Galaxy Flex Gebruikershandleiding Honeywell Security
Inhoud Inleiding ........................................................................................... 5 Uw alarmsysteem instellen .............................................................. 6 Gebruikers........................................................................................................... 6 Bediening van de centrale ................................................................................... 6 Blokken ......................................................................
Alle Blokken Inschakelen (19 ent) ..................................................................... 18 Display Zones (21 ent). ..................................................................................... 19 Display Geheugen (22 ent) ............................................................................... 19 Systeem (23 ent) ............................................................................................... 21 Print Opties (24 ent) .............................................
Inleiding De FLEX is een programmeerbare alarmcentrale waarmee u op een veilige en betrouwbare manier uw huis of bedrijf kunt beveiligen. Uw installateur kan het systeem volledig op maat maken zodat het aan uw levensstijl of werkwijze is aangepast. Als uw wensen veranderen, kan uw installateur de benodigde wijzigingen aanbrengen in de systeemconfiguratie om u naast het gebruiksgemak de beste beveiliging te blijven bieden. Bij correct gebruik biedt een alarmsysteem beveiliging van uzelf en uw eigendom.
Uw alarmsysteem instellen Gebruikers Iedereen die het systeem gebruikt, wordt beschouwd als gebruiker en heeft een eigen, unieke identiteit in de vorm van een pincode, prox-tag of draadloze keyfob, of een combinatie hiervan. U kunt verschillende toegangniveaus toewijzen aan gebruikers, zodat zij specifieke functies van het alarmsysteem kunnen gebruiken. Het instellen van gebruikers staat beschreven in het gedeelte Menutoegang van deze handleiding.
Bediendeel Uw systeem zal over ten minste één Mk8-bediendeel beschikken. 1 2 3 A 4 5 6 B 7 8 9 ent Û 0 # esc Mk8 LCD-bediendeel Gebruik de cijfertoetsen om pincodes in te voeren en opties te wijzigen.
Prox-tags en -kaarten Prox-tags en -kaarten zijn apparaten die een microchip met een uniek serienummer bevatten. Dit nummer wordt door het systeem uitgelezen en geïdentificeerd wanneer u de tag of kaart voor een prox-lezer houdt. Met prox-tags en -kaarten kunt u het systeem alleen in- en uitschakelen. Prox-lezers zijn gewoonlijk geïntegreerd in de behuizing van een bediendeel en kunt u herkennen aan het prox-symbool, zoals te zien is in de figuur.
Systeem inschakelen – Volledig inschakelen Zorg dat alle deuren en ramen zijn gesloten voordat u het systeem inschakelt. Het systeem kan niet worden ingeschakeld als er een alarm wordt weergegeven dat niet is gereset. Het systeem volledig inschakelen: 1. Voer een van de volgende stappen uit: Bediendeel: Voer uw pincode in en druk vervolgens op A. Keyfob: Druk op Prox-tag of -kaart: Houd de tag of kaart gedurende drie seconden voor het prox-symbool of de MAX4-lezer. (de bovenste knop).
Systeem inschakelen – Deelbeveiliging Het inschakelen van de deelbeveiliging is vergelijkbaar met het volledig inschakelen van het systeem. Hierbij worden echter bepaalde detectors overbrugd, zoals is overeengekomen met uw installateur. Bovendien kan het systeem door de installateur zodanig worden geprogrammeerd dat het geluid van de uitgangstimer tijdens het inschakelen niet wordt weergegeven (stille inschakeling). De deelbeveiliging inschakelen: 1.
TCB800M-keyfob De TCB800M is een multifunctionele keyfob. Afhankelijk van de configuratie van de keyfob kan het echter zijn dat u niet alle functies in tabel 1 hieronder kunt gebruiken. Tabel 1 Knopcombinaties TCB800m Knopcombinaties Functie LED's Wanneer u één of meer knoppen indrukt, knipperen de bijbehorende LED's totdat het paneel reageert. Als de opdracht succesvol is uitgevoerd, stoppen de LED's met knipperen en blijven ze drie seconden continu branden.
Tabel 2 Paneelstatus LED's Paneelstatus (blokken uitgeschakeld) Paneelstatus (blokken ingeschakeld) Volledig ingeschakeld Alle blokken volledig ingeschakeld Uitgeschakeld Alle blokken uitgeschakeld Deelbeveiligd Alle blokken deelbeveiligd Niet beschikbaar Blokken hebben verschillende statussen Bezig met inschakelen Bezig met inschakelen Reset vereist Reset vereist Opmerkingen De LED's knipperen totdat het paneel reageert.
Systeem uitschakelen Het systeem uitschakelen: 1. Betreed de beveiligde zone via de afgesproken route. Er begint een getimede entreeperiode en u hoort een pulserende toon. 2. Voer een van de volgende stappen uit: Bediendeel: Voer uw gebruikerscode in en druk vervolgens op ent. Keyfob: Druk op Prox-tag of -kaart: Houd de tag of kaart voor het prox-symbool of de MAX4-lezer. (de tweede knop van boven).
Alarm resetten Het proces voor het resetten van een alarm lijkt op het uitschakelen van het systeem. Als er echter een draadloze keyfob of prox-tag is gebruikt, kunt u alarmen alleen bekijken op een bediendeel door uw gebruikercode in te voeren en de instructies op het scherm te volgen. Alleen specifieke gebruikers kunnen het systeem na een alarm resetten. Uw installateur kan u vertellen welke gebruikers dit kunnen doen.
Blokken in- en uitschakelen Het is mogelijk om het alarmsysteem te verdelen in aparte groepen of 'blokken' die afzonderlijk van elkaar kunnen worden in- en uitgeschakeld.
Menumode De menumode activeren: Voer uw pincode in en druk vervolgens op ent. De eerste menucategorie wordt weergegeven. 10=INSCHAKELMENU [ent]=Selecteer U kunt nu: In het menu navigeren met de navigatietoetsen (A en B), de ent-toets en de esc-toets Naar specifieke menuopties springen door direct het nummer van de optie in te voeren, gevolgd door ent Hieronder vindt u een overzicht van de beschikbare functies.
Overbrug Zone (11 ent) Met deze optie kunt u een detectiezone tijdelijk uitschakelen. U kunt bijvoorbeeld een bewegingsdetector uitschakelen wanneer u de hond thuis laat. De overbrugging van een zone geldt slechts tijdens één inschakelperiode en wordt automatisch gereset als het systeem wordt uitgeschakeld. Een specifieke zone overbruggen: 1. Selecteer Overbrug Zone. De eerste overbrugbare zone wordt weergegeven. 2. Blader naar de zone die u wilt overbruggen. 3. Druk op #.
Direkt Inschakelen (16 ent) Met deze optie kunt u alle zones direct inschakelen, Er wordt geen geluidssignaal gegeven of uitgangstijd gestart. Deelbeveiliging/Stil (17 ent) Wanneer u deze optie kiest, worden alle zones ingeschakeld waarvan het kenmerk voor deelbeveiliging is ingeschakeld. Er geldt een normale getimede afsluitprocedure zonder geluidssignaal. Wanneer er zich een alarm voordoet tijdens een stille deelbeveiliging, zoals een brandalarm, wordt de normale werking geactiveerd.
Display Zones (21 ent) Met deze optie kunt u de status van elke afzonderlijke detectiezone van het systeem weergeven. Wanneer u de optie selecteert, wordt de eerste systeemzone als volgt weergegeven: status 1001 ZONE1 functie GESLOTEN 1001 ZONE1 LAATSTE Op de bovenste regel wordt het zoneadres weergegeven met de huidige status (open, gesloten, enz). Deze wisselt af met de zonefunctie. Opmerking: Als blokken zijn ingeschakeld, wordt het blok weergegeven na het zoneadres.
Druk op A en B om door de gebeurtenissen te bladeren. Houd de navigatietoetsen ingedrukt om per dag door de gebeurtenissen te bladeren. Tijdens het bladeren wordt hierbij alleen de datum weergegeven. Druk op # om aanvullende informatie weer te geven, voor zover deze beschikbaar is. Opmerking: Als blokken zijn ingeschakeld, kunt u de weer te geven blokken selecteren voordat u het logboek opent.
Display Systeem (23 ent) Met deze optie kunt u een overzicht van de systeemconfiguratie weergeven. Er worden twee regels met informatie tegelijk weergegeven.
Toegang Geheugen (25 ent) Met deze optie kunt u informatie over toegangbeheergebeurtenissen in het geheugen weergeven. U kunt de gebeurtenissen bovendien als volgt filteren: Individuele DCM's of MAX-lezers Individuele gebruikers Looptest (31 ent) Met deze optie kunt u geteste en niet-geteste zones weergeven en een looptest starten. Het wordt aanbevolen om elke maand een looptest uit te voeren. Alle zones testen: Druk op 2 ent 2 ent 1 ent. Geselecteerde zones testen: 1. Druk op 2 ent 2 ent 2 ent.
Test Uitgang (32 ent) Met deze optie kunt u de externe sirene en flitser testen. Een sirene of flitser testen: 1. Selecteer Sirene of Flitser en druk vervolgens op ent. De apparaatstatus (aan of uit) wordt weergegeven. 2. Druk op ent om het apparaat te testen door het in- en uit te schakelen. 3. Druk op esc om de test te beëindigen. Tijd en Datum (41 ent) Met deze optie kunt u de tijd en datum in het systeem instellen. Er zijn twee subopties: A=Tijd en B=Datum.
Druk op 42 ent 1 ent om gebruikers weer te geven. De gegevens van de eerste gebruiker worden weergegeven. Hieronder wordt een standaardvoorbeeld getoond: gebruikercode gebruikernaam toegekende RF-fob □ = geen pincode toegewezen ■ = pincode toegewezen 001 GEBR R □ m L3 A *12345678 gebruikertype (niveau) blokkeuze toegekende prox-tag toegewezen blokken Druk op A en B om naar andere gebruikers te bladeren. Druk op ent om de opties voor de gebruiker weer te geven. De eerste optie is Wijzig Code.
03=Wijzig Naam Met deze optie kunt u een label van maximaal 6 tekens toewijzen aan de gebruiker om identificatie in het gebeurtenisgeheugen te vereenvoudigen. 04=Schema Met deze optie kunt u een gebruiker toestaan om het systeem in en uit te schakelen tijdens een periode UIT in het weekschema. Stel deze optie in op 00=Geen om een pincode op elk moment bruikbaar te maken. 05=Wijzig Blok Als blokkenmode is ingeschakeld, kunt u de blokken bewerken waartoe u toegang hebt.
08=Kaart Bediendeel De werking van de menuoptie die is toegewezen aan de MAX-kaart, kan worden beperkt tot één bediendeel. Wanneer u deze optie selecteert, wordt weergegeven. Hiermee wordt aangegeven dat er geen bediendeel is opgegeven. Een bediendeel toewijzen: 1. Druk op #. Het adres van het eerste bediendeel in het systeem wordt weergegeven. 2. Druk op A of B om het gewenste bediendeel te selecteren en druk vervolgens op ent.
2=Batch Testen Met deze optie kunt u het tagnummer controleren dat is opgeslagen in de centrale voor de tag die voor de Batch DCM wordt gehouden. Hiermee kunt u ook direct naar de details voor de gebruikersprogrammering gaan die aan de gepresenteerde tag zijn toegewezen. 3=Batch Verwijderen Met deze optie kunt u kaartnummers verwijderen. Vóór het verwijderen wordt een waarschuwing weergegeven. 4=Begin Batch Met deze optie kunt u het eerste nummer voor de registratie bepalen.
Druk wanneer u de optie Inbraakspoor hebt geselecteerd op # om aanvullende informatie over specifieke gebeurtenissen weer te geven. Bij gebruikersgebeurtenissen wordt het bediendeel, het gebruikersniveau en het huidige blok weergegeven. Bij alarmgebeurtenissen wordt de zoneomschrijving weergegeven als die is geprogrammeerd. Druk op om het weergegeven inbraakspoor af te drukken. U kunt het afdrukken afbreken door op esc te drukken.
Zonereferentietabel ZONE RIO 00 FUNCTIE OMSCHRIJVING BELFUNCTIE OVERBRUGBAAR DEELBEV.
Conformiteit Dit product is geschikt voor gebruik in systemen conform de richtlijn EN50131-1:2006 +A1: 2009 en PD6662: 2006. Dit product is getest op conformiteit met EN50131-3: 2009 door BRE Global Ltd.
31
800-08754-06_Rev_A1 © Copyright Honeywell Security