Operation Manual

41
Terugloop met choke, gashendel afbeelding F3-A
1. Bij koude motor zet u de chokehendel op "Choke" -
Bij warme motor zet u de chokehendel op "Run"
2. Zet de gashendel op vol "Rabbit"(A)
3. Houd de handgreep voor de motorrem vast;
hierdoor wordt de motorrem ontkoppeld.
4. Trek voorzichtig aan de terugloopstarter totdat u
weerstand in het touw voelt, trek vervolgens snel
en krachtig. Laat de terugloopstarter geen moment
los, maar schuif hem zachtjes in de startpositie.
5. Stel de gashendel indien nodig bij en zet de
chokehendel terug in de "run"-stand. (alleen koude
motor)
6. Houd de greep voor eigen aandrijving vast om te
beginnen met maaien.
Elektrische starter, afbeelding F3-B
1. Bij koude motor zet u de chokehendel op "Choke" -
Bij warme motor zet u de chokehendel op "Run"
2. Zet de gashendel op vol "Rabbit"(A)
3. Houd de handgreep voor de motorrem vast;
hierdoor wordt de motorrem ontkoppeld.
4. Druk op de Elektrische start knop (B)
5. Stel de gashendel indien nodig bij en zet de
chokehendel terug in de "run"-stand.
(alleen koude motor)
6. Houd de greep voor eigen aandrijving vast om te
beginnen met maaien.
Terugloop met choke, gashendel afbeelding F3-C*
1. Bij koude motor zet u de chokehendel op "Choke" -
Bij warme motor zet u de chokehendel op "Run"
2. Houd de handgreep voor de motorrem vast;
hierdoor wordt de motorrem ontkoppeld.
3. Trek voorzichtig aan de terugloopstarter totdat u
weerstand in het touw voelt, trek vervolgens snel
en krachtig. Laat de terugloopstarter geen moment
los, maar schuif hem zachtjes in de startstand.
4. Zet de chokehendel terug in de "run"-stand. (alleen
koude motor)
5. Zet de snelheidshendel in de versnelling van 1 tot 4
(C)
6. Houd de greep voor eigen aandrijving vast om te
beginnen met maaien.
* Let op: Niet alle modellen zijn uitgerust met een
chokehendel.
Let op: Zo lang er met het apparaat wordt gemaaid,
moet de greep voor de motorrem ingeschakeld zijn.
Gashendel*
De motorsnelheid kan tijdens het rijden worden
aangepast. Draai aan de gashendel om de rpm aan te
passen. (ID: M) Voor de beste maairesultaten wordt
aanbevolen om vol gas te draaien.
* Let op: Niet alle modellen hebben gasbediening
Snelheid regelen*
De snelheid kan tijdens het rijden worden aangepast
van 2.7 – 5.0 km/h . Activeer de rechterhendel op het
dashboard en zet deze in een van de 4 verschillende
snelheden. Bij het rijden in de laagste twee snelheden
zal de snelheid niet significant verschillend zijn.
* Let op: Niet alle modellen hebben een gashendel
Stop: Afbeelding F4
1. Ontkoppel de motorrem en de greep voor eigen
aandrijving om de maaier en de motor uit de
schakelen
Let op: De messen blijven tot 3 seconden na het
stoppen draaien.
Watermondstuk
De linkerkant van het maaidek is uitgerust met een
watermondstuk om het dek te wassen. (Zie afbeelding
ID-F)
Bevestig aan slang aan het mondstuk.
Draai de waterkraan open en start de motor.
Het draaien van de messen zorgt ervoor dat het
water de onderkant van het dek reinigt.
Let op: Voor het beste resultaat kunt u het dek het
beste direct na elke maaibeurt met de
watermondstukfunctie schoonmaken. Als het gras
opdroogt, werkt deze functie niet optimaal.
Olie verversen
Olie moet voor de eerste keer na 2 uur vervangen
worden en daarna minimaal 1 keer per jaar.
U heeft hiervoor een olieafscheider-uitrusting nodig.
Artikel nummer: 40-11336
Olie en olieafscheider-uitrusting zijn niet inbegrepen
Gebruik een afscheider-uitrusting en handel als volgt:
1. Zet de motor aan en laat deze 5 min lopen of totdat
de motor heet is. Een hete motor maakt de olie
vloeibaar, waardoor het eenvoudiger weg kan
lopen.
2. Zuig de olie eruit door het olievulgat door de spuit
te gebruiken die bij de olieafscheider-uitrusting zit.
Gebruik de slang om de opvangbak te bereiken.
3. Giet de gebruikte olie over in een leeg reservoir.
4. Vul de motor met SAE-30 olie.
5. Controleer het oliepeil met behulp van de peilstok.
(Min / Max)
Denk eraan de gebruikte olie op verantwoorde wijze
weg te gooien. Gebruik uw plaatselijke
recyclestation.
Luchtfilter
Het luchtfilter moet regelmatig gecontroleerd en
schoongemaakt worden. Als het filter lange tijd niet
schoongemaakt is, zal het vermogen van de motor
minder worden.
Zie afbeelding A2
1. Maak schoon rond het luchtfilter, voordat u de dop
verwijdert.
2. Druk de twee flappen naar beneden en duw
zachtjes tegen de beschermer
3. Verwijder het papieren filter voorzichtig en
controleer dit. Borstel het af met een zachte
borstel. Als het erg vuil is, moet u het vervangen.
Wees voorzichtig, zodat er geen vuil in de inlaat
komt.
4. Was het zwarte schuimelement aan de rechterkant
met warm water en zeep.