Gebruiksaanwijzing Rider Pro 15 Pro 18 Pro 18 AWD Neem de gebruiksaanwijzing grondig door en gebruik de machine niet voor u alles duidelijk heeft begrepen.
INHOUDSOPGAVE Gebruiksaanwijzing voor Rider Pro 15, Pro 18 en Pro 18 AWD Inleiding ............................................................... 2 Rijden en transport op de openbare weg ......... 2 Slepen .............................................................. 2 Gebruik ............................................................ 2 Productienummer ............................................. 3 Verklaring van symbolen .................................... 4 Veiligheidsinstructies ..................
INLEIDING Beste klant, Hartelijk dank voor het feit dat u hebt gekozen voor een Husqvarna Rider. De Husqvarna Riders zijn gemaakt volgens een uniek concept met een aan de voorzijde gemonteerd maaidek en een gepatenteerde besturing van de achterwielen. De Rider is gemaakt voor de hoogste efficiency op zelfs kleine en nauwe oppervlakken. Alle hendels bij elkaar en een hydrostatische transmissie, die met pedalen wordt geregeld, dragen ook bij tot de prestaties van de machine.
INLEIDING Goede service De producten van Husqvarna worden over de hele wereld verkocht en alleen maar in de vakhandel die ook service biedt. Dit om ervoor te zorgen dat u als klant de beste ondersteuning en service krijgt. Voordat het product werd afgeleverd is de machine gecontroleerd en afgesteld door uw dealer, zie het bewijs in het Servicejournaal in deze gebruiksaanwijzing. Wanneer u reserveonderdelen nodig heeft of ondersteuning bij servicevragen, garantiezaken enz.
VERKLARING VAN SYMBOLEN Deze symbolen staan op de zitmaaier en in de gebruiksaanwijzing. Bestudeer ze nauwkeurig zodat u weet wat ze betekenen. Lees de gebruiksaanwijzing.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES Veiligheidsinstructies Deze instructies zijn gemaakt voor uw veiligheid. Lees ze aandachtig door. WAARSCHUWING! Het ingevoegde symbool betekent dat belangrijke veiligheidsinstructies onder de aandacht gebracht moeten worden. Het betreft uw veiligheid. Algemeen gebruik • Lees alle instructies uit deze gebruiksaanwijzing en op de machine voordat u hem start. Vergewis u ervan dat u ze begrijpt en volg ze daarna op.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES • Wees voorzichtig bij het ronden van een vast voorwerp, zodat de messen er niet tegenaan komen. Rijd nooit over vreemde voorwerpen heen. • Gebruik de machine alleen bij daglicht of tijdens andere goed verlichte omstandigheden. Hou de machine op veilige afstand van gaten en andere ongelijkmatigheden in de grond. Wees opmerkzaam op andere mogelijke risico’s.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES Rijden op hellingen Het rijden op hellingen is een van de operaties waar het risico het grootst is dat de bestuurder de controle verliest of dat de machine omvalt, hetgeen ernstig letsel of overlijden kan veroorzaken. Alle hellingen vragen om extra voorzichtigheid. Wanneer u op de helling niet naar achteren kunt rijden of u voelt zich onzeker, maai de helling dan niet. Ga als volgt te werk • Verwijder hindernissen zoals stenen, takken enz.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES Kinderen • Ernstige ongelukken kunnen gebeuren als men niet alert is op kinderen in de buurt van de machine. Kinderen worden vaak door de machine en de maaiwerkzaamheden aangetrokken. Ga er nooit van uit dat kinderen op de plek blijven waar u ze het laatst zag. • Hou kinderen weg van het maaiterrein en onder zorgvuldig toezicht van een andere volwassene. • Wees op uw hoede en zet de machine uit wanneer kinderen het werkterrein binnen gaan.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES BELANGRIJKE INFORMATIE Voorkom vonkvorming en de consequenties door: - • • • • • • • • • • Een veiligheidsbril te gebruiken. Zorg ervoor dat het deksel op de tank zit en dat er geen brandgevaarlijke vloeistoffen in een open vat worden bewaard. Werk niet aan het startmotorcircuit in de buurt ven gemorste brandstof. Haal eerst de aardekabel (normaliter de zwarte minkabel) los en sluit deze als laatste aan. Wees voorzichtig met gereedschap zodat er geen kortsluiting ontstaat.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIES • Wijzig de regulatorinstelling niet en voorkom dat de motor wordt gereden met een te hoog toerental. Wanneer u met een te hoog toerental rijdt, bestaat het risico van machinebeschadiging. • Let op het risico dat u wordt verwond door beweeglijke of warme onderdelen wanneer u de motor start met open motorkap of verwijderde beschermingskappen. • Gebruik de machine nooit binnenshuis of in ruimtes die ventilatie missen.
PRESENTATIE Presentatie Gefeliciteerd met de keuze van een uitstekend kwaliteitsproduct. Deze gebruiksaanwijzing beschrijft Rider Pro 15, Pro 18 en Pro 18 AWD. De machines zijn uitgerust met een viertakt V-Twin motor van Kawasaki. De getallen geven het aantal paardenkrachten aan. De krachtoverbrenging van de motor gebeurt met een hydrostatische versnellingsbak waarmee een traploze variatie van de snelheid met de voetpedalen mogelijk is. Een pedaal voor vooruit rijden en een voor achteruit rijden.
PRESENTATIE Maaielement De machines kunnen worden uitgerust met een aantal verschillende elementen. Het BioClip-element dat het gras heel fijn maakt door het meerdere keren te maaien voordat het als meststof weer naar het gazon terugkeert. Een Combimaai-element dat werkt als een BioClipelement wanneer een BioClip-plug is aangebracht, maar dat omgezet kan worden naar achteruitworp door de BioClip-plug te verwijderen. Zie ”Onderhoud\Controle van messen” voor de identificatie van het maaielement.
PRESENTATIE Gashendel De gashendel regelt het toerental van de motor en daardoor ook de rotatiesnelheid van de messen. Om het toerental van de motor te verhogen of te verlagen wordt de hendel naar voren respectievelijk naar achteren gebracht. Voorkom lange tijd stationair draaien, het risico van een afzetting op de bougie bestaat. 8009-484 Chokehendel De chokehendel wordt gebruikt bij een koude start om de motor een rijker brandstofmengsel te geven.
PRESENTATIE Hefstang voor het maaielement De hefstang wordt gebruikt om het maaielement in transport- of maaistand te zetten. 1. Trek de hendel naar achteren naar vergrendelstand om transportstand te krijgen. Het element wordt dan verhoogd en de messen stoppen met draaien. 8009-486 Omhoog brengen van het maaielement 2. Druk de vergrendelknop in en breng de hendel naar voren naar maaistand. Het element wordt dan neergelaten en de messen beginnen te draaien. 3.
PRESENTATIE Parkeerrem De parkeerrem wordt als volgt aangetrokken: 1. Druk het parkeerrempedaal (1) in. 2. Druk de vergrendelknop op de stuurkolom (2) helemaal in. 3. Laat het parkeerrempedaal opkomen terwijl u de knop ingedrukt houdt. De vergrendeling van de parkeerrem wordt automatisch uitgeschakeld wanneer het rempedaal ingedrukt wordt. 8009-490 Zitting De zitting heeft aan de voorkant een scharnierbevestiging en kan naar voren worden gekanteld. De zitting kan ook in de lengterichting afgesteld worden.
RIJDEN WAARSCHUWING! Gebruik de zitmaaier nooit op terrein dat meer dan 15° helt. Maai hellingen van boven naar beneden, nooit dwars. Verander niet plotseling van richting. MAX 15 6017-236 Maaitips • Zoek stenen en andere vaste voorwerpen op en markeer ze om een aanrijding te voorkomen. • Begin met hoge maaihoogte en laat deze minder worden tot het gewenste maairesultaat bereikt is.
RIJDEN Ontkoppelingshendel Om de zitmaaier te kunnen verplaatsen met een motor die uit staat, moet u de ontkoppelingshendel uittrekken. Op de afbeelding staat een uitgetrokken ontkoppelingshendel. Pro 15, Pro 18 8009-142 Pro 18 AWD heeft een hendel voor de vooras en een hendel voor de achteras. Trek de hendels naar hun eindstand. Gebruik geen tussenposities. Achteras De hendel zit aan de binnenkant van het linker achterwiel. • De hendel naar voren (uitgetrokken), het aandrijfsysteem is ontkoppeld.
RIJDEN Voor de start BELANGRIJKE INFORMATIE Het luchtinlaatrooster in de motorkap achter de bestuurderszitting mag niet worden geblokkeerd door bijv. kledingstukken, bladeren, gras of vuil. De koeling van de motor verslechtert dan. Risico van ernstige motorbeschadiging. 8009-489 • Lees voor de start de veiligheidsinstructies en de presentatie van de zitmaaier. • Voer dagelijks onderhoud uit voor de start, zie ”Onderhoud\Onderhoudsschema”. • Stel de zitting af op de gewenste stand.
RIJDEN 4. Wanneer de motor koud is moet de chokehendel naar achteren naar de eindstand getrokken worden. 8009-569 5. Draai de ontstekingssleutel naar startstand. 8009-494 6. Wanneer de motor start, moet u de ontstekingssleutel gelijk weer naar neutraalstand laten gaan. BELANGRIJKE INFORMATIE Laat de startmotor niet langer dan ca. 5 seconden achtereen lopen. Wanneer de motor niet start, moet u ca. 15 seconden wachten voor u de volgende startpoging doet. 8009-495 7.
RIJDEN Rijden met de zitmaaier 1. Zet de parkeerrem los door eerst het parkeerrempedaal in te drukken en daarna het rempedaal op te laten komen. 6007-208 2. Druk voorzichtig een van de pedalen in tot de gewenste snelheid verkregen is. 1 2 Voor vooruit rijden, drukt u pedaal (1) in en voor achteruit rijden pedaal (2). WAARSCHUWING! Zorg ervoor dat de pedalen niet door takken beïnvloed kunnen worden wanneer u onder struiken maait. Risico voor ongewenste manoeuvres. 6004-206 3.
RIJDEN De motor stoppen Laat de motor een minuut stationair lopen om weer normale werktemperatuur te krijgen voordat hij wordt afgezet, als hij hard heeft moeten werken. Voorkom lange tijd stationair draaien, het risico van een afzetting op de bougie bestaat. 1. Til het maaielement op door de hendel naar achteren te trekken naar de vergrendelstand. 8009-486 2. Breng de gashendel naar de stand ”MIN”. Draai de ontstekingssleutel naar ”STOP”. 8009-497 3.
ONDERHOUD Onderhoudsschema Hieronder volgt een lijst van het onderhoud dat aan de zitmaaier moet worden uitgevoerd. Voor de punten die gemarkeerd zijn met voetnoot 4, moet u een erkende servicewerkplaats bezoeken. ● = Staat in deze gebruiksaanwijzing beschreven. ❍ = Staat niet in deze gebruiksaanwijzing beschreven. Onderhoud Blad- Dagelijks Week3) zijde onderhoud ondervoor na houd Controleer mog.
ONDERHOUD Ten Blad- Dagelijks Week3) minste zijde onderhoud onderieder voor na houd jaar Onderhoud Smeer het lager van de rechter achteras Pro 18 AWD Maak de koelluchtinlaat van de motor schoon Maak de voorreiniger (schuimplastic) van de luchtreiniger schoon Vervang motorolie 1) Maak het filterpatroon van de luchtreiniger schoon2) (papieren filter) Controleer/stel de maaihoogteinstelling af Controleer/stel de parkeerrem af Controleer de vlambescherming/vonkendover (extra uitrusting) Vervang het oliefilter
ONDERHOUD Demonteren van de kappen van de zitmaaier De motor wordt bereikbaar voor service wanneer de motorkap opgeklapt wordt. Motorkap 1. Trek de zitting naar de voorste stand. 2. Klap de zitting omhoog. 3. Draai het slot op de bovenkant van de motorkap 1/4 slag tegen de klok in. 4. Kantel de motorkap naar voren 8009-509 Indien nodig kan de motorkap eraf getild worden door de pennen van de scharnieren te verwijderen. Voorkap Maak de kliksluiting los en til de voorkap eraf.
ONDERHOUD Linker vleugelkap Maak de bouten (2 st) los en til de kap eraf. 8009-501 Controle en afstellen van stuurkabels De besturing wordt geregeld met behulp van kabels. Deze kunnen na een tijdje gebruik oprekken, wat betekent dat de instelling van de besturing kan wijzigen. De besturing wordt op de volgende manier gecontroleerd en afgesteld: 1. Verwijder de frameplaat door de bouten los te draaien. 8009-505 2.
ONDERHOUD 3. Indien nodig kunnen de kabels gespannen worden door de stelmoeren aan te draaien aan iedere kant van de stuurkrans. Span de kabels niet te hard aan, ze moeten alleen tegen de stuurkrans getrokken worden. Hou de kabel tegen opdat hij niet ineen draait. Als men slechts een kant spant, kan de middenstand van het stuur wijzigen. Controleer de kabelspanning na de uitgevoerde afstelling volgens punt 2. 6008-010 Afstellen van parkeerrem Pro 15, Pro 18 De parkeerrem wordt als volgt afgesteld: 1.
ONDERHOUD Controle en afstellen van gaskabel Controleer of de motor reageert op gas geven en of een goed motortoerental wordt bereikt bij volgas. Bezoek een servicewerkplaats bij twijfel. Indien afstellen nodig is kan dit als volgt gedaan worden bij de onderste kabel: 1. Maak de klemschroef voor de mantel van de kabel los en schuif de gashendel naar de volgasstand. 2. Controleer of de gaskabel in het juiste bevestigingsgat van de onderste hefarm is aangebracht, zie afbeelding. 8009-144 3.
ONDERHOUD Brandstoffilter vervangen Vervang het in de leiding gemonteerde brandstoffilter om de 100 uur (een keer per seizoen) of vaker als het verstopt is. Vervang het filter als volgt: 1. Klap de motorkap omhoog. 2. Haal de slangklemmen van het filter. Gebruik een kniptang. 3. Trek het filter van de slanguiteinden af. 4. Druk het nieuwe filter op de slanguiteinden. Draai het filter met de pijl ”FLOW” omhoog naar de brandstofpomp.
ONDERHOUD Vervangen van luchtfilter Pro 15 Als de motor zwak lijkt of ongelijkmatig loopt kan de oorzaak een verstopt luchtfilter zijn. Door gebruik met een vies luchtfilter kan de bougie een aanslag krijgen waardoor storingen in de werking optreden. Het is daarom van belang het luchtfilter regelmatig te vervangen (zie onder ”Onderhoud\ Onderhoudsschema” voor het juiste onderhoudsinterval). WAARSCHUWING! Laat het uitlaatgassysteem voor service afkoelen. Risico van brandwonden.
ONDERHOUD Vervangen van luchtfilter Pro 18 Als de motor zwak lijkt of ongelijkmatig loopt kan de oorzaak een verstopt luchtfilter zijn. Door gebruik met een vies luchtfilter kan de bougie een aanslag krijgen waardoor storingen in de werking optreden. Het is daarom van belang het luchtfilter regelmatig te vervangen (zie onder ”Onderhoud\ Onderhoudsschema” voor het juiste onderhoudsinterval). WAARSCHUWING! Laat het uitlaatgassysteem voor service afkoelen. Risico van brandwonden.
ONDERHOUD Controle van de koelluchtinlaat van de motor Maak het luchtinlaatrooster in de motorkap achter de bestuurderszitting schoon. Klap de motorkap omhoog. WAARSCHUWING! De koelluchtinlaat draait wanneer de motor loopt. Pas op uw vingers. 8009-489 Luchtinlaatrooster Controleer of de koelluchtinlaat van de motor vrij is van bladeren, gras en vuil. Controleer of de luchtleiding, die aan de onderkant van de motorkap zit, schoon is en niet tegen de koelluchtinlaat schuurt.
ONDERHOUD Controle van het peil van het accuzuur Controleer of het peil van het accuzuur tussen de markeringen ligt. Bij vullen mag er alleen gedestilleerd water in de cellen worden gedaan. WAARSCHUWING! Maatregelen bij contact met het zuur Uitwendig: Rijkelijk spoelen met water. Inwendig: Drink grote hoeveelheden water of melk. Ga zo snel mogelijk naar een arts. Ogen: Rijkelijk spoelen met water. Ga zo snel mogelijk naar een arts. 6008-216 De accu geeft een explosief gas af.
ONDERHOUD Controle van veiligheidssysteem De zitmaaier is uitgerust met een veiligheidssysteem dat starten of rijden onder de volgende condities verhindert. De motor moet alleen gestart kunnen worden wanneer het maaielement omhoog getild is en de parkeerrem ingeschakeld is. De bestuurder hoeft niet op de bestuurderszitting te zitten. Controleer dagelijks of het veiligheidssysteem werkt door te proberen de motor te starten wanneer aan een van deze voorwaarden niet is voldaan.
ONDERHOUD Lampen vervangen Voor informatie over het soort lampen, zie ”Technische Gegevens”. 1. Schroef de twee schroeven vast waarmee de kap op het stuurbekrachtiginghuis zit. Til de kap op en draai hem rond de stuurstang. 8009-511 2. Schroef de twee schroeven vast, waarmee de lampinzet vastzit. Til de lampinzet eruit. 8009-512 3. Haal de kabels van de lampen. 4. Til de lampen uit de inzet. 8009-513 5. Plaats de nieuwe lampen. Let goed op dat u de voorkant met uw duim tegenhoudt. 6.
ONDERHOUD Zekeringen De zekering zit in een losse houder onder het deksel van de accubak, voor de accu. Type: Platte stift, 15 A. De zekering van de elektrische uitgang zit onder het ontstekingsslot, achter de zijplaat van het bedieningspaneel.Type: Platte stift, 7,5 A Gebruik geen andere zekering bij vervangen. Een gesprongen zekering geeft aan dat de stift verbrand is. Trek de zekering uit de houder om te vervangen. 8009-370 De zekering dient ter bescherming van het elektrisch systeem.
ONDERHOUD Vervangen van achterste aandrijfriem Pro 15 en Pro 18 Verwijderen 1. Verwijder de kap op de transmissie. 6008-209 2. Haak de veer los van de riemspanner (A). A B 6020-005 3. Verwijder de slanghouder in het middenstuk en de riemgeleider voor de tussenriem. 8009-364 4. Wrik de tussenriem van de poelie van de motor en trek het achterste deel eruit. Een gebruikte riem kan naar beneden worden getrokken.
ONDERHOUD 7. Wrik de pompriem van de poelie van de motor en breng deze onder de motorpoelies. 8. Trek de pompriem door de opening onder het taatslager en voorbij de poelie van de riemspanner. 8009-640 Montage 1. Trek de pompriem door de opening onder het taatslager en aan de buitenkant voorbij de poelie van de riemspanner. 2. Wrik de pompriem van de poelie van de motor op zijn plaats, plaats deze onder de motorpoelies. 3. Wrik de riem van de poelie van de hydrostaat op zijn plaats. 4.
ONDERHOUD Vervangen van aandrijfriem van de hydraulische pomp Pro 18AWD Verwijderen 1. Verwijder de kap op de transmissie. 8009-603 2. Haak de veer los van de riemspanner. 8009-637 3. Verwijder de riemgeleider van de tussenriem. 8009-727 4. Wrik de tussenriem van de poelie van de motor en trek het achterste deel eruit. Een gebruikte riem kan naar beneden worden getrokken.
ONDERHOUD 6. Verwijder de klem van de hydraulische leidingen, die onder de ventilator liggen. Maak de leidingaansluitingen bij de pomp wat losser, buig de hydraulische leidingen naar beneden en trek de koelventilator er naar achteren uit. 7. Wrik de riem van de poelie van de pomp. 8009-641 8. Wrik de pompriem van de poelie van de motor en breng deze onder de motorpoelies. 9. Trek de pompriem door de opening onder het taatslager en voorbij de poelie van de riemspanner. 8009-640 Montage 10.
ONDERHOUD 17. Plaats de riemgeleider voor de tussenriem. 8009-727 18. Haak de veer op de riemspanner. 8009-637 Vervangen van tussenriem 1. Verwijder de slanghouder in het middenstuk (Pro 15, Pro 18) en de achterste riemgeleider voor de tussenriem (alle machinetypes). 2. Verwijder de tussenriem en plaats een nieuwe. 8009-364 3. Monteer de riemgeleider tegen de onderste riem op de motorpoelie en stel af. Monteer op Pro 15, Pro 18 ook de slanghouder in het middenstuk conform bovenstaande afbeelding.
ONDERHOUD Vervangen van voorste riem Pro 15, Pro 18 De complete riem wordt volgens het onderstaande verwijderd, wanneer een sneeuwschuif op de machine gemonteerd moet worden. 8 9 Demontage 1. Verwijder het maaielement. 2. Maak de riemgeleider en steunpoelie los. 3. Maak het wiel op de riemspanner los. 8009-227 4. Haal de riem van het middenwiel en verwijder de riem. Montage 1. Plaats de riem op het middenwiel. 2. Breng de riem op zijn plaats en plaats de riem op de riemspanner. 3.
ONDERHOUD 2. Leg de tussenriem op zijn plaats op het tussenwiel. 8009-695 3. Zet het maaielement terug in maaistand. Let erop dat de tong (3) in de beugel aan de onderkant van de machine loopt. 8009-595 4. De riem wordt op het aandrijfwiel van het maaielement gemonteerd nadat het element terug is gedrukt in de achterste stand.
ONDERHOUD Monteren van maaielement WAARSCHUWING! Draag een beschermingsbril wanneer u het maaielement monteert. De veer waarmee de riem wordt gespannen kan loskomen en persoonlijk letsel veroorzaken. 1. Plaats de Rider op een vlakke ondergrond en activeer de parkeerrem. Controleer of de hendel voor het instellen van de maaihoogte in de laagste stand staat. 3 1 2 6017-159 Zorg ervoor dat er steunwielen op het maaielement (1) gemonteerd zijn. 2.
ONDERHOUD 7. Plaats de steunwielen weer op hun plaats terug. 8. Monteer de frontkap. 8009-439 9. Zet de veer van het spanwiel vast. Er zijn twee mogelijke uitvoeringen, zie afbeeldingen. 8009-440 8009-598 Verwijderen van maaielement WAARSCHUWING! Draag een beschermingsbril wanneer u het maaielement demonteert. De veer waarmee de riem wordt gespannen kan loskomen en persoonlijk letsel veroorzaken. 1. Volg ”Servicestand voor maaielement”, punt 1-9 om het maaielement in servicestand te zetten. 2.
ONDERHOUD Controle en afstellen van gronddruk van het maaielement Om het beste maairesultaat te krijgen moet het maaielement de ondergrond volgen zonder te stevig aan te liggen. De druk wordt afgesteld met een schroef aan beide kanten van de zitmaaier. 1. Controleer de luchtdruk van de banden 60 kPa/ 0,6 bar/9 PSI. 2. Zet de zitmaaier op een vlakke ondergrond. 3. Zet de hefstang in maaistand. 4.
ONDERHOUD Controle van de parallelliteit van het maaielement Controleer de parallelliteit van het maaidek als volgt: 1. Controleer de luchtdruk van de banden 60 kPa/0,6 bar/9 PSI. 2. Zet de zitmaaier op een vlakke ondergrond. 3. Zet de hefstang in maaistand. 4. Meet de afstand tussen de grond en de rand van het element, aan de voor- en de achterkant van de kap. Het maaielement moet een beetje afhangen, de achterkant moet 2-4 mm (1/8") hoger zijn dan de voorkant.
ONDERHOUD Vervangen van riem op maaielement Combi 94 en Combi 112 WAARSCHUWING! Bescherm uw handen met handschoenen wanneer u aan de messen werkt. Op deze maaielementen met ”botsbeveiligde” messen worden de messen aangedreven door één V-snaar. Ga als volgt te werk om de V-snaar te vervangen: 8009-287 1. Demonteer het maaielement. 2. Maak de bout op de parallelliteitstang en de twee bouten op de kap los. Til de kap van het maaielement af. 3.
ONDERHOUD Servicestand voor maaielement Om ervoor te zorgen dat u bij schoonmaken, reparatie en service overal goed bij kunt, kan het maaielement in servicestand gezet worden. Servicestand betekent dat het element opgeklapt en vergrendeld is in verticale stand. In servicestand zetten 1. Zet de machine op een vlakke ondergrond. Activeer de parkeerrem (A). Zet het maaielement op de laagste maaihoogte en laat het maaielement (B) zakken. 8009-587 2. Verwijder de frontkap door de spie los te maken.
ONDERHOUD 4. Monteer de twee steunwielen aan elke kant van het achterdeel van het element. 6017-221 WAARSCHUWING! Draag een beschermingsbril wanneer u het maaielement demonteert. De veer waarmee de riem wordt gespannen kan loskomen en persoonlijk letsel veroorzaken. 5. Maak de veer van de spanpoelie van de aandrijfriem los. Er zijn twee mogelijke uitvoeringen, zie afbeeldingen. 6017-222 8009-598 6.
ONDERHOUD WAARSCHUWING! Neem voorzichtigheid in acht zodat uw hand niet bekneld raakt. 8. Til de aandrijfriem (1) eraf. Trek daarna de spie (2) eruit. 1 2 6017-225 9. Trek het frame naar voren en plaats de splitpen terug. 6017-226 10. Pak de voorkant van het maaielement beet, trek eraan en til het naar servicestand. Wanneer de cilindrische bout, waarmee het maaielement nu vast zit, wordt weggehaald, kan het maaielement eraf getild worden.
ONDERHOUD Controle van messen Om het beste maairesultaat te bereiken is het belangrijk dat de messen onbeschadigd en scherp zijn. Controleer of de bevestigingsbouten van de messen goed zijn aangedraaid. BELANGRIJKE INFORMATIE Vervangen of slijpen van de messen moet door een erkende servicewerkplaats gedaan worden. 8009-288 Nadat de messen geslepen zijn moeten ze uitgebalanceerd worden. Combi 103 Bij een aanrijding met een hindernis waarbij schade is ontstaan, moeten beschadigde messen vervangen worden.
ONDERHOUD Verwijderen van BioClip-plug (Combi) Om een Combimaaielement om te zetten van BioClip-functie naar een maaielement met achteruitworp verwijdert u de BioClip-plug, die met drie bouten onder het maaielement vastzit. 1. Zet het maai-element in servicestand, zie ”In servicestand zetten”. 2. Verwijder de drie bouten waarmee de BioClipplug vastzit en haal de plug weg. 3. Tip: Monteer drie bouten M8x15 mm met volledig schroefdraad in de gaten om daar de schroefdraad te beschermen. 4.
SMEREN Smeerschema Pro 15 8009-589 Het positienummer van de smeerpunten refereert aan de smeerinstructies op de volgende pagina’s.
SMEREN Smeerschema Pro 18 8009-504 Het positienummer van de smeerpunten refereert aan de smeerinstructies op de volgende pagina’s.
SMEREN Smeerschema Pro 18 AWD 8009-681 Het positienummer van de smeerpunten refereert aan de smeerinstructies op de volgende pagina’s.
SMEREN Algemeen Verwijder de startsleutel om onbedoelde bewegingen tijdens het smeren te voorkomen. Bij smeren met een oliekan moet de oliekan gevuld zijn met motorolie. Bij smeren met vet kan, waar niet anders is aangegeven, vet 503 98 96-01 of een ander chassis- of kogellagervet met een goede anti-roestbescherming gebruikt worden. Bij dagelijks gebruik van de zitmaaier moet er twee keer per week gesmeerd worden. Droog overbodig smeermiddel na het smeren weg.
SMEREN 2. Pedaalmechanisme in frametunnel Smeer het pedaalmechanisme in de frametunnel. Verwijder het deksel van de frametunnel door de bouten los te maken, twee bouten tegen het stuurbekrachtiginghuis. 8009-505 Beweeg de pedalen en smeer beweegbare onderdelen met een oliekan. Smeer de kabels voor de rem- en rijpedalen met een oliekan. Smeer punt ”Kettingen in frametunnel” voordat het deksel op de frametunnel teruggezet wordt. 8009-345 3.
SMEREN 4.Triangelverbinding en scharnierpunten Smeer de triangelverbinding en scharnierpunten voor de stang van de maaihoogteinstelling achter het rechter voorwiel. Smeer met een oliekan. 8009-155 5. Bestuurderszitting Klap de zitting omhoog. Smeer het mechanisme van de lengte-instelling met een oliekan. Smeer de schuifrails van de lengte-instelling met een oliekan. 8009-521 6. Gas- en chokekabels, hendellagers Verwijder de rechter zijkap van de hendelhouder en open de motorkap.
SMEREN 7. Riemspanner Smeer met een vetspuit, 1 smeerpunt aan de rechterkant onder de onderste poelie van de motor, tot er vet uitkomt. Gebruik molybdeendisulfidevet van goede kwaliteit. Vet van bekende merken (oliemaatschappijen enz.) is normaliter van goede kwaliteit. 6008-232 8. Motorolie Controleer het oliepeil in de motor als de machine horizontaal staat en de motor uit is. Klap de motorkap omhoog. Haal de peilstok omhoog en droog hem af.
SMEREN Vervangen van motorolie De motorolie moet de eerste keer vervangen worden na 8 uur bedrijfstijd. Daarna moet het verversen om de 100 bedrijfsuren plaatsvinden. Bij gebruik met zware belasting of hoge omgevingstemperaturen, om de 50 uur vervangen. WAARSCHUWING! De motorolie kan zeer warm zijn als deze direct na het stoppen afgetapt wordt. Laat de motor daarom eerst wat afkoelen.
SMEREN 10. Parkeerremkabel Pro 15, Pro 18 Verwijder de kap op de transmissie, zie ”Versnellingshendels”. Haak de veer (A) van de bout (B) indien nodig (AWD niet). Haal de rubberen bescherming van de kabel weg tijdens het smeren. Smeer de kabel met een oliekan, trap enkele keren op het rempedaal en smeer opnieuw. Plaats de veer (A) en de kap op de transmissie terug. A B 6020-005 11. Oliepeil transmissie Pro 15, Pro 18 1.
SMEREN 13. Oliefilter, vervangen WAARSCHUWING! De motorolie kan zeer warm zijn als deze direct na het stoppen afgetapt wordt. Laat de motor daarom eerst wat afkoelen. 1. Klap de motorkap omhoog. 2. Demonteer het oliefilter. Gebruik indien nodig een filtertang. 3. Strijk nieuwe, schone motorolie op de afdichting van het nieuwe filter. 4. Monteer het filter handmatig tot het aanligt + 3/4 slagen. 8009-161 5.
SMEREN 15. Parkeerremkabel Pro 18 AWD Verwijder het deksel van de frametunnel. Smeer de beide uiteinden van de kabel. Haal de rubberen bescherming van de kabel weg tijdens het smeren. Smeer de kabel met een oliekan, trap enkele keren op het rempedaal en smeer opnieuw. Plaats het deksel weer op de frametunnel. 8009-691 8009-686 16. Rechter achteraslager Smeer op Pro AWD met een vetspuit tot er vet naar buiten wordt geperst.
SCHEMA VOOR HET OPSPOREN VAN STORINGEN Probleem Oorzaak De motor start niet • • • • Er zit geen brandstof in de brandstoftank Bougies verkeerd (choke bij warme motor) Bougieaansluitingen verkeerd of verwisseld Vuil in carburateur of brandstofleiding, oude brandstof De startmotor trekt de motor niet rond • • • • • De accu is leeg Slecht contact bij de kabelaansluitingen van de accupolen De hefstang van het maaielement in verkeerde stand De hoofdzekering kapot.
STALLEN Winterstalling Aan het einde van het maaiseizoen moet de zitmaaier direct klaar gemaakt worden voor stalling, dit moet ook gebeuren wanneer hij langer dan 30 dagen ongebruikt blijft staan. Brandstof die lange periodes blijft staan (30 dagen of meer) kan plakkerige lagen afzetten, die de carburateur verstoppen en de werking van de motor verstoren. Een brandstofstabilisator is een acceptabel alternatief als het gaat om het voorkomen van plakkerige afzettingen tijdens het stallen.
AANSLUITSCHEMA 8009-570 Rider Pro 15 -18 8009-678 Rider Pro 18 AWD 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13.
AANSLUITSCHEMA Rider Pro 15 -18 8009-588 Nederlands - 67
AANSLUITSCHEMA Rider Pro 18 AWD 68 – Nederlands 8009-679
TECHNISCHE GEGEVENS Afmetingen Rider Pro 15 Rider Pro 18 Rider Pro 18 AWD Lengte zonder maaielement Breedte zonder maaielement Hoogte Bedrijfsgewicht zonder maaielement Asafstand 2 030 mm/6,65 ft 900 mm/2,95 ft 1 130 mm/3,70 ft 2 030 mm/6,65 ft 900 mm/2,95 ft 1 130 mm/3,70 ft 2.030 mm/6,65 ft 900 mm/2,95 ft 1.130 mm/3,70 ft 245 kg/540 lb 873 mm/2,86 ft 261 kg/576 lb 873 mm/2,86 ft 284 kg/626 lb 873 mm/2,86 ft Bandenmaat Luchtdruk achter - voor Max.
TECHNISCHE GEGEVENS Maaielement Combi 94 Combi 103 Combi 112 Maaibreedte Maaihoogtes Maaihoogteinstelling Mesdiameter Gewicht 940 mm/93,88 cm 30 - 90 mm /1 3/16"-3 1/2" 40 mm/1 9/16" 360 mm/14" 52 kg/52,16 kg 1.030 mm/103,02 cm 40 - 80 mm / 0,13 - 0,26 ft 35 mm/3,35 cm 390 mm/39,01 cm 46 kg/45,81 kg 1.120 mm/111,86 cm 40 -100 mm /1 9/16"-3 7/8" 35 mm/3,35 cm 420 mm/41,76 cm 52 kg/115 lb incl.
EG-VERKLARING VAN OVEREENSTEMMING EG-verklaring van overeenstemming (Geldt alleen voor Europa) Husqvarna AB, SE-561 82 Huskvarna, Zweden, telefoon: +46-36-146500, verklaart hierbij dat zitmaaier Husqvarna Rider Pro 15, Pro 18 en Pro 18 AWD met een serienummer uit het jaar 2005 en verder (het jaar met daaropvolgend een serienummer wordt duidelijk aangegeven op het productplaatje), in overeenstemming is met de voorschriften in de RICHTLIJNEN VAN DE RAAD: - van 22 juni 1998 ”betreffende machines” 98/37/EG, bij
SERVICEJOURNAAL Maatregel Leverservice 1. Vul de accu met accuzuur en laadt hem vier uur op. 2. Monteer stuur, zitting en in voorkomende gevallen overige onderdelen. 3. Monteer het maaielement. 4. Stel het maaielement af: Stel de hefveer af (het ”gewicht” van het maaielement moet 1215 kg worden, moet de borstel gebruikt worden stel af op max. veerkracht). Stel het maaielement zo af dat de achterkant 2-4 mm hoger is dan de voorkant.
SERVICEJOURNAAL Maatregel Datum, meterstand, stempel, handtekening 25 uursservice 1. Maak de voorreiniger (schuimplastic) van de luchtreiniger schoon. (Kortere intervallen bij stoffige bedrijfsomstandigheden.) 2. Maak de koelluchtinlaat van de motor en de luchtinlaat van de transmissie schoon. 3. Maak de luchtfilters van de brandstofpomp schoon. (bij stoffige bedrijfsomstandigheden). 4. Controleer de bevestigingsschroeven van de geluiddemper.
SERVICEJOURNAAL Maatregel 50 uursservice 1. Maak de voorreiniger van de luchtreiniger (schuimplastic filter) schoon/vervang het. (Kleinere intervallen bij stoffige bedrijfsomstandigheden). 2. Maak de koelluchtinlaat van de motor en de luchtinlaat van de transmissie schoon. 3. Maak het papierfilter van de luchtreiniger schoon. 4. Maak de luchtfilters van de brandstofpomp schoon. 5. Controleer de bevestigingsschroeven van de geluiddemper. 6. Controleer/stel de maaihoogteinstelling af. 7.
SERVICEJOURNAAL Maatregel Datum, meterstand, stempel, handtekening 100/200 uursservice 1. Ververs motorolie. Vervang het oliefilter om de 200 uur. 2. Maak de voorreiniger (schuimplastic filter) van de luchtreiniger schoon/vervang het. 3. Maak het papierfilter van de luchtreiniger schoon. Vervang om de 200 uur. (Kortere intervallen bij stoffige bedrijfsomstandigheden.) 4. Maak de koelluchtinlaat van de motor en de luchtinlaat van de transmissie schoon. 5.
SERVICEJOURNAAL Maatregel 300 uursservice 1. Keur de machine. Extra werkzaamheden? 2. Ververs motorolie. Vervang het oliefilter om de 200 uur. 3. Vervang luchtfilter (schuimplastic filter). 4. Vervang luchtfilter (papieren filter). 5. Maak de koelluchtinlaat van de motor en de luchtinlaat van de transmissie schoon. 6. Maak de koelflenzen van motor en transmissies schoon. 7. Controleer de bevestigingsschroeven van de geluiddemper. 8. Controleer/stel de maaihoogteinstelling af. 9.
SERVICEJOURNAAL Maatregel Datum, meterstand, stempel, handtekening Ten minste een keer per seizoen 1. Vervang de motorolie (100 uur). 2. Maak de voorreiniger van de luchtreiniger (schuimplastic filter) (25 uur) schoon/vervang het. (Kleinere intervallen bij stoffige bedrijfsomstandigheden). 3. Vervang/maak het papieren filter van de luchtreiniger schoon (100 uur). (Kortere intervallen bij stoffige bedrijfsomstandigheden.) 4. Maak de luchtfilters van de brandstofpomp schoon (50 uur). 5.
SERVICEJOURNAAL Datum, meterstand, stempel, handtekening Maatregel ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
SERVICEJOURNAAL Datum, meterstand, stempel, handtekening Maatregel ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
SERVICEJOURNAAL Datum, meterstand, stempel, handtekening Maatregel ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
Nederlands - 81
115 00 07-36 ´®z+RÆi¶6p¨ 2005W05