Owner's Manual

- 6
Waarschuwing
De rijrichtingschakelaar dient ook als veilig-
heidsschakelaar.. Daarom moet er ook op
gedrukt worden, wanneer de gewenste rij-
richting al voordien ingesteld was.
Î Om te rijden het gaspedaal voorzichtig
indrukken.
Instructie
De rijrichting kan ook tijdens de rit veran-
derd worden. Op die manier kunnen door
meermaal vooruit en achteruit te rijden ook
sterk vervuilde plaatsen gereinigd worden.
Bij overbelasting wordt de motor van de
wielaandrijving na een bepaalde tijd uitge-
schakeld.
Î Apparaat gedurende minstens 15 minu-
ten laten afkoelen.
Waarschuwing
Indien het apparaat langer dan 2 seconden
op dezelfde plaats blijft staan, worden de
toevoer van reinigingsvloeistof en de bor-
stelaandrijving onderbroken tot het appa-
raat weer verderrijdt.
Î Op het standvlak stappen.
Î Gaspedaal niet indrukken.
Î Nood-stop-knop door draaien ontgren-
delen.
Î Sleutelschakelaar op „1“ stellen.
Î Programmakeuzeschakelaar op het ge-
wenste reinigingsprogramma draaien.
Î Rijrichting voorwaarts met de rijrichting-
schakelaar op de bedieningsconsole in-
stellen.
Î Gaspedaal bedienen en over het te rei-
nigen oppervlak rijden.
Î Programmakeuzeschakelaar op reini-
gingsoplossing aanbrengen zetten.
Î Reinigingsoplossing op de sterk ver-
vuilde vlakken aanbrengen en laten in-
werken.
Î Tweede reinigingsgang met lichte, ge-
middelde of hogere reinigingsintensiteit
uitvoeren.
Î Programmakeuzeschakelaar op rijden
zetten.
Î Na het automatische omhoogheffen
van de reinigingskop noch een kort
stukje doorrijden om het restwater weg
te zuigen.
Î Apparaat op een egaal oppervlak neer-
zetten.
Î Sleutelschakelaar op '0' draaien en
sleutel uittrekken.
Waarschuwing
Overloop vuilwaterreservoir. Bij een volle
vuilwatertank wordt de zuigstroom door
een vlotter onderbroken. Vuilwaterreser-
voir leegmaken.
Waarschuwing
Lokale voorschriften inzake de behande-
ling van afvalwater in acht nemen.
Î Deksel vuilwaterreservoir verwijderen.
Î Neem de aftapslang vuilwater uit de
houder en plaats deze in een geschikte
verzamelinrichting.
Î Vuil water door openen van het schroef-
deksel aan de aftapslang aflaten.
Î Zeef vuilwatertank met zuiver water uit-
spoelen.
Î Vlotter reinigen en beweeglijkheid van
de vlotterbal controleren.
Î Vuilwaterreservoir met zuiver water uit-
spoelen.
Î Deksel vuilwaterreservoir verwijderen.
Î Aftapslang verswater uit de beugel ne-
men en over een geschikt verzamel-
punt laten zakken.
Î Reinigingsvloeistof door openen van
het schroefdeksel aan de aftapslang af-
laten.
Î Deksel verswater eraf nemen.
Î Verswatertank met schoon water
(maximaal 60 °C) spoelen.
Voorzichtig
Beschadigingsgevaar voor verswaterreser-
voir, kleppen en pakkingen. Reinigingsop-
lossing na bedrijfseinde nooit in de
verswatertank laten.
Gevaar
Verwondingsgevaar! Voor het in- en uitla-
den van het apparaat mag het hellingsper-
centage van 10% niet overschreden
worden. Langzaam rijden.
Voorzichtig
Gevaar voor letsels en beschadigingen!
Houd bij het transport rekening met het ge-
wicht van het apparaat.
Î Zuigbalk, borstels en spatbescherming
van het apparaat verwijderen.
Î Bij het transport in voertuigen moet het
apparaat conform de geldige richtlijnen
beveiligd worden tegen verschuiven en
kantelen.
1 Bevestigingspunten
Voorzichtig
Gevaar voor letsel en beschadiging! Het
gewicht van het apparaat bij opbergen in
acht nemen.
Het apparaat mag alleen binnen worden
opgeborgen.
Gevaar
Verwondingsgevaar! Voor alle werkzaam-
heden aan het apparaat de sleutelschake-
laat op „0“ stellen en de sleutel uittrekken.
Accustekker uittrekken.
Instructie
Zuigturbine loopt na het uitschakelen na.
Onderhoudswerkzaamheden pas na het
nalopen van de zuigturbine uitvoeren.
Î Vuilwater en resterend schoon water
aflaten en verwijderen.
Î Deksel van de vuilwatertank controle-
ren op dichtheid.
Î Toestand van de banden controleren.
Î Correcte positie van de borstels contro-
leren.
Î steekverbindingen van de zuigslang
controleren op dichtheid.
Î Bevestiging en instelling van de zuig-
balk controleren (zie „Onder-
houdswerkzaamheden“).
Î Sluiting van de aftapslangen controle-
ren op dichtheid.
Î Gaspedaal en stuurwiel op correcte
functie controleren.
Î Bij natte accu's het zuurpeil controleren
en indien nodig gedestilleerd water na-
vullen.
Î Vuilwaterreservoir leegmaken.
Î Vuilwaterreservoir met zuiver water uit-
spoelen.
Î zeef in het deksel van de vuilwatertank
reinigen.
Î Vlotter in de vuilwatertank reinigen (zie
"Onderhoudswerkzaamheden").
Î Schoonwatertank en zeef schoon water
reinigen.
Î Filter schoon water controleren, indien
nodig reinigen.
Î Afzuiging gedurende een minuut in-
schakelen om het systeem te laten dro-
gen.
Î Veeggoedreservoir ledigen (alleen B 95
RS)
Î Borstels controleren op slijtage en reini-
gen.
Î Spuitbescherming op de reinigingskop
reinigen en op slijtage controleren (BD
60/95 RS).
Î Spuitbescherming op de reinigingskop
reinigen en op slijtage controleren.
Î Zuiglippen in de zuigbalk reinigen en
controleren op slijtage.
Overbelasting
Reinigen
Sterke verontreiniging
Reiniging beëindigen
Buitenwerkingstelling
Reservoirs leegmaken
Vuil water aflaten
Vers water aflaten
Transport
Opslag
Onderhoud
Onderhoudsschema
Voor bedrijfsbegin:
Na bedrijfseinde:
55NL