Operation Manual

DU
Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer 73
De printer reinigen
Voor behoud van de afdrukkwaliteit volgt u de reinigingsprocedures
op de volgende pagina's iedere keer wanneer de tonercassette wordt
vervangen of wanneer zich problemen met de afdrukkwaliteit
voordoen. Houd de printer zoveel mogelijk vrij van stof en vuil.
z Maak de buitenkant van de printer schoon met een enigszins
met water bevochtigde doek.
z
De binnenkant kan met een droge, pluisvrije doek worden
schoongemaakt.
VOORZICHTIG
Gebruik geen op ammoniak gebaseerde schoonmaakmiddelen op
of rond de printer. Zorg bij het schoonmaken van de printer dat u de
transfer-rol (onder de tonercassette) niet aanraakt. Olie van de huid
op de rol kan de afdrukkwaliteit verminderen.
De procedures voor het reinigen van de
printer gebruiken
Tijdens het afdrukproces kunnen zich in de printer papier-, toner-
en stofdeeltjes verzamelen. Na verloop van tijd kan het verzameld
vuil problemen veroorzaken met de afdrukkwaliteit (toner-stippen
of vegen). De printer beschikt over twee reinigingsprocedures
waarmee dit soort problemen voorkomen en verholpen kunnen worden.
Opmerking Om de reinigingspagina voor de motor juist te laten werken drukt u de
pagina af op kopieerpapier en niet op bankpostpapier of ruw papier.
De motor reinigen
Tijdens deze reinigingsprocedure wordt kopieerpapier uit lade 2
gebruikt voor het verwijderen van stof en toner uit de papierbaan.
Gebruik deze procedure als u op de afdrukken toner-stippen bemerkt.
De procedure levert een blanco pagina op die weggegooid moet
worden. Zie "De reinigingsprocedure starten" op pagina 74.