FC72x / FT724 Brandmeldcentrale / Brandmeldbedienpaneel Bediening MP1XS Building Technologies Fire Safety & Security Products
Technische specificaties en beschikbaarheid kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. © 2006-2009 Copyright Siemens Switzerland Ltd Alle rechten op dit document en op het onderwerp van dit document zijn voorbehouden. Door de acceptatie van het document erkent de gebruiker deze rechten.
Inhoudsopgave 1 T.a.v. dit document .......................................................................................7 1.1 Weergave van het display in het document ....................................................9 2 Veiligheid .....................................................................................................10 2.1 Veiligheidsinstructies.....................................................................................10 2.2 Veiligheidsvoorschriften t.a.v.
5 Bediening .....................................................................................................37 5.1 ALARM procedure.........................................................................................38 5.2 Storing procedure..........................................................................................40 5.3 Uitschakelen / inschakelen............................................................................41 5.3.1 Meldergroep uitschakelen / inschakelen...........
.22 Instellingen / Administratie ............................................................................95 5.22.1 PIN-code beheren (Log-in niveau 3) .............................................95 5.22.2 Indicatoren testen ..........................................................................96 5.22.3 Het zoemervolume instellen ..........................................................97 5.22.4 Helderheid van het display instellen ..............................................97 5.22.
9 Beschrijving van het systeem..................................................................119 9.1 Overzicht .....................................................................................................119 9.2 Topologie.....................................................................................................121 9.2.1 Hardwarestructuur .......................................................................122 9.2.2 Melderstructuur .................................................
T.a.v. dit document 1 T.a.v. dit document Doel Dit document beschrijft de bediening van brandmeldcentrales en brandmeldpanelen in het brandmeldsysteem FS720. De lezer moet kennis krijgen van de structuur van een brandmeldinstallatie, van de opbouw van het bedieningspaneel en de functies in het gehele systeem. Deze kennis maakt een adequaat gedrag in geval van brand en storingen mogelijk.
T.a.v. dit document Aanvullende informatie Het symbool i markeert aanvullende informatie zoals een tip voor een vereenvoudigde procedure. Aanvullende informatie is gemarkeerd met het symbool 'i'. Referentiedocument De referentieversie van dit document is de internationale versie in het Engels. De internationale versie is niet gelokaliseerd.
T.a.v. dit document 1.1 Weergave van het display in het document Het display van de brandmeldcentrales en brandmeldbedienpanelen wordt hier in het document, op enkele uitzonderingen na, in tabellen weergegeven. De afwijkingen van het origineel met de tabelweergave worden in onderstaande afbeeldingen exemplarisch weergegeven.
Veiligheid 2 Veiligheid 2.1 Veiligheidsinstructies Neem ter bescherming van personen en materiële goederen de veiligheidsinstructies in acht. De veiligheidsinstructies in dit document bevatten onderstaande elementen: Symbool voor gevaar Signaalwoord Soort en bron van het gevaar Gevolgen in geval van gevaar Maatregelen of verboden om gevaar te vermijden Symbool voor gevaar Dit is het symbool voor gevaar. Hiermee wordt u gewaarschuwd voor verwondingsgevaar.
Veiligheid Signaalwoord Het signaalwoord classificeert het gevaar zoals in onderstaande tabel is gedefinieerd: Signaalwoord Gevarenniveau GEVAAR GEVAAR geeft een gevaarlijke situatie aan die direct tot de dood of tot ernstig lichamelijk letsel leidt, indien u deze situatie niet vermijdt. WAARSCHUWING WAARSCHUWING geeft een gevaarlijke situatie aan die tot de dood of tot ernstig lichamelijk letsel kan leiden, indien u deze situatie niet vermijdt.
Veiligheid 2.2 Veiligheidsvoorschriften t.a.v. de werkwijze Landspecifieke normen, voorschriften en wetten Producten van Siemens worden overeenkomstig de Europese en internationale veiligheidsnormen ontwikkeld en geproduceerd.
Veiligheid Testen en controleren van de functionaliteit van de producten Voorkom foutieve activering van de doormelding van alarmen of storingen. Wanneer u voorzieningen van een gebouw controleert of apparaten van andere merken aanstuurt, moet u samenwerken met de verantwoordelijke personen. Wanneer brandmeldsturingen voor testdoeleinden worden ingeschakeld, mogen geen personen gewond raken en mag geen schade aan de voorzieningen in de gebouwen ontstaan.
Veiligheid Het niet in acht nemen van de veiligheidsvoorschriften De producten van Siemens zijn bedoeld voor deskundig gebruik en zijn vóór de levering gecontroleerd op hun correcte werking. Siemens kan op generlei wijze aansprakelijk worden gesteld voor lichamelijk letsel of materiële schade die het gevolg is van verkeerd gebruik of het niet in acht nemen van de in de documentatie vermelde instructies of waarschuwingsinstructies.
Veiligheid 2.3 Aangehouden normen en richtlijnen Een actuele lijst van de gerespecteerde normen en richtlijnen is verkrijgbaar bij uw Siemens-contactpersoon. 2.3.1 CPD-conformiteit en firmwareversie Om te voldoen aan de richtlijn 89/106/EEG voor bouwproducten (Bouwproductenrichtlijn – CPD) moet de firmware van een nieuw geïnstalleerde brandmeldinstallatie minstens de versie van het marktpakket (MP) 2.1 hebben.
Veiligheid 2.4 Release Notes (Service niveau) Het is mogelijk dat er beperkingen zijn voor de configuratie of het gebruik van apparaten in een brandmeldinstallatie met een bepaalde firmwareversie. WAARSCHUWING Beperkte of ontbrekende branddetectie Lichamelijk letsel en materiële schade bij brand Lees de 'Release Notes' voordat u een brandmeldinstallatie projecteert en/of configureert. Lees de 'Release Notes' voordat u een firmware-update van een brandmeldinstallatie uitvoert.
Bedieningspaneel 3 Bedieningspaneel De onderstaande afbeelding geeft het bedieningspaneel van een station (brandmeldcentrale of brandmeldingspaneel).
Bedieningspaneel 3.1 Toetsen op het bedieningspaneel De onderstaande afbeelding geeft het bedieningspaneel met de standaardtoetsen en de toets 'Volgend alarm' weer: Bedieningspaneel van het station 1 'Zoemer uit' 6 'Alarmgever'-toets 2 'Accepteren' 7 'Volgend alarm'-toets 3 'Reset' a Configureerbare standaardtoets 1 4 'Doormeldvertraging uit' b Configureerbare standaardtoets 2 5 'Dagorganisatie in' S Softkeys 1 – 3 3.1.
Bedieningspaneel Herstelt alle terugstelbare gebeurtenissen (inlogcode noodzakelijk). Schakelt de doormeldvertraging uit voor alle gebeurtenissen. In geval van alarm wordt de doormelding respectievelijk de globale alarmering onmiddellijk geactiveerd. Schakelt tussen de bedrijfsmodi 'Dagorganisatie in' en 'Doormeldvertraging uit' (inlogcode vereist).
Bedieningspaneel 3.1.3 Softkeys De onderstaande afbeelding geeft een deel van het bedieningspaneel met de softkeys weer. 1 Softkey 1 ZZZ ABCDEFGHI ZZZ ABCDEFGHI ZZZ ABCDEFGHI 1 2 3 3 Softkey 3 2 Softkey 2 Softkeys zijn toetsen waarmee u functies kunt uitvoeren, die in de drie velden van de softkey-regel van het display worden weergegeven. Deze drie zwarte velden bevatten in witte tekst de beschrijvingen van de functies.
Bedieningspaneel Een exemplarische bezetting van de softkeys staat in onderstaande tabel. Softkey/optie Functie 'Bekijk interventietekst' 1 Toont de maatregeltekst van de geselecteerde gebeurtenis. 'Ga terug' Toont de lijst, waaruit de geselecteerde gebeurtenis stamt. Terugspringen uit het beeld Maatregeltekst of Details. 'Voer commando uit' Opent het venster 'Selecteer commando'. 'Meer opties' Opent het venster 'Optie selecteren'.
Bedieningspaneel 3.1.4 Navigatietoetsen De onderstaande afbeelding geeft een deel van het bedieningspaneel met de navigatietoetsen weer. 1 Navigatietoetsen op het bedieningspaneel 1 Navigatietoetsen De navigatietoetsen werken net als de pijltjestoetsen van een PC-toetsenbord. Met behulp van de toetsen <▲> en <▼> kan in een lijst de volgende invoer worden gemarkeerd. Met behulp van de toetsen <◄> en <►> kan naar een hoger of lager hiërarchieniveau worden gegaan.
Bedieningspaneel 3.1.5 Toetsenpaneel In onderstaande afbeelding ziet u het toetsenveld en de toetsen
Bedieningspaneel 3.1.7 'OK'-toets ok = Toets Met behulp van de toets kan een geselecteerde invoer of menupunt worden uitgevoerd of geopend. In vensters met invoerveld beweegt de toets de cursor naar de volgende invoer. 3.1.8 'C'-toets C = Cancel-toets Met behulp van de Cancel-toets kan iedere bedieningshandeling worden geannuleerd en een open lijst of een open dialoog worden gesloten. 24 Building Technologies Fire Safety & Security Products A6V10211076_a_nl_NL 30.05.
Bedieningspaneel 3.
Bedieningspaneel 3.2.1 Functies van het ONTRUIMING-bedieningspaneel Toets Functie 1 Totaal alarm Door indrukken van de toets worden alle ONTRUIMING-zones geselecteerd. 2 Zoemer uit Schakelt de zoemer van het ONTRUIMINGbedieningspaneel uit. 3 Start Activeert geselecteerde ONTRUIMING-zones. 4 Stop (2x) Deactiveert geselecteerde ONTRUIMING-zones. 5 IN/UIT Schakelt geselecteerde ONTRUIMING-zones in of uit. 6 LED TEST Activeert de LED-test op het ONTRUIMINGbedieningspaneel.
Bedieningspaneel 3.3.1 Normaal aanzicht Het display van de brandmeldcentrale in het normale aanzicht heeft drie bereiken. 1 001 AAA 001 ABC ABC YYYY 1 2 ZZZ ABCDEFGHI ZZZ ABCDEFGHI ZZZ ABCDEFGHI 3 Display in normaal aanzicht Positie Benaming Functie 1 Kopregel Statusaanduiding en systeemtijd Informatie en kopteksten m.b.t.
Bedieningspaneel 3.3.2 Volledige melding De weergave van gebeurtenissen, elementen enz., is in het normale aanzicht 2regelig. De volledige melding toont een 4-regelige weergave van de keuze. Aanvullende informatie, zoals bijv. overige klantgerelateerde tekst, kan aldus worden weergegeven. In de volledige melding zijn vier regels met het kader omrand.
Bedieningspaneel 3.3.4 Display met venster en lijst Het display met venster en lijst is voor de selectie van een lijstpunt, overeenkomstig een submenu.
Bedieningspaneel 3.3.6 Display met venster en commandoterugmelding Het display met venster en commandoterugmelding is na het invoeren van een commando geopend. De gebruiker krijgt daarmee een terugmelding m.b.t. het ingevoerde commando. ABCDEFG LLLLLLL 30 ABCDEFG ABCDEFG XXX (5) AAAAAAA AAAAAAA (6) BBBBBBB BBBBBBB ABCDEF ABCDEF ABCDEF. (7) CCCCCCC CCCCCCC (8) EEEEEEE EEEEEEE ZZZ ABCDEFGHI ZZZ ABCDEFGHI ZZZ ABCDEFGHI Voorbeeld voor het display met venster en commandoterugmelding 3.
Bedieningspaneel 3.6 Menustructuur HOOFDMENU Menupunten/functies Keuze/dialoogvenster Voor meer informatie zie pagina 'Meldingoverzicht' 'Meldings overzicht' Meldingscategorie - [ 162] 'Functies' 'Aan / Uit' Keuze EC - [ 41] 'Test' Keuze EC - [ 72] 'Activeer / deactiveer' Keuze EC - [ 76] 'Informatie' Keuze EC - [ 86] 'Configuratie' Keuze EC - [ 87] 'Onderhoud' Keuze EC - [ 167] 'Alle functies' Keuze EC - [ 59] bijv. 'Functie Aan/Uit' Keuze EC - [ 35] bijv.
Bedieningspaneel 3.7 Cerberus-Remote Cerberus-Remote is computersoftware waarmee het bedieningspaneel van een 'Station' op de pc kan worden weergegeven. Bijvoorbeeld kan voor onderhoudsdoeleinden op afstand toegang worden verkregen tot de brandmeldinstallatie. Afhankelijk van de bedrijfsmodus kan met Cerberus-Remote worden weergegeven of worden weergegeven en bediend.
Bedieningsfuncties 4 Bedieningsfuncties In de volgende paragrafen worden belangrijke functies voor het rechtstreeks bedienen van de installatie beschreven. Informatie over de systeemfuncties vindt u in het desbetreffende hoofdstuk. Zie ook Systeemfuncties [ 103] 4.1 Selectie en openen/uitvoeren Na het openen van het hoofdmenu en iedere andere lijst, is de eerste invoer van de lijst geselecteerd. De selectie is als rechthoekig kader van de invoer weergegeven.
Bedieningsfuncties 4.2 Scrollen Met de navigatietoetsen kan door een weergegeven lijst op het display worden gescrolld. In onderstaande lijsten kunt u beperkt scrollen tot het einde/begin van de lijst en terug: Optielijsten Commandolijsten Elementcategorielijsten In alle andere lijsten kunt u aan het einde van de lijst verder scrollen naar het begin van de lijst en omgekeerd. 4.
Bedieningsfuncties 4.4 Verkorte keuze De verkorte keuze is het, d.m.v. het indrukken van een cijfertoets, rechtstreekse uitvoeren van een keuzelijstinvoer. Bijvoorbeeld kunt u in een commandolijst een commando direct na het invoeren van het desbetreffende cijfer uitvoeren. De cijfers voor de verkorte keuze worden in de regel van de lijstinvoer, rechtslijnend tussen haakjes weergegeven. 4.
Bedieningsfuncties Bij meerregelige invoervelden kunt u niet teruggaan naar een regel boven de cursor. 4.7 Cerberus-Remote bedrijfsmodi Cerberus-Remote heeft de volgende bedrijfsmodi: Weergeven Weergeven en bedienen Voor beide bedrijfsmodi moet op het 'Station' een vrijgave zijn geconfigureerd. Bovendien moet een licentiesleutel (minstens L1) zijn geïnstalleerd.
Bediening 5 Bediening In dit gedeelte van het document vindt u beknopte omschrijvingen en gedetailleerde bedieningsstappen voor de belangrijke functies van de brandmeldinstallatie. Bovendien kunt u aan de hand van de weergave van exemplarische bedieningsstappen bepalen welke procedure uw voorkeur heeft. 37 Building Technologies Fire Safety & Security Products A6V10211076_a_nl_NL 30.05.
Bediening 5.1 ALARM procedure Wanneer uw brandmeldsysteem geen vertraagde alarmtransmissie ('AVC') heeft, vervalt bij stap 2 (zie onder) de variant –'Brandweer over' 'mm:ss'.
Bediening Handeling Actie/voorwaarde Gevolg / Situatie 3 'Bekijk interventietekst' indrukken indien weergegeven ⇨ De maatregeltekst wordt weergegeven of toets indrukken indrukken ⇨ De locatie van de brand wordt weergegeven 4 Locatie van de brand aflezen op het display 5 Optioneel indrukken op het bedieningspaneel (inlogcode vereist) 6 Locatie van de brand opsporen 7 Beslissen: SERIEUZE BRAND of ongewenst alarm ⇨ Schakelt de akoest
Bediening 5.2 Storing procedure Handeling Actie 1 indrukken op bedieningspaneel 2 Melding / locatie van storing lezen op display 3 indrukken op bedieningspaneel 5 De locatie van de storing opsporen 6 De oorzaak van de storing verhelpen Een lijst van mogelijke 'Storingen' en het verhelpen daarvan staat in het hoofdstuk 'Storingen / verhelpen'. Indien u 'Storing' niet kunt verhelpen, moet u de serviceverlener hiervan in kennis stellen.
Bediening 5.3 Uitschakelen / inschakelen Om vals alarm of storingsmeldingen te voorkomen kunt u voor bepaalde situaties, bijvoorbeeld voor onderhoudswerkzaamheden, delen van een 'Projekt' uitschakelen. Wanneer een deel van de installatie is uitgeschakeld, brandt de LED 'SYSTEEMDEEL UIT'. Voor welke situatie delen van een 'Projekt' moeten worden uitgeschakeld, is afhankelijk van de gebruikte melders alsmede van de mogelijke storingsbronnen, bijvoorbeeld rook, stof, warmte of stoom.
Bediening 5.3.1 Meldergroep uitschakelen / inschakelen WAARSCHUWING Uitgeschakelde onderdelen van de installatie voorkomen de registratie en verwerking van alarmmeldingen en storingen! De brand kan zich ongemerkt uitbreiden. Bewaak het uitgeschakelde gedeelte met personeel. U moet uitgeschakelde delen van het 'Projekt' zo spoedig mogelijk weer inschakelen. Wanneer een uitgeschakelde 'Groep' de enige 'Groep' van een 'Sectie' is, wordt bovendien ook de 'Sectie' als uitgeschakeld weergegeven.
Bediening 6. Selecteer het commando 'UIT' en bevestig dit met . Het venster met de commandoterugmelding bevestigt het uitgevoerde commando. 'Groep' is uitgeschakeld. Exemplarische weergave van de bedieningsstappen boven, voor het uitschakelen van een meldergroep: Functies Afsluiten met Aan / Uit Test Activeer / deactiveer Informatie Toegangsniveau 2.
Bediening Selecteer commando UIT UIT/timer (1) (2) Keuze 'UIT', verder met Commandoterugmelding Uitvoeren commando UIT Commando uitgevoerd De meldergroep inschakelen Ga te werk als bij het uitschakelen en selecteer het commando 'AAN'. Als alternatief kunt u bijvoorbeeld ook via het hoofdmenupunt 'Meldingoverzicht' en de meldingscategorie 'Systeemdelen uit' de desbetreffende 'Groep' selecteren en met de 'Uitvoeren Commando's' opnieuw inschakelen.
Bediening 'Melder' uitschakelen 1. Selecteer in het hoofdmenu het menupunt 'Topologie'. Het venster 'Topologie' is geopend. 2. Selecteer 'Melder structuur' en klik op . Alle elementen van 'Melder structuur' worden weergegeven. 3. Selecteer het element 'Bouwdeel 1'. Alle elementen van 'Bouwdeel 1' worden weergegeven. 4. Selecteer 'Bouwdeel 1' en druk op 'Lager niveau'. Alle 'Secties' in 'Bouwdeel 1' worden weergegeven. 5.
Bediening 001 Element Melder structuur Siemens Nederland N.V. Bouwdeel Lager niveau Uitvoeren Commando's Keuze 'Siemens Nederland N.V.', verder met 'Lager niveau' 005 Element Bouwdeel Siemens Nederland N.V. Begane grond 1e verdieping 1e verdieping/computerrmt.
Bediening Selecteer commando UIT Activeer alarmindicator (1) (2) Keuze commando 'UIT' Commandoterugmelding Uitvoeren commando UIT Commando uitgevoerd 'Melder' inschakelen Ga te werk zoals bij 'Melder' uitschakelen en en selecteer het commando 'AAN', zoals hieronder is weergegeven.
Bediening 5.3.3 Tijdelijk uitschakelen WAARSCHUWING Uitgeschakelde onderdelen van de installatie voorkomen de registratie en verwerking van alarmmeldingen en storingen! De brand kan zich ongemerkt uitbreiden. Bewaak het uitgeschakelde gedeelte met personeel. U moet uitgeschakelde delen van het 'Projekt' zo spoedig mogelijk weer inschakelen. Tijdelijk uitschakelen kunt u niet op ‘element’ niveau uitvoeren. Met deze functie kunt u een tijdelijke 'Systeemdeel uit' instellen.
Bediening 001 Element Melder structuur Siemens Nederland N.V. Bouwdeel Lager niveau Uitvoeren Commando's Keuze 'Siemens Nederland N.V.', verder met 'Lager niveau' 005 Element Bouwdeel Siemens Nederland N.V. Begane grond 1e verdieping 1e verdieping/computerrmt.
Bediening Voer tijdsduur in 04:00 (uu:mm) Bevestig met /Afsluiten met Verwijder met Tijdsduur invoeren: bijvoorbeeld 4 uur Commandoterugmelding Uitvoeren commando Alle groepen UIT/timer Commando uitgevoerd De instelbare tijdsduur kan afhankelijk van het land van toepassing beperkt zijn. De tijdsduur van de 'Systeemdeel uit' kunt u later wijzigen. Een onbegrensde 'Systeemdeel uit' kunt u later tijdbegrensd instellen en omgekeerd. 5.3.
Bediening Uitschakelen van de 'Doormelding Brandweer' 1. Selecteer in het hoofdmenu het menupunt 'Topologie'. Er wordt een opsomming weergegeven van de drie topologiedeelstructuren. 2. Selecteer 'Sturing structuur'. Het venster 'Elementcategorie selecteren' is geopend. 3. Selecteer het lijstpunt 'Alarm'. Het venster 'Element' is geopend. 4. Selecteer 'Doormelding Brandweer' en druk op 'Uitvoeren Commando's'. Het venster 'Selecteer commando' is geopend. 5.
Bediening 007 Element Station Siemens Nederland N.V. Doormelding Brandweer Doormelding SCS Algemeen Paneel Alarm Brnd gr Brnd gr Brnd gr Hoger niveau Lager Niveau Uitvoeren Commando's Keuze 'Doormelding Brandweer', verder met 'Uitvoeren Commando's'.
Bediening 5.3.5 Alarmevaluatie uitschakelen (Niet in NL toegepast) WAARSCHUWING Uitgeschakelde onderdelen van de installatie voorkomen de registratie en verwerking van alarmmeldingen en storingen! De brand kan zich ongemerkt uitbreiden. Bewaak het uitgeschakelde gedeelte met personeel. U moet uitgeschakelde delen van het 'Projekt' zo spoedig mogelijk weer inschakelen. Met deze functie kunt u voor bepaalde elementen van de brandmeldinstallatie de alarmevaluatie uitschakelen.
Bediening 5.3.6 Sabotagebeoordeling uitschakelen [DE] (Niet in NL toegepast) Indien een klasse 3 sleuteldepot (brandweer-sleuteldepot, 'FSD') deel uitmaakt van de brandmeldinstallatie en u wilt de behuizing van de centrale openen, dan moet u de sabotagebeoordeling uitschakelen. LET OP Sabotage-ALARM bij politie of beveiligingsdienst Kosten door onnodige inzet van personeel. Schakel de sabotagebeoordeling uit voordat u de behuizing van een centrale opent bij een installatie met 'FSD'.
Bediening 5.4 Aanmelden/toegangsniveau vrijgeven U kunt een 'Toegangsniveau' vrijgeven door in de invoerdialoog voor de PIN-code uw PIN-code in te voeren of op te drukken. Als alternatief kunt u met de sleutelschakelaar (optie) een 'Toegangsniveau' vrijgeven. Indien u op het bedieningspaneel een toets indrukt die alleen werkt als u over een hoger 'Toegangsniveau' beschikt, verschijnt automatisch de invoerdialoog voor het invoeren van de PIN-code.
Bediening 5.5 Bij een toegangsniveau afmelden 1. Selecteer in het hoofdmenu het menupunt 'In- / Uitloggen'. De invoerdialoog van de PIN-code wordt weergegeven. 2. Voer geen PIN-code in en bevestig dit met . Het 'Toegangsniveau' wordt teruggezet naar het laagste 'Toegangsniveau'. 5.6 Bedrijfsmodus omschakelen 'Dagorganisatie-in' / 'Doormeldvertraging uit'. De bedrijfsmodus 'Dagorganisatie in' of 'Doormeldvertraging uit' heeft invloed op de verwerking van 'ALARM'. Informatie t.a.v.
Bediening Wanneer minimaal een gebeurtenis 'Dagorganisatie in' beschikbaar is, brandt de LED 'Dagorganisatie in'. D.m.v. geconfigureerde schakelingen van 'Dagorganisatie in' naar 'Doormeldvertraging uit' op vooraf ingestelde tijdstippen kan de bedrijfsmodus omschakelen, hoewel geen handmatige omschakeling is uitgevoerd. Er bestaat geen automatische omschakeling van 'Doormeldvertraging uit' naar 'Dagorganisatie in'. Zie ook Bedrijfsmodi [ 104] 5.7 Visibility wijzigen Zie ook Zicht [ 109] 5.7.
Bediening 5.7.2 Uitgebreide visibility activeren/deactiveren Om gemakkelijk bereikbaar te zijn kan de functie 'Activate expanded visibility' worden toegewezen aan een favoriet. Het activeren kan bij de configuratie afhankelijk worden gesteld van de voorwaarde dat het bewaakte 'Station' in 'Storing' is. Activeren van de functie 'Expanded visibility' Het 'Station' is geconfigureerd voor 'Expanded visibility'. 1. Selecteer in het 'Main menu' het menupunt 'Topologie'.
Bediening 5.8 Hoofdmenu/menupunt openen 'Main menu' openen 1. Druk op de toets
. De invoerdialoog van de PIN-code wordt weergegeven. 2. Voer uw PIN-code in en bevestig dit met of bevestig met zonder de PIN-code in te voeren. Op het display wordt het 'Hoofdmenu' weergegeven. Zonder invoer van PIN-code bevat het 'Hoofdmenu ' alleen de menupunten die zonder aanmelding beschikbaar zijn.Bediening Aangezien uitsluitend de desbetreffende mogelijke commando- of elementcategorieën worden weergegeven, beperkt iedere keuze, de volgende keuze. Het voorbeeld in het volgende hoofdstuk maakt dit duidelijk. Afhankelijk van het 'Toegangsniveau' is de mogelijke keuze van commando's via softkeys of via het 'Hoofdmenu' uitgebreid of beperkt. Zie ook Selectie in de topologie [ 67] Elementen zoeken [ 69] Lijst van alle commando's en het vereiste toegangsniveau [ 112] 5.9.
Bediening Functies Afsluiten met Toegangsniveau 3 Aan / Uit Test Activeer / deactiveer Informatie (1) (2) (3) (4) Configuratie Onderhoud Alle functies (5) (6) (7) Test LED Keuze 'Aan / Uit', verder met Selecteer element categorie Groep Bouwdeel Sectie Melder Doormeld sturing (1) (2) (3) (4) (5) Selecteer bijvoorbeeld 'Groep'.
Bediening 5.9.2 Commando's uitvoeren – objectgeoriënteerd De objectgeoriënteerde commando-invoer kunt u gebruiken voor geselecteerde doelobjecten. U kunt bijv. als volgt een selectie vormen: Navigatie in de topologie Element zoeken U kunt voor de selectie of voor het geselecteerde element van een lijst een commando uitvoeren. Druk daarvoor op de 'Uitvoeren Commando's' en selecteer vervolgens een commando.
Bediening 005 Element Bouwdeel Siemens Nederland N.V. Begane grond 1e verdieping 1e verdieping/computerrmt.
Bediening Uitvoeren commando UIT Commando uitgevoerd 5.9.3 Commando's uitvoeren – functiegeoriënteerd Uitvoeren van commando's functiegeoriënteerd 1. Selecteer in het 'Hoofdmenu' het menupunt 'Functies'. Het menu 'Functies' is geopend. 2. Selecteer een menupunt uit de menulijst of druk een dienovereenkomstige softkey in.
Bediening Bij de volgende commando's met een langere uitvoeringsduur wordt het venster met de commandoterugmeldingen niet automatisch uitgeschakeld: Auto configureer-lus 'Accepteer de vervangen elementen' 'Inlezen geinstalleerde elementen' 'Lees huidige topologie' 'Melder lus AAN' 'Herstart lus' 'Melder lus UIT' De weergegeven commandoterugmelding uitschakelen Druk de toets
of in. Het venster is uitgeschakeld.Bediening 5.10 Selecteren van elementen of gebeurtenissen Het doel van het selecteren van een element of gebeurtenis is bijvoorbeeld de weergave van details en informatie, de configuratie of de invoer van een commando voor de selectie. 5.10.1 Gebeurtenissen selecteren In het gebeurtenisgeheugen zijn alle opgetreden gebeurtenissen van een brandmeldinstallatie opgeslagen. De gebeurtenislijst is chronologisch gesorteerd en u kunt de gebeurtenissen filteren op categorie, datum en tijd.
Bediening Beperking van de selectie van alle weergegeven gebeurtenissen met de softkeys Met de softkey 'Selecteer Meldingscatagorie' kunt u een gebeurteniscategorie kiezen en vervolgens de datum of het tijdsbestek invoeren.
Bediening Element selecteren in de topologie 1. Selecteer in het 'Hoofdmenu' het menupunt 'Topologie'. De drie deelstructuren van de topologie worden weergegeven. 2. Selecteer een deelstructuur. 3. Navigeer met de softkey 'Lager niveau' verder in de structuur naar het detail of druk de 'Uitvoeren Commando's' in, om een commando uit te voeren. Details worden weergegeven of het venster met de commandokeuze wordt weergegeven.
Bediening 007 Element Brnd gr Doormelding SCS Vertraagd alarm Storing. Systeemdeel uit Sprinkler Technische melding Hoger niveau Brnd st Brnd st Brnd st Brnd st Lager niveau Uitvoeren Commando's Keuze 'DMStor.', 'Uitvoeren Commando's' Selecteer commando UIT Sturingtest (1) (2) 5.10.3 Elementen zoeken 'Elementen zoeken' maakt detailweergave van een element of invoer van een commando voor een element mogelijk.
Bediening Op categorie zoeken De onderstaande tabellen geven de stappen voor 'Elementen zoeken' via 'Start met categorie' weer: Hoofdmenu Afsluiten met Toegangsniveau 2.1 Meldingoverzicht Functies Favorieten Topologie (1) (2) (3) (4) Elementen zoeken Gebeurtenisgeheugen In- / Uitloggen Instellingen/administrat. (5) (6) (7) (8) LED -Test Keuze 'Elementen zoeken', verder met Elementen zoeken Afsluiten met Start met groepnr. Start met categorie Toegangsniveau 2.
Bediening 001 Groep Gang Groepnr Uitvoeren Commando's 2 Bekijk Topologie Via de softkeys zijn dienovereenkomstige functies mogelijk Op groepnummer zoeken De onderstaande tabellen geven de stappen voor 'Elementen zoeken' via 'Start met groepnr.' weer: Elementen zoeken Afsluiten met Start met groepnr. Start met categorie Toegangsniveau 2.1 (1) (2) LED-Test Keuze 'Start met groepnr.
Bediening 5.11 Testen De onderstaande hoofdstukken met bedieningsstappen voor het testen bevatten exemplarische testen. Zie ook Test [ 105] 5.11.1 De melder testen Voor de 'Meldertest' kunt u automatische 'Melders' of 'Handbrandmelder' selecteren. De functie 'Meldertest' kan de niveaus 'Groep', Sectie of 'Bouwdeel' worden uitgevoerd. De 'Meldertest' wordt uitgevoerd met een melderplukker- en tester.
Bediening Voorbeeld van de commandokeuze voor de 'Meldertest' van alle automatische 'Melders': Selecteer commando Start meldertest HBM-groepen Start meldertest ABM/TM-groepen Installatietest (1) (2) (3) 'Meldertest' van alle automatische 'Melders' afsluiten Ga te werk als bij de Meldertest hierboven en selecteer het commando 'Einde meldertest ABM/TM-groepen'. Zie ook Communicatie melderplukker en -tester vrijgeven [ 75] 5.11.
Bediening 5.11.3 De sturing testen Bij de 'Sturingtest' worden de functies van geconfigureerde sturingen getest. De sturingen werken tijdens de 'Sturingtest' net als bij normaal bedrijf, maar de hardware wordt dan niet aangestuurd. De effecten van de sturingen, bijvoorbeeld de aansturing van digitale uitgangen en de alarmgevers of de uitvoering van commando's, vinden plaats, maar de desbetreffende hardware krijgt geen signaal en wordt daardoor ook niet geactiveerd.
Bediening Voorbeeld van de keuze ‘Brandsturingen’ Selecteer elementcategorie Doormeld Brandweer Doormeld SCS Algemeen Paneel (1) (2) (3) (4) Selecteer commando UIT Sturingtest (1) (2) Zie ook De melder testen [ 72] 5.12 Communicatie melderplukker en -tester vrijgeven Voor het testen van melders met een melderplukker/-tester moet u de communicatie tussen melderplukker/-tester en 'Station' vrijgegeven. Communicatie melderplukker en -tester vrijgeven 1.
Bediening 5.13 Inschakelen/uitschakelen/herstellen Uitgangen, bijvoorbeeld 'Alarmgevers', kunt u activeren en deactiveren. Kanaalingangen, bijvoorbeeld melders, kunnen worden geactiveerd maar niet gedeactiveerd. Na een inschakeling kunnen deze worden hersteld. Tijdens het activeren van 'Brand sturingen' (Log-in niveau 3) worden bijvoorbeeld kleppen, liften, installatievoorzieningen en blusvoorzieningen – ook met blusgassen – aangestuurd.
Bediening 5.13.1 Alarmindicator (AI) activeren Een alarmindicator kunt u bijvoorbeeld activeren om de geografische toewijzing van een melder te controleren. Deze functie is nuttig voor de inbedrijfstelling of het onderhoud. 'Activeer alarmindicator' 1. Selecteer in het hoofdmenu het menupunt 'Topologie'. De drie deelstructuren van de topologiestructuur worden weergegeven. 2. Selecteer 'Melder structuur'. 3. Navigeer met softkey 2 'Lager niveau' verder in de boomstructuur naar de melder. 4.
Bediening 005 Element Bouwdeel Siemens Nederland N.V. Begane grond 1e verdieping 1e verdieping/computerrmt.
Bediening 5.13.2 Alarmapparaten deactiveren / activeren (bewaakte sturingen) In geval van alarm zijn de alarmapparaten actief en de desbetreffende LED op het bedieningspaneel brandt. Geactiveerde apparaten kunt u op het bedieningspaneel deactiveren.
Bediening 5.13.3 Groep activeren / terugstellen Een geactiveerde 'Groep' genereert een gebeurtenis 'ALARM'. 'Groep' activeren (Log-in code niveau 3) 1. Selecteer in het hoofdmenu het menupunt 'Functies'. Het menu 'Functies' is geopend. 2. Selecteer het menupunt 'Activeer / deactiveer'. Er wordt een lijst weergegeven van alle elementcategorieën waarvoor een commando van de commandogroep 'Activeer / deactiveer' kan worden uitgevoerd. 3. Selecteer de elementcategorie 'Groep'.
Bediening Voer adres in Groep --------Bevestig met /Afsluiten met Verwijder met Bevestiging met zonder een adres ingevoerd te hebben.
Bediening 'ALARM' accepteren Druk op . De alarmeringsmiddelen zijn uitgeschakeld. Uitvoeren commando Accepteren Commando uitgevoerd Commandoterugmelding 'Groep' terugstellen 1. Druk op . De dialoog 'In- / Uitloggen' is geopend. 2. Voer een geldige PIN-code in. 'Groep' is teruggesteld. 5.13.4 Universele sturing activeren/deactiveren Activeren van een 'Brand sturing' (Log-in code niveau 3) 1. Selecteer in het hoofdmenu het menupunt 'Topologie'.
Bediening Voorbeeld voor het deactiveren van een 'Brand sturing': Hoofdmenu Afsluiten met Meldingoverzicht Functies Favorieten Topologie Toegangsniveau 3 (1) (2) (3) (4) Elementen zoeken Gebeurtenisgeheugen In- / Uitloggen Instellingen/administrat.
Bediening Deactiveren van een 'Brand sturing' Ga te werk als bij het activeren en selecteer het commando 'Deactiveer'. 5.13.5 Ontruimingssturing activeren 1. Selecteer in het hoofdmenu het menupunt 'Topologie'. Het venster 'Topologie' is geopend. 2. Selecteer het menupunt 'Sturing structuur'. Het venster ‘Sturing structuur’ is geopend. 3. Selecteer het ‘Bouwdeel’ waar de sturng aanwezig is. Het venster 'Sturingen' van het betreffende Bwd. is geopend. 4. Selecteer de ‘Ontruimingsturing’.
Bediening 001 Element Melder structuur Siemens Nederland N.V. Bouwdeel Lager niveau Uitvoeren Commando's Keuze 'Bouwdeel 1', verder met . 007 Element Station Siemens Nederland N.V. Paneel Indicatoren Auto geconfigureerde ontr. Ontruiming bmc 01 Hoger niveau Brnd gr Brnd gr Ontr. gr Ontr. gr Lager Niveau Uitvoeren Commando's Selecteer ‘Ontruiming bmc 01’, verder met 010 Element Ontr.
Bediening 5.14 Informatie weergeven 5.14.1 Alarmteller/doormeldingen opvragen De brandmeldcentrale heeft een functie die alle alarmgebeurtenissen telt. Het aantal alarmen kan via de alarmteller worden opgevraagd. Een andere functie telt alle doormeldingen en kan met behulp van de 'Doormeldteller' worden weergegeven. Opvragen van de alarmteller 1. Selecteer in het hoofdmenu 'Topologie'. Het venster 'Topologie' is geopend. 2. Selecteer de elementcategorie 'Melder structuur'.
Bediening 6. Selecteer het commando’Afvragen doormeldteller’ Het aantal doormeldingen wordt weergegeven 5.15 De configuratie invoeren In het menu 'Configuratie' kunt u bijvoorbeeld onderstaande instellingen aanbrengen: 'Dagorganisatie in' / 'Doormeldvertraging uit' schakelen Tijden voor 'Doormeldvertraging uit' instellen Parametersets voor 'Dagorganisatie in' en 'Doormeldvertraging uit' instellen Een klantgerelateerde tekst invoeren De installatie configureren 1.
Bediening 1. Selecteer in het hoofdmenu het menupunt 'Topologie'. Het menu 'Topologie' is geopend. 2. Selecteer het menupunt 'Hardware structuur ' en drukop . Er wordt een lijst weergegeven van alle zichtbare stations. 3. Selecteer een 'Station' en druk op de ‘ Meer opties’. Het venster ‘Selecteer optie’ is geopend. 4. Selecteer ‘Uitvoeren commando’s ‘ en druk op . Een lijst met alle 'Commando’s ' is geopend. 5. Selecteer ‘Auto-configureer station’ en druk op .
Bediening 7. Selecteer het commando 'Auto-configureer lus' en bevestig dit met . De lus wordt automatisch geconfigureerd. Voorbeeld voor de automatische configuratie Hoofdmenu Afsluiten met Meldingoverzicht Functies Favorieten Topologie Toegangsniveau 3 (1) (2) (3) (4) Elementen zoeken Gebeurtenisgeheugen In- / Uitloggen Instellingen/administrat.
Bediening 004 Element Module C-NET luskaart (FCL2001) Lus FD101 Lus FD102 Lus FD201 Lus FD202 Lus Lus Lus Lus Hoger niveau Lager niveau Meer Opties Keuze 'Lus 1', verder met 'Meer Opties' Selecteer optie Uitvoeren commando's Bekijk details (3) (5) Keuze 'Uitvoeren commando's', verder met Selecteer commando Melder lus UIT Accepteer de vervangen elementen Inlezen geinstalleerde elementen Auto-configureer lus Herstart lus (1) (2) (3) (4) (5) Keuze 'Auto-configureer lus', ve
Bediening Toekennen van een vrijgave voor Cerberus-Remote Licentiesleutel is geïnstalleerd. 1. Selecteer in het 'Hoofdmenu' het menupunt 'Functies'. Het venster 'Functies' is geopend. 2. Selecteer 'Onderhoud' en bevestig dit met . Er wordt een lijst weergegeven van alle elementcategorieën waarvoor een commando van de commandogroep 'Onderhoud' kan worden uitgevoerd. 3. Selecteer 'Cerberus-Remote' Het venster ‘Cerberus-Remote’ is geopend. 4.
Bediening Venster voor het verbreken van de verbinding met Cerberus-Remote Visualizer bediening Einde Visualizer verbind. Afsluiten met Bevestig met Druk op De verbinding met Cerberus-Remote is verbroken. De vrijgave voor Cerberus-Remote is geblokkeerd. Zie ook Cerberus-Remote bedrijfsmodi [ 36] 5.19 Cerberus-Remote verbinden Cerberus-Remote kan steeds met maar één 'Station' worden verbonden.
Bediening 3. Selecteer 'Aansluiten'. Er verschijnt een venster waarin het type verbinding kan worden geselecteerd. 4. Selecteer de gewenste soort aansluiting en bevestig dit met 'Ok'. Er verschijnt een lijst met alle 'Stations' van de 'Site. 5. Markeer het betreffende 'Station'. 6. Vul uw PIN-code in. 7. Klik op 'Start'. De aansluiting is gemaakt. De verbinding met een 'Station' wordt d.m.v. het doorgestuurde bedieningspaneel (display, LED's, toetsen) weergegeven.
Bediening 5.20 Cerberus-Remote bedienen Cerberus-Remote kunt u alleen met de muis bedienen. De bedieningsfuncties van de weergegeven toetsen zijn gelijk aan die van de toetsen op het 'Station'. 5.21 Gebeurtenisgeheugen opvragen/verwijderen Als alternatief voor de weergave van het gebeurtenisgeheugen op 'Station' kunnen de gegevens van het gebeurtenisgeheugen ook in een standaardformaat worden overgebracht naar een pc. Daarvoor moet een pc met de configuratietool zijn aangesloten op 'Station'.
Bediening 5.22 Instellingen / Administratie 5.22.1 PIN-code beheren (Log-in niveau 3) U kunt een bestaande PIN-code wijzigen en met de dienovereenkomstige autorisatie een nieuwe PIN-code aanmaken of verwijderen. 'Wijzig PIN' 1. Selecteer in het 'Hoofdmenu' het menupunt 'Instellingen/administrat.'. 2. Selecteer het menupunt 'Wijzig PIN'. 3. Voer de desbetreffende PIN-codes overeenkomstig de invoervelden in en bevestig dit met . De aanwezige PIN-code is gewijzigd.
Bediening Maak PIN Toegangsniveau: Toets PIN: Bevestig PIN: __ **** **** Bevestig met /Afsluiten met Verwijder met 'Verwijder PIN' PIN-code is aanwezig. U bent hiervoor geautoriseerd. 1. Selecteer in het 'Hoofdmenu' het menupunt 'Instellingen/administrat.'. 2. Selecteer het menupunt 'Verwijder PIN'. 3. Voer de desbetreffende PIN-code overeenkomstig de invoervelden in en bevestig dit met . De ingevoerde PIN-code is verwijderd.
Bediening De indicatoren testen 1. Druk op de toets 'LED-test'. Fase 1 start: Het display is helemaal wit. De LED's zijn in de kleurmodus 1. Fase 2 start: Het display is helemaal zwart. De LED's zijn in de kleurmodus 2. 5.22.3 Het zoemervolume instellen Het volume van de zoemer van het 'Station' kan in vier standen worden ingesteld of uitgeschakeld. 'Stel zoemervolume in' 1. Selecteer in het hoofdmenu het menupunt 'Instellingen/administrat.'. 2. Selecteer het menupunt 'Stel zoemer volume in'.
Bediening 5.22.5 Tijd en datum instellen In landen met Midden-Europese zomertijd (MEZT) schakelt de systeemklok automatisch om tussen zomertijd en normale tijd (MET). U moet de klok ook dan opnieuw instellen, wanneer de brandmeldcentrale stroomloos is geweest. 'Voer datum / tijd in' 1. Selecteer in het 'Hoofdmenu' het menupunt 'Instellingen/administrat.'. 2. Selecteer het menupunt 'Systeem commando's'. Het venster 'Systeem commando's' is geopend. 3. Selecteer het menupunt 'Stel systeemtijd in'.
Bediening 'Pas klantentekst aan' 1. Selecteer een element. 2. Druk op de softkey 'Uitvoeren Commando's'. 3. Selecteer het commando 'Pas klantentekst aan'. 4. Voer de gewenste tekst in en bevestig de invoer met . De klantgerelateerde tekst is ingevoerd. Wijzigen van klantgerelateerde teksten Ga te werk als bij het invoeren van een klantgerelateerde tekst en wijzig de bestaande tekst. Zie ook Invoer van getallen en letters [ 35] Selecteren van elementen of gebeurtenissen [ 66] 5.
Bediening Papierrol vervangen 1. Verwijder de draagrol van de oude rol papier. 2. Breng de nieuwe papierrol aan, zoals hieronder afgebeeld. Let er bij het plaatsen van de rol op, dat de afwikkelzijde van de papierrol zich aan de achterzijde van de trommel bevindt, overeenkomstig de gestippelde lijn in onderstaande afbeelding. Papierrol plaatsen Printer sluiten 1. Trek het papier een stukje uit de printer. 2. Houd het uiteinde van het papier naar boven. 3.
Bediening Printer sluiten Printer is klaar voor gebruik 101 Building Technologies Fire Safety & Security Products A6V10211076_a_nl_NL 30.05.
Bediening 5.25 Printer uitschakelen U kunt de printer uitschakelen met een commando. Printer uitschakelen 1. Druk op
Het hoofdmenu is geopend. 2. Selecteer 'Topologie' en druk op . Het venster ‘Topologie’ wordt weergegeven. 3. Selecteer 'Hardware structuur' en druk op . Het venster ‘Hardware structuur’ wordt weergegeven. 4. Selecteer het 'Station' waarop de printer is aangesloten en bevestig dit met . De hardware van het ‘Station’ wordt weergegeven. 5.Systeemfuncties 6 Systeemfuncties Zie ook Gebeurteniscategorieën [ 160] 6.1 Notitie voor de configuratie van de lokale brandmeldinstallatie Iedere brandmeldinstallatie is afzonderlijk geconfigureerd. De configuratie heeft invloed op de bediening. In de onderstaande tabel ziet u de configuratie van uw brandmeldinstallatie.
Systeemfuncties 6.2 Bedrijfstoestand Een brandmeldinstallatie staat in de toestand Bedrijfsklaar als de brandmeldcentrale van stroom wordt voorzien en er geen andere bedrijfstoestand wordt aangegeven. Zodra in 'Station' een gebeurtenis optreedt die afwijkt van de toestand Bedrijfsklaar, wordt deze gebeurtenis weergegeven en gaat Station' in de toestand die hoort bij dit type gebeurtenis.
Systeemfuncties 6.3.1 Normale modus Bij normaal bedrijf worden 'ALARMEN' beoordeeld en overeenkomstig de bedrijfsmodus 'Dagorganisatie in' of ‘Doormeldvertraging uit' behandeld. De normale modus wordt in de volgende punten beschreven: De melders hebben hun normale gevoeligheid overeenkomstig de bijbehorende parameterrecord. De brandmeldinstallatie is gereed voor de ontvangst van gevarenmeldingen ('ALARMEN') en storingsmeldingen. De LED 'Bedrijf' brandt.
Systeemfuncties 'Meldertest mode' De testmode 'Meldertest mode' is een hardwarefunctietest en dient voor de functionele controle van één of meer meldergroepen en de communicatie ervan met de centrale. Een geactiveerde melder uit een meldergroep in de testmode 'Meldertest mode' genereert een testactiveringsmelding in plaats van een gevarenniveau. Daarom worden dan geen alarmgevers of sturingen geactiveerd. Aanwezige base sounders worden bij de test van de betreffende melder eveneens geactiveerd.
Systeemfuncties 6.3.3 Uitschakeling U kunt 'Groepen' met automatisch of niet-automatische melders uitschakelen voor bijzondere situaties, bijvoorbeeld bouwwerkzaamheden. Als delen van de brandmeldinstallatie zijn uitgeschakeld, bevindt de brandmeldinstallatie zich in de toestand en bedrijfsmodus 'SYSTEEMDEEL UIT'. Op het bedieningspaneel brandt de LED 'SYSTEEMDEEL UIT'.
Systeemfuncties Aan elk toegangsniveau is een PIN-code toegewezen. Menu-items, functies en favorieten die in een toegangsniveau niet toegankelijk zijn, worden verborgen. Een lijst met alle commando's en de daarvoor vereiste toegangsniveaus vindt u in de bijlage. In onderstaande tabel ziet u exemplarisch hoofdmenupunten en het vereiste toegangsniveau voor de uitvoering Hoofdmenupunt Vereiste toegangsniveau 'Meldingoverzicht' 1 'Functies' 1, 2.1, 2.
Systeemfuncties 6.4.1 Dialoogvenster PIN-code Via het hoofdmenupunt 'In- / Uitloggen' wordt de invoerdialoog voor de PIN-code geopend. Door de invoer van een geldige PIN-code wordt het betreffende toegangsniveau vrijgegeven. Het dialoogvenster voor de PIN-code wordt automatisch weergegeven, als voor het indrukken van een toets op het bedieningspaneel een hoger toegangsniveau is vereist. 6.4.2 Vervaltijd toegangsniveaus Het 'Station' heeft een tijdcontrole voor de bediening.
Systeemfuncties Bijvoorbeeld kunnen alle 'ALARMEN' van 'Projekt' of alleen 'Storingen' van 'Bouwdeel' op 'Station' worden weergegeven. Voor de configuratie van de visibility zijn nog twee andere modi mogelijk: 'PMI standby visibility' 'PMI expanded visibility' Zie ook Visibility wijzigen [ 57] Gebeurteniscategorieën [ 160] 6.5.
Systeemfuncties Mogelijke afhankelijkheden Activering van 'PMI uitgebreide visibility' alleen mogelijk bij uitval van een bewaakt 'Station'. Zie ook Uitgebreide visibility activeren/deactiveren [ 58] 6.6 Sabotage-ALARM [DE] Indien een klasse 3 sleuteldepot (brandweer-sleuteldepot, FSD) deel uitmaakt van de brandmeldinstallatie, moet de deurcontactset FCA2009-A1 zijn ingebouwd in de behuizing van de centrale.
Lijst van alle commando's en het vereiste toegangsniveau 7 Lijst van alle commando's en het vereiste toegangsniveau 7.1 Commandogroep 'Inschakelen/uitschakelen' 'Commando' 'Element category' (kort) 'Element category' (lang) 'Toegangs niveau' 'UIT' 'Groep' 'Melder' 'DMBrand' 'Alarm' 'Ontr.gr' 'UniOntr 'Ph.Evac 'Alert' 'Brnd st' 'UITBrnd' 'Alarmg.
Lijst van alle commando's en het vereiste toegangsniveau 'Commando' 'Element category' (kort) 'Element category' (lang) 'Toegangs niveau' 'Brandsturing AAN' 'Bouwdeel' 'Bouwdeel' 2.2 'Bewaakte uitgang 3/4 UIT' 'Bouwdeel' 'Bouwdeel' 2.2 'Bewaakte uitgang 3/4 AAN' 'Bouwdeel' 'Bouwdeel' 2.2 'Melder lus AAN' 'Lus' 'Lus' 2.2 'Melder lus UIT' 'Lus' 'Lus' 2.2 'Doormelding 'BRAND' UIT' 'Bouwdeel' 'Bouwdeel' 2.2 'Doormelding 'BRAND' AAN 'Bouwdeel' 'Bouwdeel' 2.
Lijst van alle commando's en het vereiste toegangsniveau 'Commando' 'Element category' (kort) 'Element category' (lang) 'Toegangs niveau' 'Einde sturingtest' 'DMBrand' 'DMStor.' 'RT 1' … 'RT 8' 'Ontr.gr' 'UniOntr 'Ph.Evac 'Brnd gr' 'Brnd st' 'Alarmg.' 'IntA.st' 'ExtA.
Lijst van alle commando's en het vereiste toegangsniveau 'Commando' 'Element category' (kort) 'Element category' (lang) 'Toegangs niveau' 'Tijdbegrensde aktivering' 'DMBrand' 'DMStor.' 'RT 1' … 'RT 8' 'Alarmg.' 'Ext.alg' 'Doormelding Brand sturing' 'Doormelding storing sturing' 'RT 1 sturing' … 'RT 8 sturing' 'Alarmgever sturing' 'Externe alarmgever' 3 7.
Lijst van alle commando's en het vereiste toegangsniveau 7.6 Commandogroep 'Onderhoud' 'Commando' 'Element category' (kort) 'Element category' (lang) 'Toegangsniveau' 'Reset module' 'Module' 'Module' 3 'Accepteer de vervangen elementen' 'Lus' 'Lus' 3 'Elementvervangingsmode AAN' 'Melder' 'Melder' 2.2 'Elementvervangingsmode UIT' 'Melder' 'Melder' 2.2 'Inlezen geinstalleerde elementen' 'Lus' 'Lus' 3 'Verwijder element' 'Melder' 'Melder' 3 'Herstart lus' 'Lus' 'Lus' 2.
Lijst van elementen 8 Lijst van elementen Element (korte tekst lange tekst) Definitie 'Bouwdeel' 'Bouwdeel' Hoogste niveau in 'Melder structuur', alarmorganisatie niveau 'Sectie' 'Sectie' 2. niveau in 'Melder structuur', sectie van een gebouw (bijv. kamer, verdieping, trappenhuis) die is bedoeld voor een eenduidige aanduiding van de herkomst van een brandalarm 'Groep' 'Groep' 3.
Lijst van elementen Element (korte tekst lange tekst) 'Station' Definitie 'Printer' 'Printer' Printer van 'Station' Station 'Station' Hoogste niveau in 'Hardware structuur', centrale 'Module' 'Module' 2. niveau in 'Hardware structuur' 'Lus' 'Lus' 3.
Beschrijving van het systeem 9 Beschrijving van het systeem Dit deel van het document bevat informatie over de opbouw en functies van de brandmeldinstallatie. 9.1 Overzicht Registratie ►► Beoordeling ►► Alarmering en sturing Schematische weergave van een brandmeldsysteem Automatische brandmelder Alarmgever Handbrandmelder Schakeling Doormelding Doormeldalarm (bijv. brandweer) Interne alarmering (bijv. sirenes) Brandmeldsturing (bijv.
Beschrijving van het systeem Beoordeling van de gevarenniveaus De centrale beoordeelt de gevarenniveaus en beslist of de alarmering moet worden geactiveerd. Daarbij maakt de centrale onderscheidt tussen automatische en handmatige brandalarmen, 'Waarschuwing' en ''--Noodbedrijf Brand ALARM'.
Beschrijving van het systeem Alarmering De verschillende brandalarmmeldingen en systeemgebeurtenissen worden onafhankelijk van elkaar geverifieerd. Afhankelijk van de configuratie wordt een interne alarmering geactiveerd of wordt er een direct of vertraagd doormeldalarm geactiveerd. Interne alarmering: Interne alarmeringsmiddelen (bijv. akoestisch of optisch) worden aangestuurd, zodat snel hulp van het beschikbare interventiepersoneel (bijv.
Beschrijving van het systeem 9.2.1 Hardwarestructuur De 'Hardware structuur' vertegenwoordigt de geïnstalleerde hardware. De afzonderlijke elementen van 'Hardware structuur' zijn als volgt ingedeeld: 'Station' 'Module' 'Lus' 'Element' 'Fysiek kanaal' Voorbeeld van 'Hardware structuur' 1 'Station' 2 'Module' 3 'Element' Gestippelde lijn 'Lus' 122 Building Technologies Fire Safety & Security Products A6V10211076_a_nl_NL 30.05.
Beschrijving van het systeem 9.2.2 Melderstructuur De 'Melder structuur' is een afbeelding van de geografische en functionele omstandigheden van een 'Projekt'. Het is aan de structuur van een gebouw en gebruik van de ruimtes aangepast. De 'Melder structuur' is niet afhankelijk van de lusvolgorde van het meldernetwerk.
Beschrijving van het systeem 9.2.2.1 Elementen van de melderstructuur 'Bouwdeel' Gewoonlijk komt 'Bouwdeel' overeen met een gebouw. 'Bouwdeel' brengt 'Secties' samen die onder dezelfde bedrijfsmodus 'Dagorganisatie in'/'Doormeldvertraging uit' vallen. 'Bouwdeel' stuurt de alarmeringsmiddelen aan (akoestische en optische alarmgevers en de doormelding).
Beschrijving van het systeem Kanaal Het kanaal in 'Melder structuur' vertegenwoordigt de functionaliteit van de ingangen en uitgangen van een C-NET-apparaat. 9.2.2.2 Bedrijfsmodi van de elementen van de melderstructuur 'Bouwdeel' 'Dagorganisatie in' In de bedrijfsmodus 'Dagorganisatie in' is er een gebruiker ter plaatse die een brandlocatie kan achterhalen. De melders hebben hun normale gevoeligheid overeenkomstig de bijbehorende parameterrecord.
Beschrijving van het systeem 'Meldertest' In de bedrijfsmodus 'Meldertest' kunnen melders voor testdoeleinden worden geactiveerd. Bij het activeren van een melder wordt een testactiveringsmelding gegenereerd. Alarmgevers of sturingen worden niet geactiveerd.
Beschrijving van het systeem 9.2.2.3 Functies van de elementen van de melderstructuur 'Bouwdeel': bedrijfsmodus omschakelen De bedrijfsmodus 'Doormeldvertraging uit' wordt handmatig op 'Dagorganisatie in' geschakeld. Indien er 'ALARMEN' zijn, kan niet worden omgeschakeld. De bedrijfsmodus 'Dagorganisatie in' wordt automatisch of handmatig (te configureren) op 'Doormeldvertraging uit' geschakeld.
Beschrijving van het systeem 'Groep': terugstellen van handbrandmelders Het herstellen van een geactiveerde handbrandmelder is naar keuze: ‒ 'ALARM' kan altijd worden teruggesteld, er wordt 'Glas gebroken' weergegeven. of ‒ 'ALARM' kan niet worden teruggesteld. Uitschakelblokkering ‒ Indien de uitschakelblokkering is geconfigureerd, kan de 'Groep' niet worden uitgeschakeld.
Beschrijving van het systeem Effecten in 'Sturing structuur' (voorbeeld) C 'Sturing structuur' b 'Brand stuurgroep' bijv.
Beschrijving van het systeem Globale systeemconfiguratie De globale systeemconfiguratie heeft de volgende elementen: Globaal gedrag ‒ Gebeurtenissen (gebeurtenisconfiguratie) ‒ Commando's (toewijzing 'Toegangs niveau') Het hier gedefinieerde gedrag geldt altijd als niet lokaal een ander gedrag wordt gedefinieerd. Masterklok: aan het eerste station (adres 1) is automatisch de masterklok toegewezen.
Beschrijving van het systeem Verdiepingsterminal FT2010 In de Operation tree kunnen de volgende instellingen worden geconfigureerd: De visibility op de stations en de melderstructuren De oorzaak voor het activeren van de LED's Weergaven en commando's voor de functietoetsen Verdiepingsuitleespaneel FT2011 In de Operation tree kunnen de volgende instellingen worden geconfigureerd: De visibility op de stations en de melderstructuren De oorzaak voor het activeren van een LED Synoptisch pane
Beschrijving van het systeem Om de apparaten te configureren moet in de Task Card 'Operation' het logische element worden gemaakt en aan het betreffende hardware-element worden gekoppeld. Ontruimingspaneel [NL] Het ontruimingspaneel is een in het bedieningspaneel van de centrale ingebouwde bedien- en indicatie-eenheid voor de handmatige ontruimingssturing. Het ontruimingspaneel bestaat uit een master en maximaal vier slaves. Master en slave bevatten elk tien indicaties voor de ontruimingszones.
Beschrijving van het systeem Netwerkkoppeling van meerdere stations De netwerkkoppeling van stations kan op twee manieren plaatsvinden: Via SAFEDLINK (standaard voor bedrijf volgens norm EN 54-2) Via Ethernet (optie voor speciale toepassingen) De stations verschillen afhankelijk van hun netwerkkoppeling en hun functie: Standalone-station Op zichzelf staand station met alleen lokale aansluiting voor de pc SAFEDLINK-station Deelnemer in het SAFEDLINK-subnet met lokale aansluiting voor de pc
Beschrijving van het systeem Verantwoordelijkheid voor het IP-netwerk Voor de configuratie van de IP-adressen in het netwerk wordt het volgende onderscheid gemaakt: Particulier netwerk: brandmeldinstallaties zijn gewoonlijk uitgevoerd met een eigen bekabeling. De instellingen voor het netwerk worden automatisch ingesteld (aanbevolen). De IP-adressen stammen uit een gereserveerd gedeelte voor particuliere netwerken.
Beschrijving van het systeem Configuratiemogelijkheden voor BACnet (het supervisiesysteem is voorgesteld als grijs gemarkeerde pc): Aansluiting op CAP-station standalone Aansluiting op CAP-station met SAFEDLINK Aansluiting op CAP-station met Ethernet Aansluiting op CAP-station met Ethernet en SAFEDLINK CAP 135 Building Technologies Fire Safety & Security Products A6V10211076_a_nl_NL 30.05.
Beschrijving van het systeem 9.2.6 Koppeling met de hardwarestructuur Componenten kunt u toewijzen aan een geografische plaats in het systeem. Deze toewijzing is een koppeling. Geografische toewijzing Elk apparaat in 'Hardware structuur' heeft een uniek adres. In 'Melder structuur' kunt u aan het apparaat bijvoorbeeld ruimte x op verdieping y toewijzen.
Beschrijving van het systeem 9.2.7 Topologiestructuur Functionele toewijzing In 'Sturing structuur' wordt aan een apparaat uit 'Hardware structuur' een functie toegewezen, bijvoorbeeld aan een ingang een bewakingsfunctie (oorzaak) of aan een uitgang een sturingsfunctie (effect). In 'Sturing structuur' wordt de functie van een logische element uit 'Melder structuur' beoordeeld (oorzaak) of wordt dit aangestuurd (effect).
Beschrijving van het systeem 9.3 Registratie De melders detecteren de brandindicaties, bijv. rook, warmte of koolmonoxide, en geven het gevarenniveau door aan de 'Groep'. Informatiestroom van de gevarenniveaus D 'Melder structuur' b 'Groep' a Melder/kanaal 0..
Beschrijving van het systeem 9.4 Beoordeling De beoordeling van het gevarenniveau en de beslissing of 'ALARM' moet worden geactiveerd, vinden plaats in de 'Groep'. In de 'Groep' worden de gevarenniveaus van meerdere alarmerende melders bijeengebracht.
Beschrijving van het systeem 'Handmeldgroep' In een 'Handmeldgroep' zijn de 'Handmelders' bijeengebracht. De beoordeling van de gevarensignalen volgt met een OF-koppeling. Elke melder van een 'Handmeldgroep' kan 'ALARM', maar niet 'Waarschuwing' genereren. 'Automatische groep' In een 'Automatische groep' zijn de 'Automatische melders' bijeengebracht. De 'Automatische groep' kan 'Waarschuwing' en 'ALARM' genereren.
Beschrijving van het systeem 'Sprinkler groep' Een sprinklerinstallatie bestaat uit een buizennetwerk, waarbij op diverse plaatsen sprinklerkoppen zijn aangesloten. De aanvoer van water vindt meestal plaats via het openbare hydrantennetwerk. Direct achter de interne aanvoer is een zogeheten sprinklerinstallatie geïnstalleerd. Deze scheidt het sprinklernetwerk van het hydrantennetwerk door een overdruk op het sprinklernetwerk.
Beschrijving van het systeem 'XC10 groep' Het blussen wordt door de autonome bluscentrale XC10 aangestuurd en bewaakt. Er is een interface met de bluscentrale, zodat enerzijds de functies van de bluscentrale aan de brandmeldcentrale worden doorgegeven en anderzijds commando's van de brandmeldcentrale aan de bluscentrale kunnen worden doorgegeven.
Beschrijving van het systeem 9.5 Sturing In een brandmeldinstallatie kunnen alarmgebeurtenissen en systeemgebeurtenissen optreden. Het is de taak van de brandmeldcentrale op basis van de diverse gebeurteniscategorieën personen te alarmeren en/of geschikte maatregelen te treffen. Dit wordt met verschillende sturingstypen gerealiseerd: Alarmeringssturing 'Brandsturing' 'Ontruimings sturing' Blussturing De alarmeringsturing wordt in het hoofdstuk "Alarm Verificatie Concept (AVC)" beschreven.
Beschrijving van het systeem Effecten zijn ook commando's binnen het brandmeldsysteem, bijvoorbeeld voor het uitschakelen van 'Groep' of het wijzigen van een melderparameterset. 9.5.
Beschrijving van het systeem 9.5.2 Ontruimingssturing De 'Ontruimings sturing' maakt het programmeren van een volledige ontruimingsfunctie per alarmgevergroep, bijvoorbeeld op een verdieping, mogelijk. Per sturing zijn twee functieblokken beschikbaar: ALERT ‒ het koppelen van alle voorwaarden, zodat de desbetreffende alarmgevers een waarschuwingssignaal afgeven. EVAC ‒ het koppelen van alle voorwaarden, zodat de desbetreffende alarmgevers een ontruimingssignaal afgeven.
Beschrijving van het systeem 'Universal evac sturing' Een 'Universal evac sturing' is geschikt voor akoestische alarmgevers, die geen tweetraps (meerkanaals) alarmering toestaan. Voor de alarmeringsmiddelen (uitgangen, alarmgevers) op de stuuruitgangen (effecten) kunnen verschillende soorten tonen voor de waarschuwing (ALERT) en ontruiming (EVAC) worden gekozen.
Beschrijving van het systeem Voorbeeld van de ontruiming bij brand op de 4de verdieping 10. ET ALERT EVAC → → → 9. ET ALERT EVAC → → → 8. ET ALERT → → → 7. ET ALERT → → → 6. ET ALERT → → → 5. ET ALERT EVAC → → → 4. ET ALERT EVAC → → → 3. ET ALERT → → → 2. ET ALERT → → → 1.
Beschrijving van het systeem De flowsensoren genereren een signaal als er water door de leidingen stroomt. Informatiestroom voor sprinklers D 'Melder structuur' ZF 'Flow switch zone' F Flowsensor ZS 'Sprinkler zone' S Sprinklerstation met één of twee contacten (oorzaak) Pijlen Signaaloverdracht H Hydrantennetwerk 148 Building Technologies Fire Safety & Security Products A6V10211076_a_nl_NL 30.05.
Beschrijving van het systeem 9.5.4 Blussturing met bluscentrale XC10 Het blussen wordt door de autonome bluscentrale XC10 aangestuurd en bewaakt. Er is een interface met de bluscentrale, zodat enerzijds de functies van de bluscentrale aan de brandmeldcentrale worden doorgegeven en anderzijds commando's van de brandmeldcentrale aan de bluscentrale kunnen worden doorgegeven.
Beschrijving van het systeem 9.6 Alarmverificatieconcept (AVC) Het 'Alarm Verificatie Concept' dient voor de vertraagde alarmtransmissie en betrekt de interactie van de gebruiker bij het alarmeringsverloop. De gebruiker krijgt de mogelijkheid, bij een brandalarm eerst de aangegeven brandlocatie te achterhalen. Bij een ongewenst alarm of onbeduidend geval kan het alarmeren van de brandweer tijdig worden voorkomen.
Beschrijving van het systeem 9.6.1 Controle op aanwezigheid In geval van een gebeurtenis ('Waarschuwing', 'ALARM') kan de gebruiker de aanwezigheid binnen de tijd t1 bevestigen. Na het bevestigen wordt de informatietijd t2 gestart. Als de aanwezigheid niet binnen de tijd t1 wordt bevestigd, wordt de globale alarmering geactiveerd. 9.6.
Beschrijving van het systeem 1 mx m 2 t1.. t2.. q r ? qx rx 3 ..t1 X ..t2 X GA Alarmverificatie 1 Alarmgebeurtenis 2 Lokale alarmering 3 Handbrandmelder of op 'Station' mx Bedrijfsmodus 'Doormeldvertraging uit' m Bedrijfsmodus 'Dagorganisatie in' t1.. Tijd t1 ter controle op aanwezigheid ..t1 X Tijd t1 is verstreken q Accepteren op 'Station' qx Niet geaccepteerd t2.. Tijd t2 voor het opsporen van de alarmbron/brandlocatie ..
Beschrijving van het systeem 9.6.4 Brandalarmering De alarmering wordt op het niveau 'Bouwdeel' aangestuurd. Bij de alarmering worden de alarmeringsmiddelen zoals alarmgevers en apparaten voor doormelding geactiveerd. Alarmgevers Voor interne alarmering en doormeldalarm kunnen akoestische alarmgevers, flitslichten, digitale uitgangen, enz. worden gebruikt.
Beschrijving van het systeem De alarmgevers en doormeldeenheden kunnen separaat worden geconfigureerd voor: Soort alarm (alleen bij automatische groepen) ‒ 'Waarschuwing' ‒ 'ALARM' Soort groep (alleen bij 'ALARMEN') ‒ Handmatig alarm ‒ Automatisch alarm ‒ Noodbedrijf-brandalarm Bedrijfsmodus: ‒ 'Dagorganisatie in' ‒ 'Doormeldvertraging uit' Soort alarmering: ‒ 'alleen Lokaal alarm' ‒ 'Vertraagd alarm' ‒ 'alleen Doormelding Brandweer' 154 Building Technologies Fire Safety & Security Products
Beschrijving van het systeem 9.7 Interventieconcept (IC) (Niet gebruikt in NL) De brandmeldcentrale beschikt over omvangrijke bewakingsfuncties en zelfbewakingsfuncties. De verschillende systeemgebeurtenissen worden geregistreerd, in bijbehorende gebeurteniscategorieën ingedeeld en door 'Interventie Concept' beoordeeld. 'Interventie Concept' activeert na analyse de bijbehorende alarmeringsmiddelen.
Beschrijving van het systeem Voor elk van de volgende gebeurteniscategorieën kan het gedrag apart worden gedefinieerd: 'Storing' 'Systeemdeel uit' Test 'Techniekmelding' 'Activering' 'Informatie' Het 'Interventie Concept' heeft twee onafhankelijke, parallelle interventieverlopen: Bewaking van de aanwezigheid (t1) Bewaking van de interventie (ts) Het interventieverloop kunt u afhankelijk van de bedrijfsmodus 'Dagorganisatie in'/'Doormeldvertraging uit' configureren.
Beschrijving van het systeem 9.7.2 Bewaking van de interventie De bewaking van de interventie dient voor het veilig stellen van een serviceinterventie. Gebeurtenissen, bijvoorbeeld 'Storing' door een vervuilde melder, worden tijdens een configureerbare tijd (tot max. een week) bewaakt. Als de normale bedrijfstoestand niet binnen deze tijd is hersteld, wordt de serviceinterventie gestart of wordt het onderhoudspersoneel op de hoogte gesteld. 9.7.
Beschrijving van het systeem In de onderstaande grafiek wordt een interventieverloop voor de gebeurteniscategorie 'Storing' weergegeven. Controle op aanwezigheid Bewaking van de interventie ! A B ts.. t1.. ! ..ts X ..t1 X G ! S Interventie bij storing A Controle op aanwezigheid t1.. Tijd t1 ter controle op aanwezigheid ..t1 X Tijd t1 is verstreken G Globale alarmering B Bewaking van de interventie ts.. Tijd ts ter bewaking van de service-interventie ..
Beschrijving van het systeem 9.7.4 Interventiealarmering De alarmeringsmiddelen, zoals alarmgevers en apparaten voor doormelding, kunnen apart worden gekozen voor 'Dagorganisatie in' en 'Doormeldvertraging uit': Alarmgevers Voor de interne alarmering en het doormeldalarm kunnen akoestische alarmgevers, flitslichten, digitale uitgangen, enz. worden gebruikt. De soort toon van de alarmgevers kan voor de lokale en globale alarmering verschillend worden geconfigureerd.
Beschrijving van het systeem De alarmgevers en doormeldeenheden kunnen separaat worden geconfigureerd voor: Bedrijfsmodus: ‒ 'Dagorganisatie in' ‒ 'Doormeldvertraging uit' Directe interventie: ‒ 'alleen Lokale Interventie' ‒ 'Vertraagde Interventie' ‒ 'alleen Doormeld Interventie' Service-interventie: ‒ 'Vertraagde Interventie' ‒ 'Direct interventie' 9.8 Gebeurtenissen Zie ook Gebeurtenisgeheugen [ 161] 9.8.
Beschrijving van het systeem 9.8.2 Aanduiding gebeurtenisstatus De op het display weergegeven meldingen van gebeurtenissen hebben een aanduiding. Deze aanduiding geeft informatie over de status van de melding.
Beschrijving van het systeem In de onderstaande afbeelding wordt een lijst 'Gebeurtenisgeheugen' exemplarisch weergegeven: 0008 / 0069 Gebeurtenissen Siemens Nederland N.V. Station + Handm.BRANDALARM Kantoor Actief Doormelding alarm HAND DMBrand Selecteer Meldingscatagorie 06-03-06 10-34-50 Groepnr 9 06-03-06 10-34-50 Selecteer Datum/tijd bereik Meer Opties Zie ook Gebeurtenissen selecteren [ 66] 9.8.4 Meldingsoverzicht Het hoofdmenupunt 'Meldingoverzicht' bevat meldingen van gebeurtenissen.
Beschrijving van het systeem Detailweergave 'Waarschuwing' Doormelding geactiveerd 001 Waarschuwing Waarschuwing Kantoor 22 Uitvoeren Commando's 9.9 Groepnr 12 001 Schakel naar Volledige melding Meer Opties Lijstweergave en soorten lijsten Met de weergave in lijsten en de mogelijkheid om te scrollen, kan een groot aantal lijstinvoeren en punten op de lijst op een beperkt display worden weergegeven. Het betreft de volgende soorten lijsten: 9.9.
Beschrijving van het systeem Alle gebeurtenissen zijn ook in de gebeurtenislijst in het 'Gebeurtenisgeheugen' opgenomen. Deze lijst 'Gebeurtenisgeheugen' heeft een andere layout en ook andere functies. Daarom wordt hieraan een apart hoofdstuk 'Gebeurtenisgeheugen' gewijd. In onderstaande afbeelding wordt een gebeurtenislijst 'Systeemdeel uit' exemplarisch weergegeven. 0001/0250 Systeemdelen uit Siemens Nederland N.V.
Beschrijving van het systeem Details van ============= ElementId: Discipline: Elementtype station 1 Elementeigenschappen 1/1 BRAND PanelFc721Elem ============== Ga Terug Voorbeeldgegevens van een element 9.9.3 Selectielijsten Selectielijsten worden voor de selectie van acties of categorieën gebruikt.
Storingen/verhelpen 10 Storingen/verhelpen Wanneer de installatie 'Storing' aangeeft, vindt u in de onderstaande tabel een overzicht van mogelijke 'Storingen' en aanwijzingen voor mogelijke oorzaken. Wanneer u een 'Storing' niet aan de hand van deze gebruiksaanwijzing kunt verhelpen, dient u contact op te nemen met Siemens Nederland N.V.. 'Storing' Oorzaak Verhelpen Automatische melder Melder ontbreekt Melder weer aanbrengen Melder defect Melder door reservemelder vervangen.
Onderhoud van de installatie 11 Onderhoud van de installatie Regelmatig onderhoud van het 'Projekt' is vereist om de betrouwbare werking van het systeem te waarborgen. De brandmeldinstallatie heeft een herinneringsfunctie die u informeert over wenselijk onderhoud. Als de serviceherinnering verschijnt, is het regelmatige onderhoud door de servicemonteur vereist. Afhankelijk van nationale voorschriften kunnen de onderhoudsintervallen afwijkend van het onderstaande onderhoudsadvies zijn gedefinieerd. 11.
Onderhoud van de installatie 11.2 Openen van de centrale [DE] Het is mogelijk dat de behuizing van de centrale voor onderhoudswerkzaamheden moet worden geopend. Indien een klasse 3 sleuteldepot (brandweer-sleuteldepot, FSD) deel uitmaakt van de brandmeldinstallatie, moet de deurcontactset FCA2009-A1 zijn ingebouwd in de behuizing van de centrale. De deurcontactset activeert 'Sabotage ALARM', wanneer de afdekking van de centrale wordt verwijderd.
Verklarende woordenlijst 12 Verklarende woordenlijst Begrip Definitie A Accepteren Handmatig accepteren van een voorstaande melding. Accu Oplaadbare stroombron om het → noodstroombedrijf van de → brandmeldcentrale te waarborgen. In het algemeen, worden gasdichte lood-accu's toegepast. adres aansluitfactor Het aantal adressen van de lus dat een element verbruikt. Adresseerbare melderlus Melderlustechnologie waarin alle elementen een uniek adres hebben.
Verklarende woordenlijst Begrip Definitie basisstation ontvanger in het systeem die communiceert met een bepaald aantal componenten. BDV Een verzameling van bestanden die de Embedded SW configureren. De Embedded SW (van eenzelfde versie) is altijd hezelfde, m.a.w. het is niet land- of installatieafhankelijk. Het gedrag van een installatie kan specifiek worden geconfigureerd met de BDV.
Verklarende woordenlijst Begrip Definitie Brandweer Openbare of prive organisatie met getrained personeel, voertuigen en uitrusting ter bestrijding van brand en bieden van hulp bij ongevallen. Brandweerpaneel Gebouwplattegrond dienend als orientatiehulp voor de brandweer, zodat zij snel de brandlocatie in het gebouw kunnen vinden.
Verklarende woordenlijst Begrip Definitie E Eénmelderafhankelijkheid Bij éénmelderafhankelijkheid de beslissing van een brandalarm is afhankelijk van het → gevarenniveau van alleen één melder. De eerste melder binnen een → groep die het → overeenkomstige gevarenniveau bereikt, veroorzaakt een → brandalarm. → meermelderafhankelijkheid Effect Activativering van b.v. een hardware uitgang of een → commando geinitieerd door een sturing control. → oorzaak.
Verklarende woordenlijst Begrip Definitie Gevarenniveau Signaal van een brandmelder die de mogelijkheid uitdrukt van een brandhaard. Automatische brandmelders kennen de gevarenniveau's 0 tot 3; handbrandmelders kennen alleen gevarenniveau's 0 en 3. De gevarenniveau's zijn: 0 = geen gevaar 1 = applicatie met risico 2 = misschien brand 3 = brandalarm Groep Een niveau in de → melderstructuur. Een groep bezit één of meerdere → brandmelder(s). In de groep vindt de alarmbeslissing plaats.
Verklarende woordenlijst Begrip Definitie Loop Een melderlustopologie die loopt van de → brandmeldcentrale naar de → brandmelders en terug, om de bedrijfszekerheid te verhogen (UL864 Class A Wiring). Deze schakeltechniek maakt het mogelijk om alle melders te laten communiceren met de centrale zelfs tijdens een lusonderbreking of kortsluiting. → Steek Lusscheider Een electronische schakelaar in de elementen in de melderlus die automatisch het defecte lusdeel uitschakeld bij een kortsluiting.
Verklarende woordenlijst Begrip Definitie O Ongewenst/onecht alarm Ongewenste brandmelding: melding door de aanwezigheid van op brand lijkende verschijnselen, die niet het gevolg zijn van een brand. Onechte brandmelding: melding die niet het gevolg is van een brand, of op brand lijkende verschijnselen Ongewenste/onechte brandmelding Ongewenste brandmelding: melding door de aanwezigheid van op brand lijkende verschijnselen, die niet het gevolg zijn van een brand.
Verklarende woordenlijst Begrip Definitie RF interferentie RF transmissie van een andere bron anders dan een onderdeel van FDAS dat corruptie of vernietiging van de gewenste signalen kan veroorzaken en niet behoren tot de definitie van collision of berichtvervanging RF link radio frequency link middel van communicatie tussen minstens twee punten, gebruikmakend van RF wave propagatie.
Verklarende woordenlijst Begrip Definitie Systeem bus Het netwerk, waarover de → Stations van de → Brandmeldinstallatie met elkaar communiceren. De communicatie loopt via Systeembus C-WEB/SAFEDLINK of C-WEB/Ethernet. Systeem networking Verknopen van verschillende stations via de systeembus of ethernet. Systeemdeel uit De status van een gedeelte van het → brandmeldsysteem, die de evaluatie van signalen onderdrukt. Deze situatie is blijft bestaan totdat deze (handmatig) wordt opgeheven.
Verklarende woordenlijst Begrip Definitie Voedingsingang De klemmen op een printplaat t.b.v. de voeding. Vreemdgebruik Radiokanaal wordt door een vreemde zender gebruikt W Waarschuwing Waarschuwingstatus voorafgaand aan een → mogelijk brandalarm t.b.v. vroegtijdige inzet van de interne brandbestrijdingsorganisatie. WAN Afkorting voor 'Wide Area Network'; een super-regionaal netwerk. Deze netwerktechnologie verzorgt de overbrugging van lange afstanden. Een WAN is vereist om b.v.
Index 13 Index Bedrijf A bedrijfstoestand, weergave, 104 Aanmelden PIN-code, toegangsniveau vrijgeven, 55 Bedrijfsmodi Cerberus-Remote, 36 Accepteren toets/functies, 18 Bedrijfsmodus dagorganisatie/nachtorganisatie omschakelen, 56 Activeren alarmindicator (AI), 76 Dagorganisatie/nachtorganisatie, Toets/functies, 19 groep activeren/terugstellen, 80 universele stuurgroep activeren/deactiveren, 84 Bewaking sabotage Akoestische signalen deactiveren, 54 alarmgevers deactiveren/activeren, 79
Index Deactiveren bewaking sabotage, 54 H Hardwarestructuur Deactiveren/activeren alarmgevers, toets 'Akoestische signalen', 79 Topologie, selectie, 67 Herstellen Display helderheid instellen, 97 Toets/functies, 19 Hoofdmenu Invoerveld, 29 Weergave van het display in het document, 9 weergavemogelijkheden, normale weergave, met venster, 26 Menutoets, 59 I Indicaties display en LED's testen, 96 Doormeldalarm, 121 Doormelding Informatie weergeven alarmteller, doormelding, 86 informatie weergeven
Index Lus automatisch configureren, 88 S Sabotage-ALARM M openen van de centrale, 168 Melder Scroll-balk testen, meldertest, 72 uitschakelen/inschakelen, 45 Aanduiding van de positie en de lijstlengte, 34 Scrollen aanduiding van de positie en lijstlengte, 34 Melderplukker en -tester scrollen in optielijsten, commandolijsten, elementcategorielijsten, 34 vrijgeven van de communicatie met het station, 75 Melderstructuur Serviceherinnering Topologie, selectie, 67 Meldertest onderhoud van de insta
Index Tijdelijk uitschakelen Universele sturing sectie, duur, 48 Toegangsniveau afmelden, logout, 56 activeren/deactiveren, 83 V Verkorte keuze lijst van alle commando's en vereist toegangsniveau, 112 niveaus, toegangsrechten, 107 cijfertoets, menukeuze, uitvoering commando, 35 Versie PIN-code, aanmelden, vrijgeven, 55 Toegangsrechten weergeven van de versie van het station, 102 Visibility toegangsniveaus, 108 definitie, 109 Toetsen standby, 110 toetsen op de Persoon Machine Interface, 18 Toets
Index 183 Building Technologies Fire Safety & Security Products A6V10211076_a_nl_NL 30.05.
Uitgegeven door Siemens Switzerland Ltd Industry Sector Building Technologies Division International Headquarters Gubelstrasse 22 CH-6301 Zug Tel. +41 41-724 24 24 Fax +41 41-724 35 22 © 2006-2009 Copyright Siemens Switzerland Ltd Technische specificaties en beschikbaarheid kunnen zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd. www.siemens.com/buildingtechnologies Document ID A6V10211076_a_nl_NL Edition 30.05.