn verdwenen.
Brandstof bijvullen 1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. 2. Maak de omgeving van de dop van de brandstoftank schoon. Gebruik hiervoor een schone doek. 3. Verwijder de dop van de brandstoftank. 4. Vul de tank met dieselbrandstof tot aan de onderkant van de vulbuis. 5. Draai de tankdop daarna stevig vast. • Wees voorzichtig bij het naderen van blinde hoeken, struiken, bomen, en andere objecten die uw zicht kunnen belemmeren. • Schakel de maai-eenheden uit wanneer u niet maait.
• Spoor gevaren onderaan de helling op. Indien • Klap een inklapbare rolbeugel slechts tijdelijk er gevaren zijn, maait u de helling met een loopmaaimachine. omlaag en alleen als dit noodzakelijk is. Doe de veiligheidsgordel niet om als de rolbeugel omlaag is geklapt. • Laat de maai-eenheden indien mogelijk neer op • Let op: er is geen omkantelbeveiliging als een de grond wanneer u de machine op een helling gebruikt. Als u de maai-eenheden omhoog brengt op hellingen, kan de machine onstabiel worden.
voorwaarden zijn vervuld, worden de schakelaars geactiveerd waarmee de motor kan worden gestart. Motorvergrendeling: Als u de motor gestart hebt, dient u te gaan zitten alvorens u de handrem kunt uitschakelen zonder de motor te stoppen. Vergrendeling aandrijving maaicilinder: De maaicilinderaandrijving kan alleen zijn ingeschakeld als u op de stoel zit. Als u langer dan 1 seconde opstaat uit de stoel, wordt een schakelaar geactiveerd en wordt de maaiaandrijving automatisch uitgeschakeld.
1. Ga op de stoel zitten, zet uw voet niet op het tractiepedaal zodat dit in de NEUTRAALSTAND staat, zorg ervoor dat de schakelaar van de maaidekaandrijving uit staat, stel de parkeerrem in werking en zet de gashendel op 70 procent van volgas. 2. Draai het contactsleuteltje op aan (stand I) en controleer of het oliedruklampje en het acculampje gaan branden. 3.
WAARSCHUWING Zorg er bij het in- en uitvouwen van de rolbeugel voor dat uw vingers niet gekneld raken tussen de machine en de rolbeugel. Wees voorzichtig bij het in- en uitvouwen van de rolbeugel om te voorkomen dat uw vingers gekneld raken tussen het vaste en het scharnierende gedeelte van de constructie. • Zorg ervoor dat alle moeren, bouten en schroeven juist aangedraaid zijn, zodat de machine steeds veilig kan worden gebruikt.
De interlockschakelaar van de maaiaandrijving controleren 1. 2. 3. Opmerking: De cilinderaandrijving wordt ingeschakeld wanneer de maaidekken zich ongeveer 300 mm boven de grond bevinden. Zet de motor af. Zet de schakelaar van de maaiaandrijving op UIT en draai het contactsleuteltje op I. Het indicatielampje van de maaiaandrijving mag niet gaan branden. Zet de schakelaar op vooruit. 4.
• De middelste hefhendel bestuurt de maaidekken de hefconfiguratiemodus; zie Bediening hefinrichting met twee mogelijkheden (bladz. 25). 2. links vooraan, in het midden en rechts vooraan. • De rechter hefhendel bestuurt het rechter vleugelmaaidek. Om de maaidekken omhoog te brengen, beweegt u de hefhendels omhoog en houdt u deze in stand 3. Drie-/vijfdeksconfiguratie: • De linker hefhendel bestuurt het linker Opmerking: Als de schakelaar van de vleugelmaaidek en het maaidek links vooraan.
WAARSCHUWING Gebruik de maaiaandrijving voor achteruit draaien alleen als de messenkooien volledig tot stilstand zijn gekomen. Anders kan de machine beschadigd worden. Alle maaidekken uitschakelen: Zet de schakelaar in de middelste stand. Het maaidek laten zakken: Breng de hefhendel naar beneden. De cilinderaandrijving wordt ingeschakeld wanneer de maaidekken zich ongeveer 300 mm boven de grond bevinden. g029236 Figuur 29 Gewichtsoverbrenging/tractieondersteuning gebruiken 1.
7. 8. en voorkom overmatig gebruik van kracht om schade te voorkomen. Let erop dat u het houten instrument weer uit de maaicilinder verwijdert voordat u de krachtbron inschakelt. Indien nodig de maai-eenheid herstellen of aanpassen. rijden of vergroot de maaihoogte. Controleer dat de maaicilinders de onderste maaimessen niet meer dan licht raken. De machine laten rijden in Transportmodus Schakel altijd de maaiaandrijving uit als u rijdt over terrein waarop geen gras groeit.
De machine transporteren onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de bestuurderspositie verlaat. Laat de machine afkoelen voordat u deze afstelt, reinigt, stalt of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht. • Gebruik een oprijplaat van volledige breedte bij het laden van de machine op een aanhanger of vrachtwagen. • Verwijder gras en vuil van de maai-eenheden, • Maak de machine stevig vast. de aandrijvingen, de geluiddempers, de koelschermen en het motorcompartiment om brand te voorkomen.
g029363 Figuur 32 1. Omloopklep 9. g029362 Figuur 31 1. Motor voorwiel 4. Ring (M12) 2. Zeskantige plug 5. Stelschroef (M12 x 40 mm) Verwijder de wielblokken voordat u de machine sleept. Opmerking: De machine staat nu in de vrijloop en kan met een lage snelheid over een korte afstand worden gesleept. 3. Remuitzetstang 5. 6. Draai de stelschroef vast in het draadgat in de remzuiger totdat de rem is uitgezet. 7. Herhaal stap 4 tot 6 voor de schijfremeenheid van de wielmotor links vooraan. 8.
WAARSCHUWING Alvorens de machine in gebruik te nemen, moet u controleren of de remmen correct werken. Controleer de machine vooraf bij een lage snelheid. Gebruik de machine niet als het remsysteem niet naar behoren werkt of als de remmen buiten werking zijn gesteld.
Onderhoud Opmerking: Bepaal vanuit de normale bedieningspositie de linker- en rechterzijde van de machine. Veiligheid bij onderhoud • Voer indien mogelijk geen onderhoudswerkzaamheden uit als de motor draait. Blijf uit de buurt van bewegende onderdelen. • Doe het volgende voordat u de machine afstelt, schoonmaakt, verlaat of er onderhoudswerkzaamheden aan verricht: – Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak. – Zet de gashendel op stationair – laag. – Schakel de maai-eenheden uit.
Onderhoudsinterval Onderhoudsprocedure Om de 100 bedrijfsuren • Slangen van koelsysteem controleren. • De conditie en de spanning van de wisselstroomdynamo/ventilator controleren. Om de 150 bedrijfsuren • Motorolie verversen en filter vervangen. Om de 200 bedrijfsuren • Luchtfilter onderhoudsbeurt geven. (Vaker in extreem stoffige of vuile omstandigheden) Om de 400 bedrijfsuren • De brandstofleidingen en aansluitingen controleren. • Brandstoffilterbus vervangen.
Controlelijst voor dagelijks onderhoud Gelieve deze pagina te kopiëren ten behoeve van gebruik bij routinecontroles. Voor week van: Gecontroleerde item Ma. Di. Wo. Do. Vr. Za. Zo. Werking van veiligheidssysteem controleren. Werking van de remmen controleren. Het peil van de motorolie en de brandstof controleren. Indicator voor verstopping in luchtfilter controleren. Radiateur en scherm controleren op vuil. Controleren of motor ongewone geluiden maakt.
Smering lithiumbasis. Wij adviseren lagers en lagerbussen onmiddellijk na elke wasbeurt te smeren, ongeacht de voorgeschreven interval. Smeer de lagers, lagerbussen en scharnieren in Vervang beschadigde smeernippels. Smeer alle smeerpunten van de maaidekken en voeg smeermiddel toe totdat u schoon smeermiddel uit de doppen van de rollen ziet komen. Op deze manier weet u zeker dat er geen gras en vuil zijn achtergebleven in de afdichtingen van de rollers, wat de levensduur verlengt.
Onderhoud motor Controleer de luchtfilterbehuizing op schade die een luchtlek kan veroorzaken. Vervang de luchtfilterbehuizing indien deze beschadigd is. Controleer het gehele luchtinlaatsysteem op lekken, beschadiging of losse slangklemmen. Veiligheid van de motor • U moet de motor afzetten voordat u het oliepeil Als u het luchtfilter vervangt voordat dit nodig is, wordt alleen maar de kans vergroot dat er vuil in de motor komt als het filter wordt verwijderd.
6. Monteer het deksel met de rubberen uitlaatklep naar beneden gericht - in een stand tussen ongeveer 5 tot 7 uur, gezien vanaf het uiteinde. Het motoroliepeil controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks g012281 Carterinhoud: ongeveer 7,6 liter met filter Figuur 37 Gebruik hoogwaardige motorolie die voldoet aan de volgende specificaties: 1.
Onderhoud brandstofsysteem GEVAAR In bepaalde omstandigheden zijn brandstof en brandstofdampen uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of explosie van brandstof kan brandwonden of materiële schade veroorzaken. • Vul de brandstoftank in de open lucht wanneer de motor koud is en uit staat. Eventueel gemorste brandstof opnemen. • Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul de brandstoftank tot 25 mm vanaf de bovenkant van de tank, niet de vulbuis. Dit geeft de brandstof in de tank ruimte om uit te zetten.
1. Reinig de omgeving van de plaats waar de filterbus wordt gemonteerd. 2. Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze wordt gemonteerd. 3. Smeer schone olie op de pakking van de filterbus. 4. Monteer de nieuwe filterbus met de hand totdat de pakking contact maakt en draai deze vervolgens nog een halve slag verder. 2. Open de motorkap. 3. Draai het contactsleuteltje op AAN en probeer de motor te starten.
Onderhoud elektrisch systeem WAARSCHUWING Accupolen of metalen gereedschappen kunnen kortsluiting maken met metalen onderdelen van de machine, waardoor vonken kunnen ontstaan. Hierdoor kunnen accugassen tot ontploffing komen en lichamelijk letsel veroorzaken. Veiligheid van het elektrisch systeem • Koppel de accu af voordat u reparaties aan de • • Zorg ervoor dat bij het verwijderen of installeren van de accu de accupolen niet in aanraking komen met metalen onderdelen van de machine. machine verricht.
Onderhoud aandrijfsysteem De bandenspanning controleren Onderhoudsinterval: Bij elk gebruik of dagelijks Controleer de spanning van de voor- en achterbanden. Raadpleeg de onderstaande tabel voor de juiste druk. g028210 Figuur 41 Belangrijk: Zorg ervoor dat alle banden steeds de juiste bandenspanning hebben voor het gewenste contact met de grasmat. Banden Vooras Achteras Bandentype 3. Hydraulische tank 1. Oliefilter van de transmissie 2.
Onderhoud koelsysteem Opmerking: De linkerborgmoer heeft linkse schroefdraad. 4. Draai aan de spoorstang om de correcte afstand te verkrijgen zoals hierboven is aangegeven en draai de borgmoeren stevig vast. Veiligheid van het koelsysteem • Motorkoelvloeistof inslikken kan vergiftiging veroorzaken; buiten het bereik van kinderen en huisdieren houden.
Onderhoud riemen De conditie en de spanning van de riem van de wisselstroomdynamo moeten na de eerste gebruiksdag worden gecontroleerd en vervolgens om de 100 bedrijfsuren. Controleer de conditie en de spanning van de wisselstroomdynamo/ventilator g029367 Onderhoudsinterval: Om de 100 bedrijfsuren Figuur 43 Expansietank • Bij een correcte spanning heeft de riem een speling van 10 mm als u halverwege tussen de poelies op de riem drukt met een kracht van 4,5 kg. 1. Vol-streep 2. Onderste streep 3.
Onderhoud hydraulisch systeem 2. Schroef de aanzuigkorf eraf en reinig deze met paraffine of benzine alvorens deze te monteren. 3. Monteer het oliefilterelement van de retourleiding. Veiligheid van het hydraulische systeem 4. Monteer het oliefilterelement van de transmissie. 5. Vul de hydraulische tank met verse, schone hydraulische olie van het geschikte type. • Waarschuw onmiddellijk een arts als er 6.
gespoeld. De vloeistof is verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter bij een Mobil distributeur. — verkrijgbaar in emmers van 19 liter of vaten van 208 liter. Alternatieve vloeistoffen: Als de aanbevolen vloeistof van Toro niet beschikbaar is, kunt u andere gewone, op petroleum gebaseerde vloeistoffen gebruiken als deze voldoen aan alle onderstaande materiaaleigenschappen en industriespecificaties.
Het hydraulische olieretourfilter vervangen Waarschuwingssysteem bij te hoge temperatuur van hydraulische vloeistof controleren Onderhoudsinterval: Na de eerste 50 bedrijfsuren Om de 500 bedrijfsuren 1. Verwijder het retourfilter. 2. Smeer olie op de pakking van het nieuwe retourfilter. 3. Breng het nieuwe retourfilter aan op de machine. Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren g029243 Figuur 48 1. Schakelaar temperatuur g014491 Figuur 47 2. Hydraulische tank 1.
Reiniging Onderhoud van maaidek Raadpleeg de Gebruikershandleiding van de maai-eenheid voor onderhoudsprocedures. De machine wassen Reinig de machine indien nodig met alleen water of een mild reinigingsmiddel. U kunt een vod gebruiken wanneer u de machine wast. Veiligheid van de messen • Versleten of beschadigde messen of ondermessen kunnen breken en een stuk ervan kan naar u of naar omstanders worden uitgeworpen en zo ernstig lichamelijk of dodelijk letsel toebrengen.
De motor gebruiksklaar maken Stalling Veiligheid tijdens opslag 1. Tap de motorolie af uit het carter en plaats de aftapplug. 2. Verwijder het oliefilter en gooi het weg. Plaats een nieuw oliefilter. 3. Vul de motor met de opgegeven motorolie. 4. Start de motor en laat deze ongeveer twee minuten stationair lopen. 5. Zet de motor af en haal het sleuteltje uit het contact. 6. Spoel de brandstoftank met verse, schone brandstof. 7. Zet alle onderdelen van het brandstofsysteem weer goed vast. 8.
Problemen, oorzaak en remedie Probleem Er bevinden zich stukken ongemaaid gras bij het punt van overlapping tussen de maaicilinders. Er zijn over de volle breedte ribbels in het maairesultaat dwars op de rijrichting. Mogelijke oorzaak Remedie 1. U draait te scherp. 1. Maak een bredere bocht. 2. De machine glijdt opzij bij het dwars over een helling rijden. 3. Een kant van de maaier maakt geen contact met de grond door slecht geleide slangen of fout aangebrachte hydraulische adapters. 4.
Probleem De differentieelvergrendeling werkt niet. Mogelijke oorzaak 1. De schakelaar is beschadigd. 1. Schakelaar controleren en indien nodig vervangen 2. De magneetklep is beschadigd. 2. Magneetklep onderhoudsbeurt geven of vervangen. 3. Bedrading/aansluitingen controleren indien dit nodig is. 3. De bedrading is beschadigd/versleten. Het gras wordt gescalpeerd. Het onderste mes is overmatig versleten. De motor start niet met het contactsleuteltje. De accu heeft geen stroom.
Probleem Het stuursysteem werkt niet naar behoren. De machine gaat niet voor- of achteruit. Mogelijke oorzaak Remedie 1. De stuurklep is defect. 1. Stuurklep onderhoudsbeurt geven of vervangen. 2. Een hydraulische cilinder is defect. 3. Een stuurslang is beschadigd. 2. Hydraulische cilinder onderhoudsbeurt geven of vervangen. 3. Vervang de slang. 1. De parkeerrem is in werking gesteld. 1. Zet de parkeerrem vrij. 2. Het oliepeil is te laag. 3. Het reservoir is gevuld met verkeerde olie. 4.
Probleem De machine werkt eerst naar behoren, maar verliest dan vermogen. Mogelijke oorzaak 1. Een pomp of motor is versleten. 1. Vervang de onderdelen indien dit nodig is. 2. Het peil van de hydraulische olie is te laag. 3. De olie in het hydraulische systeem heeft de verkeerde viscositeit. 2. Tank van hydraulische vloeistof bijvullen tot het vereiste peil 3. Vervang de olie in de hydraulische tank door olie met de juiste viscositeit; raadpleeg het hoofdstuk Specificaties. 4. Filterelement vervangen.
Probleem De maaidekken starten niet wanneer zij worden neergelaten om te maaien. Mogelijke oorzaak 1. De stoelsensorschakelaar werkt niet goed. 1. Mechanische en elektrische werking van schakelaar controleren. 2. Het peil van de hydraulische olie is te laag. 3. Er is een aandrijfas gebroken. 2. Vul het reservoir van de hydraulische vloeistof tot het vereiste peil. 3. Controleer de aandrijfassen van de motor en de cilinder, en vervang indien nodig. 4. De ontlastklep laten nakijken.
Opmerkingen:
Opmerkingen:
Privacyverklaring EEA/VK Toro’s gebruik van uw persoonlijke gegevens The Toro Company (“Toro”) respecteert uw recht op privacy. Wanneer u onze producten koopt, kunnen we bepaalde persoonlijke informatie over u verzamelen, ofwel rechtstreeks via u ofwel via uw plaatselijk Toro bedrijf of dealer.
Toro garantie Garantie gedurende twee jaar of 1500 bedrijfsuren Voorwaarden en producten waarvoor de garantie geldt De Toro Company en de hieraan gelieerde onderneming, Toro Warranty Company, bieden krachtens een overeenkomst tussen beide ondernemingen gezamenlijk de garantie dat uw Toro product (hierna: het 'product') gedurende 2 jaar of 1.500 bedrijfsuren* vrij van materiaalgebreken of fabricagefouten is, met dien verstande dat hierbij de kortste periode moet worden aangehouden.