Operation Manual

DEEL 3 - GAAN RIJDEN
28
Stilzetten en parkeren van uw motorfiets
Wees voorzichtig als u stopt met rijden en uw motorfiets
parkeert.
1. Om andere weggebruikers tijdig te waarschuwen, dient u
uw richtingaanwijzer aan te zetten voordat u een bocht
maakt.
2. Gebruik uw spiegels en kijk om zodat u andere voertuigen
kunt zien die naast of achter u rijden.
3. Verminder uw vaart door de gashendel te sluiten en haal
zowel de voorremhevel als de achterremhevel soepel
en gelijkmatig aan. Als u remt, dan zal het remlicht van uw
motorfiets gaan branden.
4. Vergeet niet om de richtingaanwijzer-schakelaar terug te
zetten in de middenstand zodra u eenmaal stilstaat.
5. Als u helemaal stilstaat, draait u de contactschakelaar in
de "OFF"-stand.
Draai gedurende het rijden nooit aan de
contactsleutel. Doet u dat wel, dan wordt de stroom
abrupt uitgezet en kunt u de macht over het stuur
verliezen. Draai pas aan de contactschakelaar als
de motorfiets volledig en veilig is stilgezet.
Parkeer altijd uw motorfiets op een stevige, vlakke
ondergrond zodat het voertuig niet kan omvallen.
Als u op een helling moet parkeren, richt dan de neus
van de motorfiets naar boven en plaats de motorfiets
op de zijstandaard.
WAARSCHUWING!
PAS OP!