Operation Manual

9
Afdrukken vanaf de computer
U kunt de HP All-in-One gebruiken in combinatie met elke softwaretoepassing
waarmee u kunt afdrukken. Welke instructies op u van toepassing zijn, hangt af van
het feit of u een Windows-computer of een Mac gebruikt. Volg in dit hoofdstuk de
instructies die van toepassing zijn op uw besturingssysteem.
Naast de afdrukmogelijkheden die in dit hoofdstuk worden beschreven, kunt u
afbeeldingen rechtstreeks afdrukken vanaf een geheugenkaart, een digitale camera of
een ander opslagapparaat. U kunt ook afdrukken vanaf een ondersteund Bluetooth-
apparaat, zoals een cameratelefoon of een personal digital assistant (PDA);
Daarnaast kunt u gescande afbeeldingen gebruiken in afdrukprojecten in de
HP Image Zone. Windows-gebruikers kunnen ook afdrukken naar een extern
apparaat dat verbonden is met het netwerk.
Zie De foto- en videofuncties gebruiken voor meer informatie over het afdrukken
vanaf een geheugenkaart of een digitale camera.
Zie de Help van HP Image Zone voor meer informatie over het uitvoeren van
speciale afdruktaken of het afdrukken van afbeeldingen met behulp van
HP Image Zone.
Zie de on line Help van HP Image Zone voor meer informatie over het afdrukken
vanaf een extern apparaat.
Deze gebruikershandleiding bevat slechts een aantal van de functies die u kunnen
helpen als u met uw HP All-in-One foto's wilt gaan afdrukken vanuit een
softwaretoepassing. Raadpleeg de on line Help van HP Image Zone van de software
die bij de HP All-in-One is geleverd voor informatie over alle afdrukinstellingen die uw
HP All-in-One ondersteunt. De on line Help van HP Image Zone bevat onder andere
informatie over het afdrukken van een poster en het afdrukken van meerdere pagina's
op een enkel vel. Zie De on line Help gebruiken voor meer informatie over de Help
van HP Image Zone.
Afdrukken vanuit een softwaretoepassing
De meeste afdrukinstellingen worden automatisch bepaald door de softwaretoepassing
waarmee u afdrukt of door de HP ColorSmart-technologie. U hoeft de instellingen
alleen handmatig te wijzigen als u de afdrukkwaliteit wilt veranderen, als u wilt
afdrukken op speciale papiersoorten of transparanten of als u speciale functies wilt
gebruiken.
Afdrukken vanuit een softwaretoepassing (Windows)
1. Zorg ervoor dat er papier in de papierlade is geplaatst.
2. Klik op Afdrukken in het menu Bestand van uw softwaretoepassing.
3. Selecteer de HP All-in-One als de printer.
4. Als u instellingen moet wijzigen, klikt u op de knop waarmee het dialoogvenster
Eigenschappen wordt geopend.
Afhankelijk van de softwaretoepassing heeft deze knop de naam
Eigenschappen, Opties, Printerinstellingen of Printer.
Gebruikershandleiding 127
Afdrukken