Gebruiksaanwijzing Rider ProFlex 18 Rider ProFlex 21 Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en gebruik de machine niet voor u alles duidelijk heeft begrepen.
Svenska – Sve-5 225/232/235 Bruk 31 97-11-25, 08.
Gebruiksaanwijzing voor Rider ProFlex 18 en ProFlex 21 Inhoudsopgave Inhoudsopgave .......................................................1 Inleiding ..................................................................3 Beste klant, .........................................................3 Rijden en transport op de openbare weg ............3 Slepen .................................................................3 Gebruik ...............................................................3 Goede service ........
BELANGRIJKE INFORMATIE Lees de gebruiksaanwijzing zorgvuldig door zodat u weet hoe u de zitmaaier moet gebruiken en onderhouden voordat u hem gebruikt. Voor andere service dan in dit handboek wordt beschreven, moet u contact opnemen met een erkende verkoper die onderdelen en service aanbiedt.
INLEIDING Inleiding Beste klant, Hartelijk dank voor het feit dat u heeft gekozen voor een Husqvarna Rider. De Husqvarna Riders zijn gemaakt volgens een uniek concept met een aan de voorzijde gemonteerd maaidek en een gepatenteerde besturing van de achterwielen. De Rider is gemaakt voor de hoogste efficiency op zelfs kleine en nauwe oppervlakken. Alle hendels bij elkaar en een hydrostatische transmissie, die met pedalen wordt geregeld, dragen ook bij tot de prestaties van de machine.
INLEIDING Goede service De producten van Husqvarna worden over de hele wereld verkocht en alleen maar in de vakhandel die ook service biedt. Dit om ervoor te zorgen dat u als klant de beste ondersteuning en service krijgt. Voordat het product werd afgeleverd is de machine gecontroleerd en afgesteld door uw dealer, zie het bewijs in het Servicejournaal in deze gebruiksaanwijzing. Wanneer u reserveonderdelen nodig heeft of ondersteuning bij servicevragen, garantiezaken enz.
VERKLARING VAN SYMBOLEN Symbolen en plaatjes Deze symbolen staan op de zitmaaier en in de gebruiksaanwijzing. Bestudeer ze nauwkeurig zodat u weet wat ze betekenen. Lees de gebruiksaanwijzing. Achteruit Neutraal Oliepeil Gebruik gehoorbescherming Langzaam Snel Maaihoogte Naar achteren Hydrostatisch vrijwiel Geluidsemissie naar de omgeving volgens de richtlijn van de Europese Gemeenschap. De emissie van de machine staat in hoofdstuk TECHNISCHE GEGEVENS en op plaatjes.
VERKLARING VAN SYMBOLEN WAARSCHUWING! XXXXXXX XXXX XXXXXXXX XXX X. XXXXX XXXXXX XX. XX XXXXXXXX XXXXX XXX XX. Wordt in deze publicatie gebruikt om de lezer erop te attenderen dat het risico voor persoonlijk letsel bestaat, vooral als men de gegeven instructies niet volgt. BELANGRIJKE INFORMATIE Xxxxxxx xxxx xxxxxxxx xxx xxx xxxx xxxxxx xx. Wordt in deze publicatie gebruikt om de lezer erop te attenderen dat het risico van materiële schade bestaat, vooral als men de gegeven instructies niet volgt.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES Veiligheidsinstructies Deze instructies zijn gemaakt voor uw veiligheid. Lees ze aandachtig door. WAARSCHUWING! Het ingevoegde symbool betekent dat belangrijke veiligheidsinstructies onder de aandacht moeten worden gebracht. Het betreft uw veiligheid. 8010-047 Lees de gebruiksaanwijzing voordat u de machine start Algemeen gebruik • Lees alle instructies uit deze gebruiksaanwijzing en op de machine voordat u hem start. Vergewis u ervan dat u ze begrijpt en volg ze daarna op.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES WAARSCHUWING! De uitlaatgassen van de motor van de machine, inclusief bepaalde stoffen daarin, en sommige machineonderdelen bevatten of stoten chemicaliën uit, waarvan men aanneemt dat ze kanker, schade aan de ongeboren vrucht of andere voortplantingsschade veroorzaken. De motor geeft koolmonoxide af, wat een kleurloos, giftig gas is. Gebruik de machine niet in afgesloten ruimtes. • Gebruik de machine alleen bij daglicht of tijdens andere goed verlichte omstandigheden.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES Rijden op hellingen Het rijden op hellingen is een van de operaties waar het risico het grootst is dat de bestuurder de controle verliest of dat de machine omver valt, hetgeen ernstig letsel of overlijden kan veroorzaken. Alle hellingen vragen om extra voorzichtigheid. Wanneer u op de helling niet naar achteren kunt rijden of u voelt zich onzeker, maai ze dan niet. BELANGRIJKE INFORMATIE Rij nooit een helling af met een omhoog getild maaielement.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES BELANGRIJKE INFORMATIE Wielverzwaarders, gemonteerd op de achterwielen worden aanbevolen voor het rijden op hellingen voor een veiliger sturen en beter aandrijfvermogen. Vraag advies aan uw dealer over het gebruik van wielverzwaarders, indien u onzeker bent. Kinderen • Ernstige ongelukken kunnen gebeuren als men niet alert is op kinderen in de buurt van de machine. Kinderen worden vaak door de machine en de maaiwerkzaamheden aangetrokken.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES WAARSCHUWING! De motor, het uitlaatgassysteem en de componenten van het hydraulisch systeem worden tijdens bedrijf zeer warm. Risico voor brandwonden bij aanraking. • Als er lekkage is opgetreden in het brandstofsysteem mag de motor niet gestart worden voordat dit is verholpen. • Bewaar de machine en de brandstof zodanig dat er geen risico bestaat dat lekkende brandstof of brandstofdampen schade kunnen veroorzaken.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES • Gebruik de machine nooit binnenshuis of in ruimtes die ventilatie missen. De uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, een geurloos, giftig en levensgevaarlijk gas. • Stop om de uitrusting te inspecteren wanneer u tegen een voorwerp aanrijdt. Repareer, indien nodig, voordat u start. • Voer nooit afstellingen uit terwijl de motor draait. • De machine is getest en goedgekeurd alleen met door de producent geleverde en aanbevolen uitrusting.
PRESENTATIE Presentatie Gefeliciteerd met de keuze van een uitstekend kwaliteitsproduct. Deze gebruiksaanwijzing beschrijft de Rider ProFlex 18 en de Rider ProFlex 21. De Rider ProFlex 18 is uitgerust met een viertakt V-Twin motor van Kawasaki van 18 pk. 8009-551 ProFlex 18 De Rider ProFlex 21 is uitgerust met een viertakt V-Twin motor van Kawasaki van 21 pk.
PRESENTATIE De plaats van de hendels 8009-530 1. Elektriciteitscontact 11. Snelheidshendel voor achteruit rijden 2. Ontstekingsslot 12. Snelheidshendel voor vooruit rijden 3. Schakelaar voor contact 13. Pedaal voor parkeerrem 4. Chokehendel 14. Vergrendelknop voor parkeerrem 5. Schakelaar voor verlichting 15. Differentieelvergrendeling, PF 21 6. Gashendel – regelt het toerental van de motor 16. Hendel voor instelling van zitting 7. Urenteller 18. Kapslot 8.
PRESENTATIE Gashendel De gashendel regelt het toerental van de motor en daardoor ook de rotatiesnelheid van de messen. Om het toerental van de motor te verhogen of te verlagen wordt de hendel naar voren respectievelijk naar achteren gebracht. Voorkom lange tijd stationair draaien, het risico van een afzetting op de bougie bestaat. 8009-533 Chokehendel De chokehendel wordt gebruikt bij een koude start om de motor een rijker brandstofmengsel te geven.
PRESENTATIE Maaielement De Rider ProFlex kan worden uitgerust met een maaielement van de types Combi 112 met een maaibreedte van 112 cm en Combi 122 met een maaibreedte van 122 cm. Een Combimaaielement werkt als een BioClipelement wanneer een BioClip-plug is gemonteerd, maar kan omgezet worden naar achteruitworp door de BioClipplug te verwijderen.
PRESENTATIE Hendel voor instelling van maaihoogte Met de hendel voor de maaihoogte kan de maaihoogte op 7 verschillende standen worden gezet. Om een gelijkmatige maaihoogte te krijgen, is het belangrijk dat de luchtdruk in de voorwielen gelijk is (60 kPa). 8009-557 Hendel voor hydraulisch heffen van het element, PF 21 De hefstang wordt gebruikt om het maaielement in transport- of maaistand te zetten wanneer er hydraulische druk is.
PRESENTATIE Mechanische hefstang voor maaielement De stang wordt gebruikt als noodhefstang om het maaielement in transport- of maaistand te zetten wanneer er geen hydraulische druk is. Hij kan ook worden gebruikt om het maaielement mechanisch in transportstand te zekeren. De stang moet worden gebruikt bij motorstart, wanneer de motor gestopt is terwijl het element in maaistand staat, om het element op te tillen zodat de startvergrendelkring uitgeschakeld wordt.
PRESENTATIE Parkeerrem De parkeerrem wordt als volgt aangetrokken: 1. Druk het rempedaal in. 2. Druk de vergrendelknop op het servostuurhuis helemaal in. 3. Laat het rempedaal omhoog komen terwijl u de knop ingedrukt houdt. De vergrendeling van de parkeerrem wordt automatisch uitgeschakeld wanneer het rempedaal indrukt wordt. 8009-328 Zitting De zitting heeft aan de voorkant een scharnierbevestiging en kan naar voren worden geklapt. De zitting kan ook in de lengterichting worden afgesteld.
PRESENTATIE Differentieelvergrendeling, PF 21 De differentieelvergrendeling vergrendelt de beide aandrijfwielen zodat de ene niet kan slippen en verbetert zo de bereikbaarheid. Druk het pedaal in om de differentieelvergrendeling in te schakelen. 6007-216 Ontkoppelingshendel De ontkoppelingshendel wordt gebruikt om de zitmaaier te kunnen verplaatsen met een motor die uit staat. • Uitgetrokken hendel, het aandrijfsysteem is ontkoppeld. • Ingedrukte hendel, het aandrijfsysteem is ingeschakeld.
GEBRUIK Maaitips WAARSCHUWING! Haal stenen en andere voorwerpen die door de messen kunnen worden weggeslingerd van het gazon. • Zoek stenen en andere vaste voorwerpen op en markeer ze om een aanrijding te voorkomen. • Begin met een hoge maaihoogte en laat deze minder worden tot het gewenste maairesultaat bereikt is. • Het maairesultaat wordt het best met een hoog motortoerental (de messen draaien snel) en lage snelheid (de zitmaaier beweegt langzaam).
GEBRUIK Rijden BELANGRIJKE INFORMATIE Het rooster van de luchtinlaat in de motorkap achter de bestuurder mag niet worden geblokkeerd door bijv. kledingstukken, bladeren, gras of vuil. De koeling van de motor verslechtert dan. Risico van ernstige motorbeschadiging. Voor de start • Lees de hoofdstukken ”Veiligheidsinstructies” op bladzijde 7 en ”Presentatie” op bladzijde 13. • Voer het dagelijks onderhoud uit conform ”Onderhoudsschema” op bladzijde 29. • Stel de zitting af op de gewenste stand.
GEBRUIK 4. Wanneer de motor koud is moet de chokehendel naar achteren naar de eindstand getrokken worden. 8009-534 5. Draai de ontstekingssleutel naar startstand. 8009-558 6. Wanneer de motor start, moet u de ontstekingssleutel gelijk weer naar neutraalstand laten gaan. BELANGRIJKE INFORMATIE Laat de startmotor niet langer dan ca. 5 seconden per keer lopen. Wanneer de motor niet start, moet u ca. 15 seconden wachten voor u de volgende startpoging doet. 8009-559 7.
GEBRUIK 8. Stel het gewenste motortoerental in met de gashendel. Laat de motor 3 tot 5 min. op matige toeren ”halfgas” lopen voor hij zwaar belast wordt. WAARSCHUWING! Laat de motor nooit binnenshuis, in gesloten of slecht geventileerde ruimtes draaien. De motoruitlaatgassen bevatten giftig koolmonoxide. 8009-533 Rijden met de zitmaaier, PF 18 1. Zet de parkeerrem los door eerst het rempedaal in te drukken en daarna het rempedaal op te laten komen. 6007-208 2.
GEBRUIK 4. Druk de vergrendelknop op de mechanische hefstang in en breng de stand naar de voorste stand. Het maaielement gaat naar beneden en start. 8009-555 Stoppen van motor, PF 18 Laat de motor een minuut stationair lopen om weer normale werktemperatuur te krijgen voordat hij wordt afgezet, als hij hard heeft moeten werken. Voorkom lange tijd stationair draaien, het risico van een afzetting op de bougie bestaat. 1.
GEBRUIK Rijden met de zitmaaier, PF 21 1. Zet de parkeerrem los door eerst het rempedaal in te drukken en daarna het rempedaal op te laten komen. 6007-208 2. Druk voorzichtig een van de pedalen in tot de gewenste snelheid verkregen is. Voor vooruit rijden, drukt u pedaal (1) in en voor achteruit rijden pedaal (2). 1 2 WAARSCHUWING! Laat de motor nooit binnenshuis, in gesloten of slecht geventileerde ruimtes draaien. De motoruitlaatgassen bevatten giftig koolmonoxide. 6007-209 3.
GEBRUIK 5. Indien het maaielement niet helemaal daalt, of wanneer de messen niet gaan draaien, moet u het maaielement helemaal laten zakken met de hydraulische hefstang. Om zeker te zijn dat de hydraulische cilinder in buitenste stand staat, moet u de stang 0,51 seconde in de voorste stand houden. 8009-538 Differentieelvergrendeling, PF 21 De differentieelvergrendeling kan tijdens gebruik bediend worden met het pedaal aan de linkerkant.
GEBRUIK 2. Breng de gashendel naar de stand ”MIN”. Draai de ontstekingssleutel naar ”STOP”. 8009-544 3. Schakel, wanneer de zitmaaier stil staat, de parkeerrem in door het pedaal naar beneden te houden en tegelijkertijd de vergrendelknop in te drukken.
ONDERHOUD Onderhoud Onderhoudsschema Hieronder volgt een lijst van het onderhoud dat aan de zitmaaier moet worden uitgevoerd. Voor de punten die gemarkeerd zijn met voetnoot 4, moet u een erkende servicewerkplaats bezoeken. ● = Staat in deze gebruiksaanwijzing beschreven. ❍ = Staat niet in deze gebruiksaanwijzing beschreven.
ONDERHOUD ● = Staat in deze gebruiksaanwijzing beschreven. ❍ = Staat niet in deze gebruiksaanwijzing beschreven. Onderhoud Bladzijde Dagelijks onderhoud voor na Wekelijks 3 Ten minste ieder onderjaar houd Onderhoudsinterval in uren 25 Controleer de luchtdruk in de banden (60 kPa) 43 ● Controleer of de kabelhouder in het midden onbeschadigd is 37 ● Maak alles rond de motor zorgvuldig schoon 33 ● - ❍ Maak schoon rond riemen, poelie's enz.
ONDERHOUD ● = Staat in deze gebruiksaanwijzing beschreven. ❍ = Staat niet in deze gebruiksaanwijzing beschreven.
ONDERHOUD Verwijder de kappen van de zitmaaier Motorkap 1. Schuif de zitting naar de voorste stand en klap ze omhoog. 2. Draai het slot op de bovenkant van de motorkap 1/4 slag tegen de klok in. 8009-509 3. Klap de motorkap omhoog. Indien nodig kan de motorkap eraf worden getild door de pennen van de scharnieren te verwijderen. 8009-510 Frontkap Maak de snelsluiting los en til de frontkap eraf.
ONDERHOUD Linker vleugelkap PF 18 Maak de bouten (1 en 2) los en til de vleugel eraf. PF 21 Verwijder de knop op het pedaal van de differentieelvergrendeling. Maak de bouten (1 en 2) los en til de vleugel eraf. 6020-008 Transmissiekap Maak de beide bouten los (één aan iedere kant) en til de transmissiekap er daarna af. 6008-209 Controle van de koelluchtinlaat van de motor Maak het luchtinlaatrooster in de motorkap achter de bestuurderszitting schoon. Klap de motorkap omhoog.
ONDERHOUD Schoonmaken van motor en geluiddemper Hou de motor en geluiddemper schoon van maairesten en vuil. Maairesten op de motor, die in benzine of olie zijn gedrenkt, betekenen een verhoogd brandrisico. Laat de motor afkoelen voor het schoonmaken. Is het vuil vermengd met olie, moet het worden opgelost met een ontvettingsmiddel, anders alleen met water en een borstel. Maairesten rond de geluiddemper drogen snel en vormen een brandrisico. Borstel of spoel ze weg wanneer de geluiddemper droog is.
ONDERHOUD Controle en afstellen van stuurkabels De besturing wordt geregeld met behulp van kabels. Deze kunnen na een tijdje gebruik oprekken, wat betekent dat de instelling van de besturing kan wijzigen. De besturing wordt op de volgende manier gecontroleerd en afgesteld: 1. Verwijder de frameplaat door de twee bouten los te maken. 8009-340 2. Zorg ervoor dat de kabels recht onder de stuurkabelpoelie's in de frametunnel liggen.
ONDERHOUD Controle en afstellen van gaskabel Controleer of de motor reageert op gas geven en of een goed motortoerental wordt bereikt bij volgas. Bezoek een servicewerkplaats bij twijfel. Indien afstellen nodig is kan dit als volgt worden gedaan bij de onderste kabel: 1. Maak de klemschroef voor de mantel van de kabel los en schuif de gashendel naar de volgasstand. 2. Controleer of de gaskabel in het juiste bevestigingsgat van de onderste hefarm is aangebracht, zie afbeelding. 3.
ONDERHOUD Afstellen van hydrostaatkabel De hydrostaatkabel (aan de linkerkant) wordt op de volgende manier afgesteld: 1. Verwijder de kap op de transmissie. Maak de beide bouten los (één aan iedere kant) en til de transmissiekap er daarna af. 2. Haal de onderste kogelverbinding uit elkaar, deze zit met een borgveer vast. 3. Zorg ervoor dat het rijpedaal naar voren helemaal ingedrukt is. 6008-209 4.
ONDERHOUD Afstellen van parkeerrem De parkeerrem (aan de rechterkant) wordt op de volgende manier afgesteld: 1. Verwijder de kap op de transmissie. Maak de beide bouten los (één aan iedere kant) en til de transmissiekap er daarna af. 6008-209 2. Haak de veer (A) van de bout (B). A B 6020-005 3. Controleer of de parkeerrem niet geactiveerd is. 4. Stel een speling in van 1 mm tussen mantel en stelschroef wanneer u aan de mantel trekt. Stel af met de moeren op de stelschroef. 5.
ONDERHOUD Vervangen van luchtfilter Als de motor zwak lijkt of ongelijkmatig loopt kan de oorzaak een verstopt luchtfilter zijn. Door gebruik met een vies luchtfilter kan de bougie een aanslag krijgen waardoor storingen in de werking optreden. Het is daarom belangrijk om met regelmatige tussenpozen het luchtfilter te vervangen (zie ”Onderhoudsschema” op bladzijde 29 voor het juiste serviceinterval). WAARSCHUWING! Laat het uitlaatgassysteem voor service afkoelen. Risico van brandwonden.
ONDERHOUD 4. Verwijder de vleugelmoer van het luchtfilter en haal het papieren filter weg. 8009-150 5. Sla het papieren filter tegen een vaste ondergrond om stof te verwijderen. Is het papieren filter nog steeds vuil, moet het worden vervangen. BELANGRIJKE INFORMATIE Gebruik geen perslucht om het papieren filter schoon te maken. Was het papieren filter niet. Olie het papieren filter niet in. 8009-151 6.
ONDERHOUD 3. Verwijder het voorfilter van schuimrubber en was het met een mild schoonmaakmiddel. Druk het uit in een schone doek. 8009-180 4. Verwijder de vleugelmoeren van het luchtfilter en verwijder het papieren filter. 8009-182 5. Sla het papieren filter tegen een vaste ondergrond om stof te verwijderen. Is het papieren filter nog steeds vuil, moet het worden vervangen. BELANGRIJKE INFORMATIE Gebruik geen perslucht om het papieren filter schoon te maken. Was het papieren filter niet.
ONDERHOUD Brandstoffilter vervangen Vervang het in de leiding gemonteerde brandstoffilter om de 100 uur (een keer per seizoen) of vaker als het verstopt is. Vervang het filter als volgt: 1. Open de motorkap. 2. Haal de slangklemmen van het filter. Gebruik een kniptang. 3. Trek het filter van de slanguiteinden af. 4. Druk het nieuwe filter op de slanguiteinden. Draai het filter met de pijl ”FLOW” omhoog naar de brandstofpomp.
ONDERHOUD Controle van luchtdruk in de banden De luchtdruk in de banden moet 60 kPa (0,6 kp/cm2) voor alle wielen zijn. Om het aandrijfvermogen te verbeteren kan de luchtdruk van de achterbanden verminderd worden tot 40 kPa (0,4 kp/cm2). De maximaal toegestane druk = 80 kPa (0,8 kp/cm2). BELANGRIJKE INFORMATIE Een verschil in luchtdruk in de voorbanden kan ertoe leiden dat de messen het gras ongelijk afmaaien.
ONDERHOUD Vervangen van bougie 1. Maak de ontstekingskabel los en maak rond de bougie schoon. 2. Verwijder de bougie met een 13/16" (21 mm) bougiedop. 3. Controleer de bougie. Vervang de bougie wanneer de elektroden rondom verbrand zijn of wanneer de isolator gesprongen of beschadigd is. Maak de bougie schoon met een staalborstel als hij opnieuw moet worden gebruikt. 4. Meet de elektrodenafstand met een voeler. De afstand moet 0,75 mm/0,030" zijn.
ONDERHOUD Controle van veiligheidssysteem De zitmaaier is uitgerust met een veiligheidssysteem dat starten of rijden onder de volgende condities verhindert. De motor mag alleen gestart kunnen worden wanneer het maaielement omhoog getild is en de hydrostaatpedalen in neutraalstand staan. De bestuurder hoeft niet op de bestuurderszitting te zitten. Controleer dagelijks of het veiligheidssysteem werkt door te proberen de motor te starten wanneer aan een van deze voorwaarden niet is voldaan.
ONDERHOUD Lampen vervangen Voor informatie over het type lampen, zie ”Technische gegevens”. 1. Schroef de twee bouten los waarmee de kap op het stuurservohuis vastzit. Til de kap weg en draai het rond de stuurstang. 8009-511 2. Schroef de twee bouten los waarmee de inzet voor de lamp vastzit. Til de inzet voor de lamp eruit. 8009-512 3. Trek de kabels van de lampen los. 4. Haal de lampen uit de inzet. 8009-513 5. Plaats de nieuwe lampen.
ONDERHOUD Onderdelen van het maaielement D In onderstaande instructies wordt een maaielement met achteruitworp getoond, maar de werkwijze is hetzelfde voor alle elementen indien niet anders wordt aangegeven.
ONDERHOUD 1. Monteer het element in de buitenste haken van het gereedschapsframe. 8009-024 2. Trek de vergrendeling (A) uit en maak de haakbescherming los door het handvat (D) naar achteren te schuiven. D A 8009-167 3. Zet het element hoger door de mechanische hefstang, die aan de rechterkant van de bestuurder zit, omhoog te trekken. 4. Schuif het element er zo in dat de binnenste pennen (B) in de gleuf van het gereedschapsframe terecht komen. 8009-018 5.
ONDERHOUD 6. Maak de veer van de riemspanner los en monteer de riem op de voorste poelie. Een nieuwe riem is kort. Draai de voorste poelie indien nodig met een sleutel op de middenbout. 7. Haak de veer van de riemspanner weer vast. 8009-008 BELANGRIJKE INFORMATIE Controleer of de riem rond de spanpoelie ligt. Schets riem • 1. Aandrijfriem • 2. Voorste poelie • 3. Spanpoelie • 4. Veer van de riemspanner 3 4 1 2 6016-105 8. Plaats de frontkap.
ONDERHOUD Instellen van maaihoogte, parallelliteit en gronddruk Wanneer een nieuw maaielement wordt gemonteerd is het nodig de hoogte, parallelliteit en gronddruk af te stellen. Het afstellen moet u doen in de genoemde volgorde. Uitgangspositie: • Controleer de luchtdruk van de banden 60 kPa (0,6 bar). • Het maaielement moet uitgeklapt zijn op een vlakke ondergrond. • De hendel voor de hoogteinstelling moet op de laagste maaihoogte staan. Maaihoogte 1.
ONDERHOUD Gronddruk Om het beste maairesultaat te krijgen moet het maaielement de ondergrond volgen zonder er te hard op aan te sluiten. De druk wordt afgesteld met een bout en veer aan beide kanten van de zitmaaier. Het afstellen van de gronddruk van het maaielement gaat als volgt: 1. 2. Plaats een personenweegschaal onder het frame van het maaielement (aan de voorkant) zo dat het maaielement op de weegschaal rust.
ONDERHOUD Uitvoeringen van het maaielement De ProFlex 18 en ProFlex 21 kunnen worden uitgerust met twee verschillende soorten maaielementen: • Combi 112 • Combi 122. Andere maaielementen kunnen niet worden gemonteerd zonder de aandrijfriem te vervangen. 8009-288 Combi 112 8009-290 Combi 122 Controle van messen Om het beste maairesultaat te bereiken is het belangrijk dat de messen onbeschadigd en scherp zijn.
ONDERHOUD Verwijderen van maaielement WAARSCHUWING! Neem voorzichtigheid in acht. Risico van verwonding door beknelling. 1. Plaats de machine op een vlakke ondergrond. 2. Zet de rem vast door het pedaal in te drukken en met de drukknop te vergrendelen. 8009-328 3. Til het maaielement op met de mechanische hefstang. 4. Verwijder de frontkap. 8009-375 5. Maak de veer van de riemspanner los. 6. Verwijder de riem van de voorste poelie. 7. Haak de veer van de riemspanner weer vast. 8009-008 8.
ONDERHOUD 9. Haak de hendel voor de hoogteinstelling (E) los door het achterste deel omhoog te brengen: Ontlast de hendel indien nodig door het voorste deel van het frame omhoog of omlaag te trekken. 8009-169 10. Trek tegelijkertijd aan het handvat (D) en het maaielement. Laat het handvat los wanneer het maaielement een stukje naar voren is gekomen. 8009-170 11. Trek het maaielement zo ver uit dat het aan de buitenste haken vasthaakt. 8009-024 12.
ONDERHOUD Verwijderen van frame van het maaielement Uitgangspositie bij verwijderen van het frame van het maaielement: • 1. Maaielement is verwijderd. Draai de vergrendeling zo, dat de voorste bevestiging van het maaielement getild kan worden. 8009-184 2. Breng het frame van het maaielement naar achteren zodat de tong van het maaielement de grip over de beugel van het frame verliest en til het frame eraf. Montage gebeurt in omgekeerde volgorde.
ONDERHOUD Montage van riem 1. Leg de riem van voren op zijn plaats en laat het voorste deel aan het handvat van de haakbescherming hangen. 2. Leg de riem op het middenwiel en op het steunwiel. 8009-009 3. Druk de geleideplaat onder het steunwiel naar beneden en breng de riem aan. 8009-343 4. Haak de veer van de mesrem vast. Hoe de riem op de voorste poeli wordt gemonteerd, wordt duidelijk uit de punten 6-7 in ”Montage van maaielement” op bladzijde 47.
ONDERHOUD Vervangen van de riem van het maaielement WAARSCHUWING! Bescherm uw handen met handschoenen wanneer u aan de messen werkt. Risico van beknelling bij het werken met de riem. Vervangen van de riem op een Combi-element. Op deze maaielementen met ”botsbeveiligde” messen worden de messen aangedreven door één V-snaar. Ga als volgt te werk om de V-snaar te vervangen: 1. Demonteer het maaielement, zie bladzijde 53. 2.
ONDERHOUD Verwijderen van BioClip-plug Om een Combi-element om te zetten van BioClip-functie naar een maaielement met achteruitworp verwijdert u de BioClip-plug, die met drie bouten onder het maaielement vastzit. 1. Zet het maaielement in servicestand, zie ”Servicestand voor maaielement” op bladzijde 51. 2. Verwijder de drie bouten waarmee de BioClip-plug vastzit en haal de plug weg. Tip: Monteer drie bouten M8x15 mm met volledig schroefdraad in de gaten om daar het schroefdraad te beschermen. 3.
SMEREN Smeren Smeerschema, PF 18 Bij dagelijks gebruik van de machine moet de wekelijkse smeerbeurt (1/52) twee keer/week worden uitgevoerd.
SMEREN Smeerschema, PF 21 8009-591 Nederlands-60
SMEREN Algemeen Verwijder de startsleutel om onbedoelde bewegingen tijdens het smeren te voorkomen. Bij smeren met een oliekan moet de oliekan gevuld zijn met motorolie. Bij smeren met vet kan, waar niet anders is aangegeven, vet 503 98 96-01 of een ander chassis- of kogellagervet met een goede antiroestbescherming worden gebruikt. Bij dagelijks gebruik van de zitmaaier moet er twee keer per week worden gesmeerd. Droog overbodig smeermiddel na het smeren weg.
SMEREN Smeren volgens het smeerschema De getallen in de volgende koppen refereren aan het smeerpunt volgens ”Smeerschema, PF 18” op bladzijde 59 en ”Smeerschema, PF 21” op bladzijde 60. 1. Pedaalmechanisme in frametunnel Smeer het pedaalmechanisme in de frametunnel. Verwijder het deksel van de frametunnel door de bouten los te maken. 8009-340 PF 21 Beweeg de pedalen en smeer beweegbare lagers met een oliekan. Smeer de kabels voor de rem- en rijpedalen met een oliekan. Smeer punt ”2.
SMEREN 2. Kettingen in frametunnel Verwijder het deksel van de frametunnel, zie ”1. Pedaalmechanisme in frametunnel” op bladzijde 62 . Smeer de kettingen in de frametunnel met een oliekan of kettingspray voor motorfietsen. Smeer de as voor de stuurkabelpoelie's met vet. Duw de poelie's opzij en smeer vet op de as. Plaats het deksel weer op de frametunnel. 8009-346 3. Kabel van de differentieelvergrendeling, PF 21 Schuif de rubberen bescherming van de kabel weg en smeer de kabel met een oliekan.
SMEREN 4. Motorolie Controleer het oliepeil in de motor als de machine horizontaal staat en de motor uitgezet is. Klap de motorkap omhoog. Haal vervolgens de peilstok weer omhoog en droog deze af. Doe de peilstok vervolgens weer in het gat, zonder hem in te schroeven. Haal vervolgens de peilstok weer omhoog en lees het oliepeil af. 8009-158 Het oliepeil moet tussen de markeringen op de peilstok liggen. Als het peil in de buurt van het ”ADD”-teken komt, vul dan olie bij tot het ”FULL”-teken op de peilstok.
SMEREN Vervangen van motorolie De motorolie moet de eerste keer worden vervangen na 8 uur bedrijfstijd. Daarna moet het verversen om de 100 bedrijfsuren plaatsvinden. WAARSCHUWING! De motorolie kan zeer warm zijn als deze direct na het stoppen afgetapt wordt. Laat de motor daarom eerst wat afkoelen. BELANGRIJKE INFORMATIE Voorkom contact met de huid, was met water en zeep bij evt. knoeien. 1. Open de motorkap. 2. Plaats een vat onder de linker aftapklep van de motor. 8009-529 3.
SMEREN 5. Versnellingshendel Verwijder de kap op de transmissie, twee bouten. Smeer scharnierpunten en lagers aan de linkerkant met een oliekan. Schuif de rubberen bescherming weg en smeer de hydrostaatkabel met een oliekan. Trap het pedaal enkele keren in en smeer weer. Zet de rubberen bescherming weer terug. 6008-209 Zet de kap op de transmissie weer terug. 6. Transmissie Olie verversen en filters vervangen wordt gedaan door een erkende servicewerkplaats en wordt in het werkplaatshandboek beschreven.
SMEREN 9. Gas- en chokekabels, hendellagers PF 18 Verwijder de rechter zijkap van de hendelhouder (3 bouten) en open de motorkap. Smeer de vrije uiteindes van de kabels met een oliekan, ook bij de carburateur. Breng de hendels naar hun eindstand en smeer weer. Smeer scharnierpunten, vergrendelingen en lagers van de bedieningshendels van het maai-element met een oliekan. Let op het risico van verkeerde montage: Een bout met fijn schroefdraad voor de zijkap moet vanaf de buitenkant worden aangebracht.
SMEREN 10. Hydraulisch oliefilter, vervangen, PF 21 BELANGRIJKE INFORMATIE Gebruikte motor- of transmissieolie is schadelijk voor de gezondheid en mag niet op de grond of in de natuur worden gegoten. Vervangen filters moeten worden ingeleverd bij een werkplaats of een andere aangewezen plaats voor verwerking. Voorkom contact met de huid, was met water en zeep bij evt. knoeien. 1. Demonteer het oliefilter. Gebruik indien nodig een filtertang. 2.
SMEREN 6. Laat de motor warm draaien, controleer daarna of er geen lekkage is rond de afdichting van het oliefilter. 7. Controleer het oliepeil in de motor, vul bij indien nodig. In het oliefilter gaat 0,2 liter olie. 12. Parkeerremkabel Verwijder de transmissiekap, zie ”5. Versnellingshendel” op bladzijde 66 . Haak de veer (A) van de bout (B) indien nodig. Haal de rubberen bescherming van de kabel weg tijdens het smeren.
SMEREN Nederlands-70
OPSPOREN VAN STORINGEN Schema voor het opsporen van storingen Probleem Oorzaak De motor start niet • Er zit geen brandstof in de brandstoftank • Verkeerde brandstof bijgevuld • De bougies verkeerd • Bougieaansluitingen verkeerd • Vuil in carburateur of brandstofleiding • Maaielement in verkeerde stand • Parkeerrem niet aangetrokken • Hydrostaatpedalen niet in neutrale stand • De accu is leeg • Slecht contact bij de kabelaansluitingen van de accupolen, het ontstekingsslot of de startmot
OPSPOREN VAN STORINGEN Probleem Oorzaak De motor voelt zwak • Het luchtfilter verstopt • De bougies verkeerd • Vuil in carburateur of brandstofleiding • De carburateur verkeerd afgesteld • Choken of verkeerd afgestelde chokekabel • Verkeerde brandstof bijgevuld • De motor overbelast • Luchtinlaat of koelflenzen verstopt • De ventilator beschadigd • Te weinig of geen olie in de motor • De voorontsteking verkeerd • De bougies verkeerd • Een of meerdere cellen van de accu kapot •
STALLEN Stallen Winterstalling Aan het einde van het maaiseizoen moet de zitmaaier direct klaar gemaakt worden voor stalling, dit moet ook gebeuren wanneer hij langer dan 30 dagen ongebruikt blijft staan. Brandstof die lange periodes blijft staan (30 dagen of meer) kanplakkerige lagen afzetten, die de carburateur verstoppen en de werking van de motor verstoren. Een brandstofstabilisator is een acceptabel alternatief als het gaat om het voorkomen van plakkerige afzettingen tijdens het stallen.
STALLEN 5. Verwijder de bougies en giet ong. een eetlepel motorolie in iedere cilinder. Draai de motor rond zodat de olie verdeeld wordt en schroef de bougies weer vast. 6. Smeer alle smeerpunten, scharnierpunten en assen. 7. Verwijder de accu. Maak deze schoon, laad op en bewaar op een koele plaats. 8. Bewaar de zitmaaier schoon en droog en dek hem ter extra bescherming af.
ELEKTRISCH EN HYDRAULISCH SYSTEEM Elektrisch systeem 8009-549 Elektrisch systeem, plaats van de componenten De cijfers komen overeen met: 1. Microschakelaar, hydrostaat 2. Microschakelaar, maaielement 3. Microschakelaar, zitting 4. Ontstekingsslot 5. Urenteller 6. Startrelais 7. Motoraansluitingen 8. Hoofdzekering 15 A 9. Zekering 7,5 A 10. Schakelaar voor contact 11. Contact 12. Schakelaar voor verlichting 13.
ELEKTRISCH EN HYDRAULISCH SYSTEEM 8009-588 Elektrisch systeem De cijfers komen overeen met: Kleurafkortingen: 1. Microschakelaar, hydrostaat RD = Rood 2. Microschakelaar, maaielement BL = Blauw 3. Microschakelaar, zitting VT = Wit 4. Ontstekingsslot SV = Zwart 5. Urenteller GL = Geel 6. Startrelais 7. Motoraansluitingen 8. Hoofdzekering 15 A 9. Zekering 7,5 A 10. Schakelaar voor contact 11. Contact 12. Schakelaar voor verlichting 13.
ELEKTRISCH EN HYDRAULISCH SYSTEEM Hydraulisch systeem, PF 21 8009-357 Hydraulisch systeem, plaats van de componenten Hydraulisch systeem plaats van de componenten: 1. Stuurbekrachtiging 4. Luchtcilinder 2. Pomp in hydrostaat 5. Drukbegrenzingsklep 3. Hydraulisch oliefilter 6. Bedieningsklep voor luchtcilinder Hou het hydraulisch systeem schoon. Denk erom dat: • U zorgvuldig schoonmaakt voordat het vuldeksel wordt geopend of een aansluiting wordt losgemaakt.
ELEKTRISCH EN HYDRAULISCH SYSTEEM Nederlands-78
TECHNISCHE GEGEVENS Technische gegevens Gegevens Rider ProFlex 18 Rider ProFlex 21 Lengte basismachine 2080 mm / 6,82 ft 2080 mm / 6,82 ft Breedte basismachine 900 mm / 2,95 ft 900 mm / 2,95 ft Hoogte 1160 mm / 3,80 ft 1160 mm / 3,80 ft 309 kg / 682 lb 309 kg / 682 lb Wielbasis 1000 mm / 3,28 ft 1000 mm / 3,28 ft Spoorbreedte 710 mm / 2,38 ft 710 mm / 2,38 ft Bandenmaat 18 x 7.50 x 8 18 x 7.
TECHNISCHE GEGEVENS Gegevens Rider ProFlex 18 Rider ProFlex 21 - 45 bar / 630 PSI Tuff Torq K 62 Tuff Torq K 66 SAE 10W/30, klasse SF-CC SAE 10W/30, klasse SF-CC 3,2 liter 3,2 liter Maaielement Combi 112 Combi 112 Maaibreedte 1120 mm / 44” 1120 mm / 44” Maaihoogtes 40 - 100 mm / 1,57” - 3,93” 40 - 100 mm / 1,57” - 3,93” Meslengte 420 mm / 16,5” 420 mm / 16,5” Breedte 1230 mm / 48,4” 1230 mm / 48,4” Gewicht 50 kg / 110 lb 50 kg / 110 lb Extra gewicht ProFlex 8 kg / 17,6 lb 8 kg
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING EG-verklaring van overeenstemming EG-verklaring van overeenstemming (Geldt alleen voor Europa) Husqvarna AB, SE-561 82 Huskvarna, Zweden, telefoon: +46-36-146500, verklaart hierbij dat de zitmaaiers Husqvarna Rider ProFlex 18 en ProFlex 21 met een serienummer uit het jaar 2002 en verder (het jaar met daaropvolgend een serienummer wordt duidelijk aangegeven op het productplaatje), in overeenstemming zijn met de voorschriften in de RICHTLIJNEN VAN DE RAAD: -van 22 juni 1998 ”
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING Nederlands-82
SERVICEJOURNAAL Servicejournaal Maatregel 1. Leverservice 2. Vul de accu met accuzuur en laadt hem vier uur op. 3. Monteer stuur, zitting en in voorkomende gevallen overige onderdelen. 4. Monteer het maaielement. 5. Stel het maaielement af: Stel de hefveren af (het ”gewicht” van het maaielement moet 12-15 kg worden, indien de borstel gebruikt moet worden stelt u af op max. veerkracht). Stel het maaielement zo af dat de achterkant 2-4 mm hoger is dan de voorkant.
SERVICEJOURNAAL Maatregel Datum, meterstand, stempel, handtekening 25 uursservice 1. Maak de voorreiniger van de luchtreiniger schoon (Oil-foamelement). (kortere intervallen bij stoffige bedrijfsomstandigheden) 2. Maak de koelluchtinlaat van de motor en de luchtinlaat van de transmissie schoon. 3. Maak de luchtfilters van de brandstofpomp schoon.
SERVICEJOURNAAL Maatregel Datum, meterstand, stempel, handtekening 50 uursservice 1. Maak de voorreiniger van de luchtreiniger schoon of vervang deze (Oil-foam-element). (kortere intervallen bij stoffige bedrijfsomstandigheden) 2. Maak de koelluchtinlaat van de motor en de luchtinlaat van de transmissie schoon. 3. Maak de luchtfilters van de brandstofpomp schoon. 4. Maak de luchtfilters van de brandstofpomp schoon. 5. Controleer/stel de maaihoogteinstelling af. 6.
SERVICEJOURNAAL Maatregel Datum, meterstand, stempel, handtekening 100/200 uursservice 1. Ververs motorolie. Vervang het oliefilter om de 200 uur. 2. Maak de voorreiniger van de luchtreiniger schoon of vervang deze (het Oil-foam-element). 3. Maak het papierfilter van de luchtreiniger schoon. Vervang om de 200 uur. (kortere intervallen bij stoffige bedrijfsomstandigheden) 4. Maak de koelluchtinlaat van de motor en de luchtinlaat van de transmissie schoon. 5.
SERVICEJOURNAAL Maatregel Datum, meterstand, stempel, handtekening 300 uursservice 1. Keur de machine. Extra werkzaamheden? 2. Ververs motorolie. 3. Vervang luchtfilter (Oil-foam-element). 4. Vervang luchtfilter (papieren filter). 5. Maak de luchtfilters van de brandstofpomp schoon. 6. Controleer/stel de maaihoogteinstelling af. 7. Controleer/stel de parkeerrem af. 8. Controleer de vlambescherming/vonkendover (extra uitrusting). 9. Vervang het oliefilter van de motor (200 uur).
SERVICEJOURNAAL Maatregel Datum, meterstand, stempel, handtekening Ten minste een keer per seizoen 1. Vervang de motorolie (100 uur). 2. Maak de voorreiniger van de luchtreiniger schoon of vervang deze (het Oil-foam-element) (25 uur). (kortere intervallen bij stoffige bedrijfsomstandigheden) 3. Vervang/maak het papieren filter van de luchtreiniger schoon (100 uur). (kortere intervallen bij stoffige bedrijfsomstandigheden) 4. Maak de luchtfilters van de brandstofpomp schoon (50 uur). 5.
SERVICEJOURNAAL Maatregel Datum, meterstand, stempel, handtekening Nederlands-89
SERVICEJOURNAAL Maatregel Nederlands-90 Datum, meterstand, stempel, handtekening
Svenska – Sve-5 225/232/235 Bruk 31 97-11-25, 08.
´®z+H6U¶6>¨
Svenska – Sve-5 225/232/235 Bruk 31 97-11-25, 08.
114 02 25-36 ´®z+H6U¶6>¨ 2004W02