Operation Manual

referentiehandleiding
Faxfuncties gebruiken
45
Faxen
4 Druk op OK.
5 Voer uw faxnummer met het numerieke toetsenblok in.
6 Druk op OK.
Tekst invoeren
In de volgende lijst vindt u een aantal tips voor het invoeren van tekst met behulp
van het toetsenblok op het bedieningspaneel.
Druk op de toetsenbloknummers die overeenstemmen met de letters van
een naam.
Druk meerdere malen op een knop om de beschikbare tekens te bekijken.
Opmerking: Afhankelijk van de instelling voor land/regio die u hebt
geselecteerd, kunnen extra tekens beschikbaar zijn.
Zodra de juiste letter wordt weergegeven, drukt u op . Hierna drukt u op
het nummer dat overeenstemt met de volgende letter in de naam. Druk
meerdere malen op de toets, totdat de juiste letter wordt weergegeven.
Als u een spatie wilt invoegen, drukt u op Spatie (#).
Als u een pauze wilt invoeren, drukt u op Opnieuw kiezen/Pauze.
Als u een teken zoals @ wilt invoeren, drukt u op Symbolen (*) om door de
lijst met beschikbare symbolen te kunnen bladeren. ( *, -, &, ., / (), ‘, =, #,
@, _, + en !)
Als u een vergissing hebt gemaakt, drukt u op om het fout getypte teken
te wissen, waarna u het juiste teken invoert.
Nadat u de tekst hebt ingevoerd, drukt u op OK om de ingevoerde
gegevens op te slaan.
Het invoeren van de faxkoptekst gaat gemakkelijker met de wizard Fax-setup in
HP Director (HP-dirigent) dat u voor de HP Officejet hebt geïnstalleerd. Behalve
de faxkoptekst kunt u ook gegevens invoeren voor het faxvoorblad. Deze
gegevens worden gebruikt als u met de computer een faxbericht met een
voorblad verstuurt. Zie de HP foto- en beeldbewerking Help die bij de software
is geleverd voor meer informatie.
2
ABC
De letters A, B en C corresponderen met cijfer 2
enzovoort.
5
JKL
Om dit teken te maken: j k l J K L 5
Drukt u dit aantal
malen op 5:
1234567