Safety, Operation & Maintenance Manual Veiligheids-, bedienings- en onderhoudsinstructies Ransomes HR300 Kubota D1105T With ROPS Series / Met ROPS-reeksen: JD0 Product code / Productcode: RHR33002 With Cab Series / Met ROPS-reeksen: JD1 Product code / Productcode: RHR33003 Jacobsen HR300 Kubota D1105T With ROPS Series / Met ROPS-reeksen: JE0 Product code / Productcode: JHR33002 With Cab Series / Met ROPS-reeksen: JE1 Product code / Productcode: JHR33003 WARNING WARNING: If incorrectly used this machine c
1 INHOUDSOPGAVE DEEL PAGINA INLEIDING Belangrijk .............................................................................................. 3 Productidentificatie ............................................................................... 4 Richtlijnen voor het verwijderen van afvalproducten ............................ 6 Gedurende gebruiksleven .................................................................... 6 Einde gebruiksleven ...............................................................
INLEIDING 2 2.1 BELANGRIJK_________________________________________________________ De Ransomes HR300 is een zelfrijdende cirkelmaaier op dieselbrandstof. De hydraulische systemen dienen voor de tractieaandrijving, het omhoog brengen van de maaieenheid en maaieenheidaandrijvingen onderaan en de besturing. BELANGRIJK: Voer het onderhoud beschreven in deze handleiding uit om te controleren of de maaikwaliteit voldoende hoog is.
2 INLEIDING 2.
INLEIDING 2 ROPS-typeplaatje A B C D E F Gewicht van de ROPS Datumcode Toegepaste norm Onderdeelnummer Gebruikt op product Serienummer West Road Ransomes Europark Ipswich IP3 9TT England A B Kg C D E F Locatie ROPS-typeplaatje Het ROPS-typeplaatje (C) bevindt zich aan de basis van de voorzijde van de ROPS-hoofdbalk.
2 INLEIDING 2.3 RICHTLIJNEN VOOR HET VERWIJDEREN VAN AFVALPRODUCTEN ___________ 2.3.1 GEDURENDE GEBRUIKSLEVEN _______________________________________ Gebruikte olie, oliefilters en motorkoelmiddel zijn gevaarlijke materialen. De aanbevolen procedures voor hun veilige verwijdering dienen te worden gevolgd. Indien een vloeistof lekt, dient u de gemorste vloeistof te absorberen om te voorkomen dat de vloeistof in de grond of een afvoersysteem vloeit.
INLEIDING 2 2.4 ONDERDELENHANDLEIDING ___________________________________________ Volgens de ISO14001-norm stuurt Ransomes Jacobsen Limited geen papieren onderdelenhandleiding bij elk product. U kunt op vier manieren aan een onderdelenlijst voor deze maaier geraken: 1. Website – www.ransomesRansomes Jacobsen.com. Selecteer de tab "ORIGINELE ONDERDELEN" gevolgd door de tab "ONLINE ONDERDELEN ZOEKEN".
2 INLEIDING OPMERKINGEN nl-8
VEILIGHEID 3 3.1 HOE VEILIG WERKEN __________________________________________________ ! WAARSCHUWING EEN ONJUIST BEDIENDE MACHINE OF BEDIENING DOOR ONGETRAIND PERSONEEL KAN GEVAARLIJK ZIJN. U moet op de hoogte zijn van de locatie en het correcte gebruik van de bedieningen. Machinisten zonder ervaring moeten instructies krijgen van een andere persoon die op de hoogte is van de correcte werking van de uitrusting voordat ze de maaier bedienen.
3 VEILIGHEID 3.1.3 Bediening a Bedien de motor nooit zonder voldoende ventilatie of in een gesloten ruimte. Het koolstofmonoxide in de uitlaatdampen kan tot gevaarlijke niveaus stijgen. b Vervoer nooit passagiers. Houd andere personen of dieren uit de buurt van de maaier. c Ontkoppel alle aandrijvingen en schakel de handrem in voordat u de motor start. Start de motor alleen wanneer de bediener op de stoel zit. Start de motor nooit wanneer zich personen vlakbij de maaier bevinden.
VEILIGHEID 3 3.1.4 ROPS a De ROPS is een veiligheidsapparaat. Houd de ROPS in verticale en vergrendelde positie. Draag altijd de veiligheidsgordel wanneer u de maaier bedient. Zorg dat u de veiligheidsgordel snel kunt losmaken in een noodgeval. b Bedien de maaier alleen met de ROPS in opgevouwen positie op een vlakke en gelijke ondergrond indien nodig. Bedien de maaier niet met de ROPS in opgevouwen positie op hellingen, in de buurt van scherpe randen of water.
3 VEILIGHEID f Ontkoppel de accu voordat u onderhoud aan de maaier uitvoert. Ontkoppel altijd de negatieve accukabel voor de positieve accukabel. Ontkoppel altijd de positieve accukabel voor de negatieve accukabel. g Laad de accu in een goed verluchte ruimte. De accu kan waterstofgas afgeven dat explosief is. Om een ontploffing te voorkomen, moet u elk apparaat dat vonken of vlammen kan genereren bij de accu vandaan houden.
VEILIGHEID 3 3.1.8 Belangrijke veiligheidsopmerkingen Dit veiligheidssymbool wordt gebruikt om u te attenderen op mogelijke gevaren. GEVAAR: Duidt op een gevaarlijke omstandigheid die tot overlijden of letsel ZAL lijden tenzij het wordt voorkomen. WAARSCHUWING: Duidt op een gevaarlijke omstandigheid die tot overlijden of letsel KAN lijden tenzij het wordt voorkomen. LET OP: Duidt op een gevaarlijke omstandigheid die tot letsel of materiële schade kan lijden tenzij het wordt voorkomen.
3 VEILIGHEID WAARSCHUWING Proposition 65 - Californië Motoruitlaat, sommige van de bestanddelen ervan en bepaalde onderdelen van het voertuig bevatten chemicaliën of geven chemicaliën af die in de staat Californië bekend staan als veroorzakers van kanker en geboorteafwijkingen of andere voortplantingsschade. WAARSCHUWING Om letsel door hete olie onder hoge druk te voorkomen, mag u nooit olielekken met uw handen controleren. Gebruik papier of karton.
VEILIGHEID 3 WAARSCHUWING Bij de bediening van machines met een geluidsniveau boven 85 dB (A) Leq. dient de bediener oorbescherming te dragen. WAARSCHUWING Grenswaarden voor trillingsblootstelling De grenswaarden voor trillingsblootstelling worden berekend als een combinatie van het trillingsniveau (magnitude) van het gereedschap en de dagelijkse blootstellingstijd (triggertijd). Bijv.
4 TECHNISCHE GEGEVENS 4.1 MOTORSPECIFICATIE_________________________________________________ Type: Kubota D1105-T 24,5 KW @ 3000 TPM, 3 cilinder (in lijn) dieselmotor, 4-slagsaandrijving met turbo, watergekoeld, 1123 cc met 12 V 1KW elektrische start, 12V 30 Amp alternator Dop oliecarter: 5.
TECHNISCHE GEGEVENS 4 4.
4 TECHNISCHE GEGEVENS M K N L P R S T U V W OECD Code 4 ROPS-frame K Totale hoogte met ROPS-frame omhoog 217 cm 85.4 in L Hoogte met ROPS-frame omlaag 148 cm 58.3 in M Gewicht van ROPS-frame 80 kg 176.4 lb N Gewicht van vaste punt/licht frame 19 kg 41.9 lb P 19 cm 7.5 in 50 kg 110.2 lb 216 cm 85 in D Hoogte met ROPS-frame omlaag 104 cm 41 in U Lengte met ROPS-frame omlaag, voeg toe 13 cm 5 in 250 kg 551 lb 205 cm 80.
TECHNISCHE GEGEVENS 4 4.3 MACHINESPECIFICATIE _______________________________________________ BANDENSPANNING Product HR300 Voorwiel Bandengrootte Bandentype 26 x 12.00 - 12 OTR BKT LG306 6pr Achterwiel Bandenspanning 1,00 - 1,37 bar Bandengrootte Bandentype 20 x 1 0,00 - 8 OTR BKT LG306 4pr Frameconstructie: Profielstalen chassis voor zwaar gebruik, met kokerframerails. Maaieenheidaandrijving: Vaste verplaatsing van hydraulische motors.
4 TECHNISCHE GEGEVENS 4.4 TRILLINGSNIVEAU ___________________________________________________ De machine is getest op hand/armtrillingsniveaus. De machinist zat in normale positie tijdens het rijden met het voertuig, met twee handen op het stuurmechanisme. De motor was in gebruik en de maai-inrichting draaide terwijl de machine niet bewoog.
TECHNISCHE GEGEVENS 4 4.5 LAWAAITESTEN _____________________________________________________ Wanneer de machine werd getest op geluidsdrukniveau (oor bediener).
4 TECHNISCHE GEGEVENS 4.7 SPECIFICATIES VAN DE MAAIEENHEID __________________________________ Dek van 152 cm Constructie Dek van 160 cm Dek van 183 cm Gelaste en geperste stalen constructie voor zwaar werk Meslengte: 533 mm 559 mm Aantal messen 3 Kantelsnelheid mes 4.463 m/min 4.630 m/min 5318 m/min 1.524 mm 1.600 mm 1.828 mm Maaibreedte Maaihoogte 25 mm - 115 mm Afstelling maaihoogte aan voorzijde Naloopwielen met afstandhouders.
TECHNISCHE GEGEVENS 4 4.
4 TECHNISCHE GEGEVENS 4.11 CONFORMITEITSVERKLARINGEN ______________________________________ '(&/$5$7,21 2) &21)250,7< ƒ ȾȿɄɅȺɊȺɐɂə ɁȺ ɋɔɈɌȼȿɌɋɌȼɂȿ ƒ 352+/Èâ(1Ë 2 6+2'ċ ƒ 29(5(1667(00(/6(6(5./5,1* ƒ &21)250,7(,769(5./$5,1* ƒ 9$67$986'(./$5$76,221 ƒ 9$$7,0867(108.$,68869$.88786 ƒ '(&/$5$7,21 '( &21)250,7( ƒ .21)250,7b76(5./b581* ƒ ǻǾȁȍȈǾ ȈȊȂȂȅȇĭȍȈǾȈ ƒ 0(*)(/(/ė6e*, 1<,/$7.2=$7 ƒ ',&+,$5$=,21( ', &21)250,7¬ ƒ $7%,/67Ʈ%$6 '(./$5Ɩ&,-$ ƒ $7,7,.7,(6 '(./$5$&,-$ ƒ ',.-$5$==-21, 7$/ .21)250,7¬ ƒ '(.
TECHNISCHE GEGEVENS 4 2SHUDWRU (DU 1RLVH /HYHO ƒ Ɉɩɟɪɚɬɨɪ ɧɚ ɧɢɜɨɬɨ ɧɚ ɞɨɥɨɜɢɦ ɨɬ ɭɯɨɬɨ ɲɭɦ ƒ +ODGLQD KOXNX Y REODVWL Xãt RSHUiWRUD ƒ 6W¡MQLYHDX L I¡UHUV ¡UHK¡MGH ƒ *HOXLGVQLYHDX RRU EHVWXXUGHU ƒ 0UDWDVH RSHUDDWRUL N}UYDV ƒ 0HOXWDVR Nl\WWlMlQ NRUYDQ NRKGDOOD ƒ 1LYHDX GH EUXLW j KDXWHXU GHV RUHLOOHV GH O¶RSpUDWHXU ƒ 6FKDOOSHJHO DP %HGLHQHURKU ƒ ǼʌȓʌİįȠ șȠȡȪȕȠȣ ıİ ȜİȚIJȠȣȡȖȓĮ ƒ $ NH]HOĘ IOpQpO PpUW ]DMV]LQW ƒ /LYHOOR GL SRWHQ]D VRQRUD DOO¶RUHFFKLR GHOO¶RSHUDWRUH ƒ 7URNãƼD OƯPHQLV SLH RSHUDWRUD DXVV ƒ
4 TECHNISCHE GEGEVENS '(&/$5$7,21 2) ,1&25325$7,21 ƒ ȾȿɄɅȺɊȺɐɂə ɁȺ ɈȻȿȾɂɇȿɇɂȿ ƒ 352+/Èâ(1Ë 2 =$/2ä(1Ë 632/(ý1267, ƒ ,1.25325(5,1*6(5./5,1* ƒ ,1&25325$7,(9(5./$5,1* ƒ .,11,786 h+(1'$0,6( .2+7$ ƒ $6(118672',6786 ƒ '(&/$5$7,21 '¶,1&25325$7,21 ƒ (,1%$8%(6&+(,1,*81* ƒ ǻǾȁȍȈǾ ȂǾ ȈȊȂȂȅȇĭȍȈǾȈ ƒ %(e3Ë7e6, 1<,/$7.2=$7 ƒ ',&+,$5$=,21( ', ,1&25325$=,21( ƒ 12)250Ɯâ$1$6 '(./$5Ɩ&,-$ ƒ 35,-81*,02 '(./$5$&,-$ ƒ ',.-$5$==-21, 7$¶ ,1.25325$==-21, ƒ '(.
TECHNISCHE GEGEVENS 4 Partly completed machinery must not be put into service until the final machinery into which it is to be incorporated has been declared in conformity with the provisions of Directive 2006/42/EC.
5 5.
LABELS 5 A. 009034920 Blijf uit de buurt van hete oppervlakken. B. 009034880 De veiligheidsbordjes niet openmaken of verwijderen zolang de motor loopt. C. 009034940 Opgelet: roterende messen. D. 009034900 De veiligheidsbordjes niet verwijderen zolang de motor loopt. E. 009114340 Opgelet: dieselbrandstof F. 4164860 Opgelet: hydraulische olie G. 4118415 Opgelet: motorkoelmiddel onder druk H. 4165644 Geen opstapje J.
5 LABELS 5.
LABELS 5 Beschrijving A B C D E F G H J K L M N P Baken Parkeerrem Claxon Aandrijving maai-eenheid Smoorklep Tractiepedaal, vooruit/achteruit Stroomvoorziening 12 volt Diff.
6 BEDIENINGEN 6.1 WERKSTATION BEDIENER ________________________________________ 6.3 6.1 6.5 6.4 6.2 9.7 6.11 6.8 6.
BEDIENINGEN 6 6.2 INSTRUMENTENPANEEL__________________________________________ H E B F A C 1234.
6 BEDIENINGEN 6.2A CONTACTSCHAKELAAR _________________________________________ De contactsleutel (A) moet naar rechts naar de stand ‘start’ worden gedraaid om de motor te starten. Na het starten moet de sleutel worden losgelaten. De sleutel moet automatisch naar de stand ‘aan’ terugkeren voor normale bediening. OPMERKING: De gloeibougies warmen automatisch op afhankelijk van de koelmiddeltemperatuur voordat de krukoverbrenging begint. 6.
BEDIENINGEN 6 6.2E SCHAKELAAR MAAI-EENHEID_____________________________________ Om met maaien te beginnen moet eerst worden gezorgd dat de snelheidsbegrenzer in de maaipositie staat en dat de maai-eenheden zijn neergelaten. Druk op de onderkant van de wipschakelaar en beweeg de hendel naar de laagste positie. Druk op de bovenkant van de wipschakelaar om de de maai-eenheid te stoppen. De maai-eenheden stoppen automatisch met draaien als zij omhoog worden gebracht of de bediener de machine verlaat. 6.
6 BEDIENINGEN 6.2I VISUELE DISPLAY _______________________________________________ De visuele display wordt geactiveerd wanneer het contact wordt ingeschakeld. WAARSCHUWING Het Slope Monitoring System "TST™" (Tilt Sensor Technology) is slechts een waarschuwingssysteem voor hellingen. Het zorgt niet voor een grotere veilige werkhelling dan de opgegeven helling. 6.2I.1 OPSTARTSCHERM _______________________________________________ Bij het eerste gebruik en eerste opstarten wordt dit scherm getoond.
BEDIENINGEN 6 6.2I.3 WAARSCHUWINGSSCHERM OPSTARTEN/HELLING___________________ Wanneer de contactschakelaar naar de stand aan is gedraaid, verschijnt een van de volgende schermen. Als de machine een hellingmonitorsysteem bevat, toont het display het logo 'TSTTM' (Tilt Safety Technology, Antikanteltechnologie) en het symbool van de maximale werkhelling. Er worden een gloeibougiesymbool en een aftelindicator getoond om de resterende tijd weer te geven voordat de motor automatisch zal starten.
6 BEDIENINGEN 6.2I.4 HOOFDSCHERM _________________________________________________ Het hoofdscherm zal de operator alle informatie geven die hij nodig heeft om de machine te bedienen. Er is geen actie van de bediener vereist om standaardgegevens te bekijken tijdens het bedienen van de maaier. Als er een storing optreedt terwijl de bediener dit scherm heeft afgesloten, gaat het systeem automatisch terug naar dit scherm.
BEDIENINGEN 6 6.2I.5 WATERTEMPERATUURSCHERM ___________________________________ Indien de temperatuur tot 108 °C stijgt, knipperen de rode leds (1) twee keer per vier seconden. De waarschuwingszoemer zal tegen dezelfde frequentie afgaan en de waarschuwing "FOUTSCHERM WISSEN" verschijnt in plaats van de icoontjes in het midden en knippert. Druk op de knop onder het vinkje om de waarschuwing te verwijderen. Het lampje en de zoemer van de rode led blijven actief totdat de temperatuur onder 108 °C is gedaald.
6 BEDIENINGEN 6.2I.7 SCHERMEN HELLINGWAARSCHUWING _____________________________ OPMERKING: De schermen hellingwaarschuwing verschijnen alleen wanneer TST is geïnstalleerd. Als de machine tijdens de werkzaamheden op een helling van 15° of meer wordt gereden, geeft het scherm deze waarschuwing weer die alle andere informatie wegdrukt. De waarschuwing zal aanhouden totdat de machine naar een gebied van minder dan 16° wordt gereden.
BEDIENINGEN 6 6.2I.8 HOOFDMENU ___________________________________________________ De cursor kan met toetsen 2 en 3 omhoog en omlaag worden bewogen. Toets 4 opent de geselecteerde pagina. Toets 1 brengt u terug naar het hoofdmenu. Er zijn drie opties in het hoofdmenu: Klok Service Taal. 6.2I.
6 BEDIENINGEN 6.2I.10 ONDERHOUDSMENU _____________________________________________ De cursor kan met toetsen 2 en 3 omhoog en omlaag worden bewogen. Toets 4 opent de geselecteerde pagina. Toets 1 brengt u terug naar het hoofdmenu. Er zijn drie opties in het hoofdmenu: Storingenlog Tijd tot onderhoud Diagnose Voor het scherm Tijd tot onderhoud hebben de pijltoetsen geen actieve functie. Alleen het symbool Verlaten blijft actief.
BEDIENINGEN 6 6.2I.11 DATALOGGING MENU ____________________________________________ De laatste 50 “storingen” die de controller detecteert worden opgeslagen. Zodra er 50 storingen zijn opgeslagen, overschrijft de volgende storing de langst opgeslagen storing. 12/05/2008 13/05/2008 18/05/2008 Deze informatie kan teruggevonden worden met behulp van de servicetool of kan op de foutpagina van het onderhoudmenu bekeken worden. Dezelfde methode voor het navigeren door pagina’s geldt.
6 BEDIENINGEN 6.2J SCHAKELAAR EENHEID OMHOOG/OMLAAG ________________________ Om de hefarmen omlaag te brengen, beweegt u de schakelaarhendel vooruit. Om de hefarmen omhoog te brengen, beweegt u de schakelaarhendel achteruit. 6.2K AFSTELLING GEWICHTSOVERBRENGING ___________________________ De schakelaar is blauw en zal het gewicht hydraulisch verdelen tussen de aandrijfwielen en het maaidek. Het is mogelijk de hoeveelheid gewichtsoverbrenging handmatig af te stellen met de klep ‘omhoog'.
BEDIENINGEN 6 6.2M INDICATIELAMPJE MAAIER INGESCHAKELD ________________________ Dit geel lampje licht op als de maaierschakelaar op ON (AAN) staat.
6 BEDIENINGEN 6.3 TRACTIEPEDAAL________________________________________________ 1. Vooruitrijden (tractiepedaal A) Trap de voorkant van het pedaal in om vooruit te rijden. Om snelheid te verminderen en te stoppen – Zet het voetpedaal voor VOORUIT/ACHTERUIT langzaam in de neutrale stand. Trap het tractiepedaal niet in als de parkeerrem is ingeschakeld. A B 2. Achteruitrijden (tractiepedaal A) Trap de achterkant van het pedaal in om achteruit te rijden.
BEDIENINGEN 6 6.5 CLAXON _______________________________________________________ Voor machines zonder verlichtingsset. De claxonknop (A) bevindt zich op de voetplaat. Als de verlichtingskit aanwezig is, bevindt de claxon zich aan het uiteinde van de indicatiehendel. A 6.6 STROOMVOORZIENING __________________________________________ De hulpstroomvoorziening bevindt zich aan de rechterkant van de zitting op de zittingplaat. Dit is vooral voor gebruik met mobiele telefoonladers of dergelijke accessoires.
6 BEDIENINGEN 6.8 VRIJLOOP ______________________________________________________ 1. Geef de parkeerrem los om de machine te kunnen duwen. Zie hoofdstuk 6.7. 2. Draai schroef (A) aan de linkerkant van de transmissiepomp één slag naar links. Plaats het stuur zodanig dat de achterwielen recht vooruit wijzen. 3. Draai het stuur naar links totdat er weerstand kan worden gevoeld. De machine kan nu worden geduwd. Als het niet mogelijk is de machine te bewegen, voer de druk op het stuur verder op.
BEDIENINGEN 6 6.10 VERLICHTINGSSET (OPTIONEEL) __________________________________ Verlichtingregelingshendel A A B C D E Duw van de bediener vandaan om de lichten in te schakelen. Trek naar de bediener toe om met de koplampen te knipperen. Beweeg de hendel omhoog om links afslaan aan te geven. Beweeg de hendel omlaag om rechts afslaan aan te geven. Hendel indrukken om claxon te bedienen. B E C D OPMERKING: Zijlichten gaan aan als de contactsleutel in de geactiveerde stand staat.
7 BEDIENING 7.1 DAGELIJKSE INSPECTIE__________________________________________ VOORZICHTIG De dagelijkse inspectie mag alleen worden uitgevoerd wanneer de motor uit staat en alle vloeistoffen zijn afgekoeld. Laat de werktuigen op de grond zakken, schakel de handrem in, schakel de motor uit en verwijder de contactsleutel. 1. Voer een visuele inspectie op de gehele eenheid uit, let op tekenen van slijtage, losse bevestigingsmiddelen en ontbrekende of beschadigde onderdelen.
BEDIENING 7 7.2 1. BEDIENERSAANWEZIGHEIDSCONTROLE EN VEILIGHEIDSVERGRENDELINGSSYSTEEM __________________________ Het OPC/veiligheidsvergrendelingssysteem voorkomt het starten van de motor tenzij de parkeerrem is ingeschakeld en het maaimechanisme is uitgeschakeld. Dit systeem zet de motor stil als de bediener de bestuurderszitting verlaat zonder dat de parkeerrem is ingeschakeld.
7 BEDIENING 7.3 BEDIENINGSPROCEDURE ________________________________________ VOORZICHTIG Om letsel te voorkomen, moet u altijd een veiligheidsbril, lederen werkschoenen of laarzen, een harde helm en gehoorbescherming dragen. 1. Onder geen enkele omstandigheid mag de motor worden gestart zonder dat de bediener in de tractor zit. 2. Bedien de tractor of aanbouwapparaten niet met losse, beschadigde of ontbrekende onderdelen. Maai zo mogelijk als het gras droog is. 3.
BEDIENING 7 WAARSCHUWING NIET GEBRUIKEN OP HELLINGEN DIE STIJLER ZIJN DAN 14°VOOR MACHINES UITGERUST MET CIRKELDEKKEN EN MACHINES UITGERUST MET CIRKELDEKKEN EN ROPS-CABINES. 9. Onder geen enkele omstandigheid mag de motor worden gestart zonder dat de bediener in de tractor zit. 10. Bedien de tractor of aanbouwapparaten niet met losse, beschadigde of ontbrekende onderdelen. 7.4 MAAI-EENHEID AAN DE MACHINE MONTEREN _______________________ 1.
7 BEDIENING 7.5 BEDIENING VAN DE MACHINE _____________________________________ Lees de veiligheidsvoorschriften. VOOR DE EERSTE INGEBRUIKNEMING • • • • • 7.6 Controleer de bandenspanning en stel indien nodig af. Zie hoofdstuk 4.2 Specificaties. Brandstoftank zo nodig bijvullen met diesel. Controleer de motorolie en vul bij, indien nodig. Controleer het radiatorkoelmiddel en vul bij, indien nodig (50% antivriesoplossing). Zorg dat u de informatie in de voorgaande hoofdstukken begrijpt.
BEDIENING 7 7.8 MAAIEN ________________________________________________________ 1. Zet de maai-eenheid omlaag met de joystick. 2. Zorg dat de snelheidsbegrenzer in de maaistand staat. (Maaien op hogere snelheid kan gevaarlijk zijn en kan niet het gewenste resultaat opleveren). 3. Schakel het maaimechanisme in door de onderste helft van de schakelaar voor de maai-eenheid in te drukken. 4. Geef de parkeerrem vrij en rijd vooruit.
7 BEDIENING 7.11 TRANSPORTEREN OP EEN OPLEGGER OF IN EEN LAADBAK _______________ De machine is voor (A) en achter (B) voorzien van transportbanden met vast punt. Bevestig de maaier aan het transportvoertuig. De machine is voor (A) en achter (B) voorzien van transportbanden met vast punt. Bevestig de maaier aan het transportvoertuig. Zorg ervoor dat alle transportbanden goed vastzitten. Zorg dat de dekken in de transportstand zijn vergrendeld.
BEDIENING 7 7.12 OP HELLINGEN MAAIEN __________________________________________ De maaimachine werd ontworpen voor goede tractie en stabiliteit onder normale maaiomstandigheden. Wees voorzichtig bij het rijden op hellingen, vooral als het gras nat is. Nat gras vermindert de tractie en stuurcontrole. WAARSCHUWING Om het risico van kantelen te beperken, is op en neer rijden (verticaal), en niet dwars rijden (horizontaal), de veiligste manier van rijden op hellingen en terrassen.
7 BEDIENING WAARSCHUWING Wanneer de machine tijdens het grasmaaien of niet wordt gebruikt op hellingen, moet het ROPS-frame ingezet en de veiligheidsgordel gebruikt worden. Dit principe is gebaseerd op het feit dat een veiligheidsgordel gedragen moet worden met een ROPS om te voldoen aan de Machinerichtlijn 2006/42/EC leden 3.2.2, zitting & 3.4.
BEDIENING 7 HELLINGBEREKENINGSTABEL Gebruik een van twee kolommen, maar niet beiden Hoogte ‘C’ in inch is Hoogte ‘C’ in millimeter gemeten met een 1is gemeten met een 1yard horizontale rand meter horizontale rand ‘A’ ‘A’ 3 100 150 6 200 7.5 225 9 250 275 10 300 11 325 12 350 13 375 14 400 15 425 16 475 18 500 20 600 25 800 30 900 36 1000 Het resultaat van uw metingen Hellinghoek 'D' gemeten in aantal graden Hellinghoek ‘D’ gemeten in % graden 4.8 5.7 8.5 9.5 11.3 11.8 12.7 14.0 15.4 15.5 16.7 17.0 18.
8 ONDERHOUD EN SMERING 8.1 SCHEMA VOOR ONDERHOUD EN SMERING _________________________ ONDERHOUD- EN SMEERSCHEMA Periode Onderdeel Hoofdstuk Eerste 50 bedrijfsuren Het hydraulische laadfilterelement vervangen 8.5 Dagelijks 10 bedrijfsuren Veiligheidvergrendelingssysteem controleren. Peil hydraulische vloeistof controleren Bandendruk controleren Motorbak op vuil controleren 7.2 Wekelijks Iedere 50 bedrijfsuren Op losse onderdelen controleren. Op hydraulische lekkage controleren.
ONDERHOUD EN SMERING 8 B A C 8.9 8.5 8.7 8.
8 ONDERHOUD EN SMERING Neem de volgende onderhoudsinformatie in acht. SCHEMA MET MOTORONDERHOUDSINTERVALLEN Dagelijks 10 uur Oliepeil controleren. Koelvloeistofpeil controleren. Interval Onderdeel Iedere 50 uur Brandstofpijpen en klembanden controleren Iedere 100 uur Het luchtfilterelement reinigen Het brandstoffilter reinigen Riemspanning ventilator controleren 8.2 8.4 Deel *1 8.
ONDERHOUD EN SMERING 8 8.7 8.4 8.2 8.2 8.2 8.3 8.
8 ONDERHOUD EN SMERING 8.2 MOTORSMERING ________________________________________________ Motoroliepeil controleren Controleer het motoroliepeil voor het starten of na meer dan vijf minuten nadat de motor is uitgeschakeld. (a) Plaats de machine op een vlakke ondergrond, verwijder de peilstok (D), veeg hem schoon en plaats hem weer terug. (b) Haal de peilstok D er opnieuw uit en controleer het oliepeil. Het peil moet zich tussen de markeringen (E) op de peilstok bevinden.
ONDERHOUD EN SMERING 8 8.3 MOTOR: VENTILATIERIEM ________________________________________ Ventilatieriem controleren en afstellen. De ventilatieriem is zodanig afgesteld dat hij voldoende spanning heeft om overmatige druk op de lagers van de alternator te voorkomen maar niet slipt op de alternatorpoelie. Volg onderstaande procedure om de riemspanning halverwege tussen de krukas- en alternatorpoelies te controleren. 1. Maak de bout van de wisselstroomgenerator (A) los.
8 ONDERHOUD EN SMERING 8.4 MOTORKOELMIDDEL ____________________________________________ Peil motorkoelmiddel controleren (a) Het peil van het koelmiddel in het expantievat moet zich tussen de peilmarkeringen MAX en MIN bevinden als de motor koud is. Verwijder als bijvullen nodig is, de plastic dop en vul bij met het juiste antievriesmengsel. Zie hoofdstuk 8.1. Plaats de plastic dop terug als u klaar bent.
ONDERHOUD EN SMERING 8 8.5 HYDRAULISCH SYSTEEM _________________________________________ Peil hydraulische olie controleren Controleer het peil van de hydraulische olie met behulp van de afleesmeter (C). C B Hydraulische olie verversen (a) Maak het gebied rond slang (A) schoon onderin de hydraulische tank en verwijder. (b) Laat de tank leeglopen in een geschikt reservoir en plaats de slang terug. (c) Vul de tank opnieuw met de juiste hoeveelheid en graad hydraulische olie via de vulopening. (B).
8 ONDERHOUD EN SMERING 8.6 HET HYDRAULISCHE SYSTEEM SPOELEN___________________________ Bij het overschakelen van minerale op plantaardige olie Terresolve ™ EnviroLogic ® BioFlush is een zorgvuldig ontworpen vloeistof die helpt om hydraulische systemen te spoelen en petroleumolie te verwijderen. Dit wordt gedaan wanneer de hydraulische systemen aan het gebruik van biologisch afbreekbare vloeistoffen worden aangepast.
ONDERHOUD EN SMERING 8 8.8 BRANDSTOFSYSTEEM ___________________________________________ Gebruik No.2-D Dieselbrandstof (ASTM D975) Zie handleiding van de motorfabrikant voor aanvullende informatie. Brandstofsysteem ontluchten (a) (b) (c) (d) (e) (f) Draai het contactsleuteltje naar de stand AAN (ON) (motor niet starten). Open de luchtventilatie (B) op de brandstoffilterbehuizing om de lucht te laten ontsnappen. Maak de luchtventilatie weer vast.
8 ONDERHOUD EN SMERING 8.9 LUCHTFILTERELEMENT __________________________________________ Het luchtfilter schoonmaken OPMERKING:Na 6 schoonmaakbeurten moet het filterelement worden vervangen. (a) (b) (c) (d) (e) Til de motorkap op. Verwijder de einddop van het luchtfilterpatroon. Verwijder los vuil van het element met perslucht waarbij u werkt vanuit de schone naar de vuile kant. Gebruik perslucht van max. 6 bar en houd het mondstuk 5 cm van het element vandaan.
ONDERHOUD EN SMERING 8 8.11 BORGMOER ACHTERSTE NAAF- INSTALLEREN EN CONTROLEREN ____ De naafborgmoer is een snelle visuele indicator voor de veiligheid van de naafmoer. Omwille van zijn ontwerp en kleur is de naafborgmoer gemakkelijk zichtbaar op een afstand, zelfs wanneer de tractoreenheid in gebruik of geparkeerd is. Dagelijks: Er moeten visuele controles uitgevoerd worden om te controleren of de wielborgmoeren geplaatst zijn.
8 ONDERHOUD EN SMERING 8.13 MACHINEONDERHOUD TERWIJL DE CABINE GEPLAATST IS ___________ Om onderhoudswerkzaamheden onder de bestuurderszitting uit te voeren, moet het driekwart glasvenster links achteraan uit de cabine verwijderd worden. Dit moet door twee bedieners gedaan worden. 1 2 3. nl-72 Een persoon moet buiten de cabine staan en het glasvenster ondersteunen. De persoon binnen in de cabine moet de borghendel losmaken. Het glasvenster kan nu verwijderd en op een veilige plaats opgeborgen worden.
ONDERHOUD EN SMERING 8 OPMERKINGEN nl-73
9 AFSTELLINGEN 9.1 TRACTIEREGELPEDAAL__________________________________________ De LPV-transmissiepomp heeft een intern neutraliserend mechanisme dat niet kan worden afgesteld. Als de machine echter gaat kruipen, ga dan als volgt te werk. A 1. Krik zowel voor- als achterwielen op en ondersteun ze. 2. Verwijder de kogelverbinding van de pomphendel om de pomp te neutraliseren. 3. Start de motor, beweeg de regelhendel van de pomp handmatig en laat los om te zorgen dat de wielen stoppen met draaien.
AFSTELLINGEN 9 9.3 MAAIHOOGTE___________________________________________________ De maaihoogte voor dekken kan van 25 – 115 mm worden aangepast. De werkelijke maaihoogte kan iets verschillen van de hoogtes die zijn opgegeven, afhankelijk van de graszodecondities en andere factoren. Opmerking: Bij het maaien van oneffen gebieden kunnen lage maaihoogtes het scalperen van het gras veroorzaken. Stel de hoogte dienovereenkomstig af om grasschade te voorkomen. Maaihoogte veranderen 1.
9 AFSTELLINGEN 9.4 MES VERVANGEN _______________________________________________ 1. Zet het dek omhoog zodat het niet meer op de grond staat. Nu kunt u de instellingspen D los van de arm omhoog zetten en gemakkelijker verwijderen. 2. Verwijder de pennen op stand D aan beide zijden van de machine die het dek in de bedrijfsstand vergrendelen. 3. Hef het maaidek tot de volledige hoogte. 4. Draai het maaidek naar de verticale stand. 5.
AFSTELLINGEN 9 9.5 MES SLIJPEN ___________________________________________________ Messen kunnen geslepen worden door vijlen of slijpen. Houd tijdens het aanscherpen de mesbalans binnen 19,4 g/cm. Als de mesbalans niet binnen deze waarde wordt gehouden, veroorzaakt dit buitensporige trilling, slijtage aan het mes en een verkorte levensduur van het mes, en kan er tevens schade veroorzaakt worden aan andere mechanische componenten van de machine. Om de mesbalans te controleren 1.
9 AFSTELLINGEN Zetelschakelaar - stroomvoercapaciteit 12V DC 10 mA (min.) 250V DC 5 A (max.) • • Om veiligheidsredenen mogen de installatie en aansluiting op het voertuigtoevoernetwerk alleen door bevoegd en gespecialiseerd personeel uitgevoerd worden. De zetelaansluitingen moeten onafhankelijk van de andere voertuigcomponenten beschermd worden. Opmerkingen in verband met de zetelschakelaar Minimale en maximale stroomvoercapaciteit voor zuiver resistieve lading.
AFSTELLINGEN 9 ongeluk extra worden gecontroleerd door gespecialiseerd personeel. Bevestigingen moeten regelmatig worden gecontroleerd op stevige zit. Als de zetel wiebelt, kan er een losse bout zijn of een andere storing. Als u merkt dat de zetel niet juist functioneert (bijvoorbeeld een defecte zetelophanging, onjuiste kromming van de rugsteun of beschadigde balgen), moet u onmiddellijk contact opnemen met een gespecialiseerde garage om reparaties te laten uitvoeren.
9 AFSTELLINGEN 9.7 ZETEL (GRAMMER MSG85)________________________________________ WAARSCHUWING Het gewicht van de bestuurder moet worden ingesteld op het werkelijke gewicht van de bestuurder. De werking van veiligheidssystemen zal in gevaar komen als dit niet gebeurt. De zitting kan worden versteld om, rekening houdend met het gewicht en de beenlengte van de bestuurder, te voorzien in de meest comfortabele positie voor de bediening van de machine. 1.
AFSTELLINGEN 9 9.8 ZETEL MET LUCHTOPHANGING (GRAMMER MSG75-521) ______________ 9.8.1 GEWICHTAFSTELLING ___________________________________________ De zetel is afgesteld op het gewicht van de bestuurder door de hendel voor de afstelling van het zetelgewicht op te trekken of neer te drukken en dit moet gedaan worden wanneer de bestuurder in de stoel zit. Het gewicht van de bediener is juist afgesteld wanneer de pijl in het midden van het heldere gebied van de kijkspiegel staat.
9 AFSTELLINGEN 9.8.3 VERLENGING RUGSTEUN * ** _____________________________________ De verlenging van de rugsteun kan individueel worden aangepast door hem omhoog te trekken of naar beneden te duwen via de verschillende blokkeringsintervallen op de eindstop. Om de verlenging van de rugsteun te verwijderen, trek hem omhoog over de eindstop. * ** Indien gemonteerd Extra optie 9.8.
AFSTELLINGEN 9 9.8.6 ARMSTEUNEN * **_______________________________________________ De armsteunen kunnen opgevouwen worden indien nodig en de hoogte kan individueel afgesteld worden. Om de armsteunen in hoogte te verstellen, moet u de ronde kap (zie pijl) scheiden van de bekleding, de zeskantmoer (omvang 13 mm) eronder losdraaien en de armsteunen in de gewenste positie (5 stappen) afstellen en de moer opnieuw aandraaien. Plaats de kap terug op de moer. * ** Indien gemonteerd Extra optie 9.8.
9 AFSTELLINGEN 9.8.9 ONDERHOUD ___________________________________________________ Vuil kan het functioneren van de zetel verslechteren, dus zorg ervoor dat uw zetel schoon is. De bekleding hoeft niet verwijderd te worden van het zetelframe voor reiniging. Voorzichtig: Wees voorzichtig met de rugsteun – hij kan voorover klappen en letsel veroorzaken! Tijdens het schoonmaken van het rugsteunkussen moet de rugsteun op z’n plaats worden gehouden door de rugsteunhendel te bedienen.
AFSTELLINGEN 9 9.9 ZETEL MET LUCHTOPHANGING (GRAMMER MSG95) __________________ 9.10.12 9.10.7 9.10.8 9.10.6 9.10.5 9.10.9 9.10.4 9.10.13 9.10.3 9.10.11 9.10.11 9.10.10 9.10.1 9.10.
9 AFSTELLINGEN 9.9.1 GEWICHTAFSTELLING ___________________________________________ De zetel moet worden aangepast aan het gewicht van de bestuurder, terwijl de chauffeur erop zit. De aanpassing wordt uitgevoerd door de bedieningshendel (1) naar buiten te trekken of naar binnen te duwen totdat de groene markering zichtbaar is in de gewicht- en hoogte-indicator (2).
AFSTELLINGEN 9 9.9.4 AANPASSING ZETELDIEPTE * _____________________________________ De diepte van het zetelbekken kan individueel worden aangepast. Til om de diepte van het zetelbekken aan te passen de rechter hendel op (zie Door het zetelkussen achterwaarts of voorwaarts te verplaatsen, kan de gewenste zitpositie verkregen worden. * ** Indien gemonteerd Extra optie 9.9.
9 AFSTELLINGEN 9.9.7 VERLENGING RUGSTEUN * ** _____________________________________ De verlenging van de rugsteun kan individueel in de hoogte afgesteld worden door haar over de verschillende niveaus tot de eindaanslag naar boven te trekken. Om de verlenging van de rugsteun te verwijderen, trekt u haar over de eindaanslag. * ** Indien gemonteerd Extra optie 9.9.
AFSTELLINGEN 9 9.9.10 VOOR/ACHTERISOLATOR * _______________________________________ In bepaalde rijomstandigheden (bijvoorbeeld wanneer een trekker bevestigd is), is het nuttig om de voor/ achterisolator te activeren. Dit betekent dat de schokken in de rijrichting beter door de bestuurderszetel geabsorbeerd kunnen worden. Positie 1 = voor/achterisolator uit Positie 2 = voor/achterisolator aan * ** Indien gemonteerd Extra optie 9.9.
9 AFSTELLINGEN 9.9.13 ABSORBER *____________________________________________________ De absorberafstelling van de zetel kan aan de rijomstandigheden op en buiten de weg aangepast worden. Het dempingseffect kan hiertoe individueel aangepast worden. Draai de hendel naar de gewenste positie en laat hem los. 1 zacht 2 hard * ** Indien gemonteerd Extra optie 9.9.
AFSTELLINGEN 9 GEVAAR Wanneer de machine niet op de weg wordt gebruikt, tijdens het maaien van gras of niet, mag de veiligheidsgordel alleen gedragen worden als een ROPS-frame aanwezig is en gebruikt wordt. Dit principe is gebaseerd op het feit dat een veiligheidsgordel gedragen moet worden met een ROPS om te voldoen aan de Machinerichtlijn 98/37/EC leden 3.2.2, zetel & 3.4.3, dakbescherming.
10 ACCESSOIRES 10.1 152 CM DEK MET ACHTEROPVANG_________________________________ Setnummer LMAC266. 10.2 183 CM DEK MET ACHTEROPVANG_________________________________ Setnummer LMAC267. 10.3 152 CM MULCHING MAAIDECK ____________________________________ Setnummer LMAC294.
ACCESSOIRES 10 10.4 160 CM DEK MET ZIJOPVANG _____________________________________ Setnummer LMAC320 10.5 ROPS-CABINESET _______________________________________________ Setnummer LMAC258P en LMAC258F. Volledig met gewichtenset (64,4 kg). In overeenstemming met OECD-code 7 Stabiliteitshoek met cirkelmaaidek 15° Stabiliteitshoek met draaiende borstel 15° 5 WAARSCHUWING Alle cabineonderdelen, inclusief de gewichtkit, moeten geplaatst zijn.
10 ACCESSOIRES 10.6 DRAAIENDE BAKENSET __________________________________________ Setnummer LMAC383. 10.7 VERLICHTINGSSET ______________________________________________ Setnummer LMAC382 voor deks van 152 cm. Setnummer LMAC297 voor deks van 160 en 183 cm. Opslagrekken en setnummer LMAC456 zijn inbegrepen. Maximale capaciteit per rek is 5 kg. Niet vereist indien de cabine geplaatst is.
ACCESSOIRES 10 10.8 SET MET OPSLAGREK ___________________________________________ Setnummer LMAC456. Maximale capaciteit per rek is 5 kg. 10.9 OPSLAGVAT ____________________________________________________ Setnummer LMAC271. Kan niet gebruikt worden wanneer de ROPS-cabine geplaatst is.
10 ACCESSOIRES 10.10 SET MET HYDRAULISCHE HULPDIENSTEN _________________________ Setnummer LMAC307 Installatie-instructies 24836G Deze set dient voor gebruik met goedgekeurde aanbouwelementen van derden. Raadpleeg de prijslijst voor meer informatie. 10.11 DRAAIENDE BORSTEL ___________________________________________ Setnummer LMAC322 Installatie-instructies 24844G Ook de sets LMAC307 en LMAC269 moeten geïnstalleerd worden.
ACCESSOIRES 10 10.12 SNEEUWSCHUIVER ______________________________________________ Setnummer LMAC268 Installatie-instructies 24845G 0 10.13 GEWICHTENSET ________________________________________________ Voor draaiende borstel 33,2 kg setnummer LMAC269 10.14 SET MET WESSEX-HEFARM _______________________________________ Dorsvlegel setnummer LMAC419 Dorsvlegel wordt rechtstreeks door Broadwood geleverd. WAARSCHUWING Mag niet gebruikt worden wanneer de machine met een ROPS-cabine uitgerust is.
10 ACCESSOIRES 10.15 HELLINGKIT _______________________________________________________ Hellingkit met nummer LMAC461F Montage-instructies 4262590 20 De nieuwe sticker met stabiele hellingshoek moet alleen aangebracht worden bij montage met een roterend maaidek van 60" met uitwerpkanaal aan de achterzijde. WAARSCHUWING Alle onderdelen van de hellingkit moeten worden geïnstalleerd. Plak de nieuwe sticker met stabiele hellingshoek over een eventueel reeds aanwezige sticker.
ACCESSOIRES 10 OPMERKINGEN nl-99
11 PROBLEMEN OPLOSSEN 11.1 FOUTOPSPORING ALGEMEEN_____________________________________ Problemen Motor start niet. Motor start moeilijk of draait slecht. Motor stopt. Motor oververhit. Accu houdt lading niet. Acculampje brandt. Dekken maaien ongelijk. Slechte maaikwaliteit. nl-100 Mogelijke oorzaken Oplossing Gloeibougie heeft time-out niet doorlopen. Contactschakelaar resetten en gloeibougie ‘time out’ laten voltooien voordat de motor krukt. Accu bijna leeg of is kapot.
PROBLEMEN OPLOSSEN 11 OPMERKINGEN nl-101
12 MAAIKWALITEIT 12.1 PROBLEMEN MET DE MAAIKWALITEIT______________________________ Het wordt aangeraden dat er een teststrook wordt gemaaid om de prestatie van de maaier te bepalen alvorens aan reparaties te beginnen. Er dient een gebied beschikbaar te zijn waar de teststrook kan worden gemaaid. Dit gebied moet bekende en consistente graszodenomstandigheden hebben om een nauwkeurige bepaling van de prestatie van de maaier te kunnen uitvoeren.
MAAIKWALITEIT 12 12.3 GETRAPT MAAIEN _______________________________________________ Getrapt maaien treedt op wanneer gras aan de ene kant van de kooi langer blijft dan aan de andere kant of langer aan de ene maai-eenheid dan aan de andere. Dit wordt normaliter veroorzaakt door mechanische slijtage of een onjuiste afstelling van de rollen of de dekzwenkwielen. TN0221 OPMERKING: De pijl geeft de rijrichting aan.
12 MAAIKWALITEIT 12.4 SCALPEREN ____________________________________________________ Scalperen is een toestand waarin gebieden gras merkbaar korter zijn gemaaid dan omringende gebieden, wat resulteert in een lichtgroene of zelfs bruine strook. Dit wordt normaliter veroorzaakt door een extreem lage instelling van de maaihoogte en/ of ongelijkmatige graszoden. TN0222 OPMERKING:De pijl geeft de rijrichting aan. Mogelijke oorzaak Oplossing De instellingen van de maaihoogte zijn lager dan normaal.
MAAIKWALITEIT 12 12.5 SPRIETEN ______________________________________________________ Sprieten zijn kapotte bladeren van ongemaaid of slecht gemaaid gras. TN0223 OPMERKING:De pijl geeft de rijrichting aan. Mogelijke oorzaak Oplossing Botte maaimes(sen). Slijp of vervang het mes. De maaisnelheid (op de grond) is te snel. Matig de maaisnelheid (op de grond). Het gras is te lang. Maai vaker. Maai in dezelfde richting. Verander de maairichting regelmatig.
12 MAAIKWALITEIT 12.6 STREPEN_______________________________________________________ Een streep is een baan ongemaaid gras. Dit wordt meestal veroorzaakt door een beschadigd snijblad. TN0224 OPMERKING:De pijl geeft de rijrichting aan. Mogelijke oorzaak Oplossing Beschadigd snijblad(en). Vervang snijblad(en). Te snel de bocht genomen. De maai-eenheden overlappen niet in bochten of op hellingen. Neem de bocht niet te snel om de maai-eenheden te laten overlappen.
MAAIKWALITEIT 12 12.7 ZWADMAAIEN __________________________________________________ Zwadmaaien is het geconcentreerd deponeren van gemaaid gras aan een uiteinde van de maaieenhe(i)d(en) of tussen twee maai-eenheden in. Dit vormt een strook in de rijrichting. TN0225 OPMERKING: De pijl geeft de rijrichting aan. Mogelijke oorzaak Oplossing Het gras is te lang. Maai vaker. Maaien terwijl het gras nat is. Maai wanneer het gras droog is. Er is gras op de rol(len) opgehoopt.
12 MAAIKWALITEIT 12.8 NIET BIJ ELKAAR PASSENDE MAAI-EENHEDEN ______________________ Niet bij elkaar passende maai-eenheden vormen een patroon van gevarieerde maaihoogtes, wat resulteert in een getrapt maaiuiterlijk. Dit wordt normaliter veroorzaakt doordat de afstelling van de maaihoogtes per maai-eenheid verschilt. TN1278 OPMERKING: De pijl geeft de rijrichting aan. Mogelijke oorzaak Oplossing De maaihoogte verschilt per maai-eenheid. Controleer/stel de maaihoogte op de maaieenheden af.
MAAIKWALITEIT 12 OPMERKINGEN nl-109
13 SCHEMA’S 13.
SCHEMA’S 13 ZEKERING NR. NOMINAAL 1 5 amp. Linker zijlampen 2 5 amp. Rechter zijlampen 3 10 amp. Linker koplampen 4 10 amp. Rechter koplampen 5 5 amp. Zwaailicht 6 20 amp. Stroomvoorziening controller 7 7.5 amp. Inschakelcircuits ontsteking 8 10 amp. Richtingaanwijzers 9 10 amp. Lampen voor gevaaraanduiding 10 5 amp. Dekpositieschakelaars 11 10 amp. Reserve 12 10 amp. Stroomvoorziening luchtophanging zitting 13 2 amp. Hellingsmeter 14 15 amp.
14 DRAAIMOMENTEN 14 DRAAIMOMENTEN_______________________________________________ FIJNE METRISCHE SCHROEFDRAAD Dia. (mm) GROVE METRISCHE SCHROEFDRAAD Graad 4.6 Graad 4.8 Graad 8.8 Graad 10.9 Graad 12.9 (Nm) (Nm) (Nm) (Nm) (Nm) 6 0 0 0 0 0 8 12 16 32 45 10 24 31 63 12 42 57 14 67 16 Dia. (mm) Graad 4.6 Graad 4.8 Graad 8.8 Graad 10.9 Graad 12.
GARANTIE 14 GARANTIE _____________________________________________________________ GARANTIE De garantie is onderworpen aan concrete voorwaarden, bijv. slijtonderdelen, niet-goedgekeurde wijzigingen, enz. zijn niet toegelaten. Neem voor een overzicht van alle garantievoorwaarden contact op met uw lokale dealer of verdeler. SERVICE Er werd een netwerk van bevoegde verkoops- en onderhoudsdealers opgericht en de details van deze dealers zijn beschikbaar bij uw leverancier.
Europe & Rest of The World Except North & South America Ransomes Jacobsen Limited West Road, Ransomes Europark, Ipswich, IP3 9TT English Company Registration No. 1070731 www.ransomesjacobsen.com North & South America Jacobsen, A Textron Company 11108 Quality Drive, Charlotte, NC 28273, USA www.Jacobsen.