Kleurenlaserprinter Auteursrechten Niets uit dit document mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar worden gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, via fotokopieën of opnamen, hetzij op enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Seiko Epson Corporation. SEIKO EPSON CORPORATION wijst alle patentaansprakelijkheid af wat betreft het gebruik van de informatie in dit document.
Marigold is een handelsmerk van Arthur Baker en is mogelijk gedeponeerd in bepaalde rechtsgebieden. CG Times en CG Omega zijn handelsmerken van Agfa Monotype Corporation en zijn mogelijk gedeponeerd in bepaalde rechtsgebieden. Arial, Times New Roman en Albertus zijn handelsmerken van The Monotype Corporation en zijn mogelijk gedeponeerd in bepaalde rechtsgebieden.
Veiligheidsvoorschriften Veiligheid Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en opmerkingen w Waarschuwingen moet u zorgvuldig in acht nemen om lichamelijk letsel te voorkomen. c Voorzorgsmaatregelen worden aangeduid met 'Let op' en moeten worden nageleefd om schade aan het apparaat te voorkomen. Opmerkingen bevatten belangrijke informatie over en tips voor het gebruik van de printer.
Veiligheidsvoorschriften U moet deze voorzorgsmaatregelen in acht nemen om veilig en efficiënt met de printer te kunnen werken. ❏ U moet de printer niet alleen optillen of verplaatsen, omdat de printer met de geïnstalleerde verbruiksgoederen ongeveer 37 kg weegt. De printer moet door twee personen worden opgetild en moet worden vastgepakt op de juiste posities, zoals hieronder wordt weergegeven. * * De printer niet hier optillen.
❏ Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR). Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer warm worden. Als u een van deze delen moet aanraken, moet u het apparaat eerst 30 minuten laten afkoelen. 1 2 1. Steek uw hand niet te ver in de fixeereenheid. 2. CAUTION HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR) ❏ Steek uw hand niet te ver in de fixeereenheid.
❏ Haal tonercartridges niet uit elkaar en breng geen aanpassingen aan. U kunt de cartridges niet opnieuw vullen. ❏ Raak de toner niet aan. Zorg dat u geen toner in uw ogen krijgt. ❏ Verbrand een gebruikte tonercartridge, fotogeleidingseenheid, fixeereenheid of afvalbak voor toner niet. Ze kunnen exploderen en letsel veroorzaken. Neem bij het weggooien van deze onderdelen de geldende milieuvoorschriften in acht.
❏ Voor een optimale afdrukkwaliteit kunt u de fotogeleidingseenheid beter niet bewaren in ruimten met direct zonlicht, stof, zilte lucht of bijtende gassen (bijvoorbeeld ammoniakgas). Vermijd ruimtes die onderhevig zijn aan plotselinge schommelingen in temperatuur en vochtigheid. ❏ Bewaar de verbruiksgoederen buiten het bereik van kinderen. ❏ Laat vastgelopen papier niet in de printer zitten. Hierdoor kan de printer oververhit raken. ❏ Gebruik geen stopcontacten waarop andere apparaten zijn aangesloten.
❏ De openingen in de behuizing dienen voor ventilatie. U mag deze openingen niet afdekken. Zet de printer niet op een bed, bank, tapijt of soortgelijke ondergrond. Zet de printer ook nooit in een kleine, afgesloten ruimte, tenzij er voldoende ventilatie rond de printer is. ❏ Alle interfaceconnectors van deze printer zijn onbeperkte stroombronnen (Non-LPS). ❏ Sluit de printer aan op een stopcontact dat voldoet aan de stroomvereisten voor deze printer.
❏ Als u een verlengsnoer gebruikt voor de printer, mag de totale stroombelasting in ampère van alle aangesloten apparaten niet hoger zijn dan de maximale belasting voor het verlengsnoer. ❏ Haal in de volgende gevallen de stekker uit het stopcontact en doe een beroep op een onderhoudsmonteur: A. als het netsnoer of de stekker beschadigd is; B. als er vloeistof in de printer is gekomen; C. als de printer is blootgesteld aan regen of water; D.
❏ Raak de onderdelen in het binnenwerk van de printer nooit aan, tenzij dit wordt voorgeschreven in de documentatie van de printer. ❏ Ga steeds rustig te werk bij het plaatsen van onderdelen. Hoewel de printer tegen een stootje kan, kunnen onderdelen door onnodig gebruik van kracht beschadigd worden. ❏ Bewaar de verbruiksgoederen buiten het bereik van kinderen. ❏ Gebruik de printer niet in een vochtige omgeving. ❏ Laat vastgelopen papier niet in de printer zitten. Hierdoor kan de printer oververhit raken.
ENERGY STAR® Als ENERGY STAR®-partner heeft Epson bepaald dat dit product voldoet aan de richtlijnen van het ENERGY STAR®-programma inzake doeltreffend energieverbruik.
Laserbeveiliging w Waarschuwing: Het uitvoeren van procedures en aanpassingen die niet in de documentatie van de printer staan beschreven, kan leiden tot blootstelling aan gevaarlijke straling. Uw printer is een product met een laser van klasse 1 zoals vastgelegd in IEC60825. In de landen waar dit verplicht is, is het hier getoonde label achter op de printer aangebracht. Interne laserstraling Max. gem.
Ozon Verspreiding van ozon Ozon is een gas dat door laserprinters wordt geproduceerd. Dit gebeurt alleen tijdens het afdrukken. Ozonlimiet De aanbevolen limiet voor de blootstelling aan ozon bedraagt 0,1 ppm (parts per million; gemiddelde concentratie in een periode van acht (8) uur). Laserprinters van Epson produceren minder dan 0,1 ppm in een periode van acht (8) uur onafgebroken afdrukken.
Voorzorgsmaatregelen bij in- en uitschakelen In de volgende gevallen moet u de printer niet uitschakelen: ❏ Als u de printer hebt ingeschakeld, wacht u totdat Ready (Gereed) op het LCD-scherm verschijnt. ❏ Als het lampje knippert dat normaal aangeeft dat de printer gebruiksklaar is. ❏ Als het lampje Data brandt of knippert. ❏ Tijdens het afdrukken.
Inhoudsopgave Veiligheidsvoorschriften Veiligheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en opmerkingen . . 3 Veiligheidsvoorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Belangrijke veiligheidsvoorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 Veiligheidsinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Dubbelzijdig afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Fit to page printing (Aanpassen aan pagina voor afdrukken) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Pagina's per vel afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Watermerken afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Overlays afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Overlays gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .85 Formulieroverlays op de vaste schijf gebruiken . . . . . . . . . . .91 Dubbelzijdig afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .97 Geavanceerde instellingen opgeven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .100 Optionele instellingen opgeven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .103 Statusvel afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Printerinstellingen wijzigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Instelling voor afdrukkwaliteit opgeven . . . . . . . . . . . . . . . . Afdrukformaat aanpassen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Afdruklay-out aanpassen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Watermerken gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Dubbelzijdig afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De PostScript-printerdriver gebruiken onder Windows . . . . . . . .222 PostScript-printerdriver installeren voor de parallelle interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .222 PostScript-printerdriver installeren voor de USB-interface . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .224 PostScript-printerdriver installeren voor de netwerkinterface. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Menu PS3 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Menu ESC/P2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Menu FX . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Menu I239X . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Menu Support (Ondersteuning) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Printer Adjust Menu (Menu Printer Aanp.) . . . . . . . . . . . . .
Geheugenmodule . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .329 Geheugenmodule installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .330 Geheugenmodule verwijderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .333 Interfacekaart . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .334 Interfacekaart installeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .334 Interfacekaart verwijderen . . . . . . . . . . . . . . . .
Hoofdstuk 11 Probleemoplossing Papierstoringen verhelpen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Voorzorgsmaatregelen voor het verhelpen van papierstoringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Jam A (Vast A) (klep A) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Jam A, B (Vast A, B) (klep A en B) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Jam MP, A (Vast MP, A) (MP-lade en klep A) . . . . . . . . . . .
Afbeeldingen zijn niet volledig afgedrukt . . . . . . . . . . . . . . .412 Er worden lege pagina's uitgevoerd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .412 De afdruk is licht of vaag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .413 De onbedrukte zijde van de pagina is vuil . . . . . . . . . . . . . . .414 Geheugenproblemen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .414 Verminderde afdrukkwaliteit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De printerlettertypen kunnen niet worden geïnstalleerd . . 431 Tekst en afbeeldingen hebben geen strakke randen . . . . . . 431 De printer drukt niet normaal af via de parallelle interface (alleen Windows 98) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 431 De printer drukt niet normaal af via de USB-interface . . . . 432 De printer drukt niet normaal af via de netwerkinterface . 432 Er is een niet nader gespecificeerde fout opgetreden (alleen Macintosh). . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Tonercartridge. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .449 Fotogeleidingseenheid. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .450 Fixeereenheid 120/220. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .450 Afvalbak voor toner . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .450 Appendix C Lettertypen Werken met lettertypen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Hoofdstuk 1 Printeronderdelen en -functies Informatiebronnen Installatiehandleiding Hierin vindt u informatie over het monteren van de printer en het installeren van de printerdriver. Gebruikershandleiding (deze handleiding) Hierin vindt u gedetailleerde informatie over printerfuncties, optionele producten, onderhoud, probleemoplossing en technische specificaties. Netwerkhandleiding Deze handleiding bevat informatie voor netwerkbeheerders over de printerdriver en de netwerkinstellingen.
Printeronderdelen 1 Vooraanzicht 1 a 1 b j i c 1 d e 1 f h 1 1 g 1 a. uitvoerlade b. klep B c. vergrendeling klep A d. klep A e. MP-lade (MP staat voor universeel (Multi-Purpose)) f. uitbreidingslade 2 g. uitbreidingslade 1 h. onderste standaardpapierlade i. klep D j.
Achteraanzicht a d b c e f a. Ethernet-interface b. parallelle interface c. USB-interface d. ruimte voor inbouw van interfacekaart e. aan-uitschakelaar f.
Binnenzijde 1 a 1 1 e 1 d 1 c 1 b 1 a. fixeereenheid b. fotogeleidingseenheid c. afvalbak voor toner d. tonercartridge e.
Bedieningspaneel a b c de f g j h a. LCD-scherm Hierop worden de statusberichten van de printer en de menu-instellingen van het bedieningspaneel weergegeven. Terug Omhoog Enter Omlaag Met deze knoppen kunt u de menu's van het bedieningspaneel openen. Hierin kunt u printerinstellingen opgeven en de status van verbruiksgoederen controleren. Zie "Menu's van het bedieningspaneel gebruiken" op pagina 242 voor informatie over het gebruik van de knoppen. b. c. d. e. 30 i f.
h. Start/Stop i. Data (oranje lampje) j. Taak annuleren Het afdrukken wordt onderbroken als u op deze knop drukt. Wanneer het foutlampje knippert, drukt u op deze knop om de fout te verwijderen en de printer weer gebruiksklaar te maken. Dit lampje brandt wanneer in de afdrukbuffer (het gedeelte van het printergeheugen voor het ontvangen van gegevens) afdrukgegevens zijn opgeslagen die nog niet zijn afgedrukt. Het lampje knippert wanneer de printer gegevens verwerkt.
Optionele onderdelen en verbruiksgoederen Optionele onderdelen U kunt een van de volgende optionele onderdelen installeren om de functionaliteit van de printer uit te breiden. ❏ Optionele papierlade (C12C802211) Hiermee verhoogt u de capaciteit van de papierinvoer met maximaal 500 vellen. ❏ Duplexer (C12C802221) Hiermee kunt u automatisch afdrukken op beide zijden van het papier.
Opmerking: Zorg ervoor dat u een geheugenmodule (type DIMM) gebruikt die compatibel is met de producten van EPSON. Neem voor meer informatie contact op met de leverancier van deze printer of een officiële EPSON-onderhoudsmonteur. Verbruiksgoederen 1 1 1 De printer houdt de levensduur van de volgende verbruiksgoederen voor u bij. Op de printer wordt aangegeven wanneer de verbruiksgoederen moeten worden vervangen.
Hoofdstuk 2 Printerkenmerken en verschillende afdrukopties Printerkenmerken De printer bevat een groot aantal kenmerken voor een optimaal gebruikersgemak en kwalitatief hoogstaande afdrukken. De belangrijkste kenmerken worden hieronder beschreven: Afdrukken met hoge kwaliteit Wanneer u de bijgeleverde driver gebruikt, drukt de printer af met een resolutie van 2400RIT* en een snelheid van maximaal 30 pagina’s per minuut (op A4-papier en in zwart-wit).
Afdrukken in kleur en afdrukken in zwart-wit De printer kan afdrukken in zowel kleur als zwart-wit. De printer heeft drie verschillende kleurmodi: afdrukken in kleur, afdrukken in zwart-wit met één zwarte tonercartridge en afdrukken in zwart-wit met vier zwarte tonercartridges. 2 2 2 Tonerbesparingsmodus U kunt conceptversies afdrukken met de tonerbesparingsmodus om het inktverbruik tijdens het afdrukproces te beperken.
Adobe PostScript 3 De printer heeft een modus voor Adobe PostScript 3, die het mogelijk maakt om documenten af te drukken die zijn opgemaakt voor een PostScript-printer. Zeventien schaalbare lettertypen zijn bijgeleverd. Ondersteuning voor IES (Intelligent Emulation Switch) en SPL (Shared Printer Language) zorgt ervoor dat de printer zelf, bij het ontvangen van gegevens, omschakelt van PostScript naar andere emulaties (en omgekeerd).
Verschillende afdrukopties 2 De printer beschikt over verschillende afdrukopties. U kunt in verschillende indelingen afdrukken of verschillende papiersoorten gebruiken voor het afdrukken. Hieronder worden de procedures voor de verschillende afdruktypen beschreven. Kies het geschikte afdruktype.
Fit to page printing (Aanpassen aan pagina voor afdrukken) "Afdrukformaat aanpassen" op pagina 77 (Windows) "Afdrukformaat aanpassen" op pagina 174 (Macintosh) Opmerking: Deze functie is niet beschikbaar voor Mac OS X. Hiermee wordt het formaat van een document automatisch vergroot of verkleind om op het geselecteerde papierformaat te passen.
Pagina's per vel afdrukken 2 "Afdruklay-out aanpassen" op pagina 80 (Windows) 2 "Afdruklay-out aanpassen" op pagina 176 (Macintosh) 2 2 Hiermee kunt u twee of vier pagina's op een enkel vel afdrukken. 2 2 Watermerken afdrukken 2 "Watermerken gebruiken" op pagina 82 (Windows) "Watermerken gebruiken" op pagina 179 (Macintosh) 2 Opmerking: Deze functie is niet beschikbaar voor Mac OS X.
Hiermee kunt u tekst of afbeeldingen als watermerk afdrukken. U kunt bijvoorbeeld “Vertrouwelijk” op een belangrijk document zetten. Overlays afdrukken "Overlays gebruiken" op pagina 85 (Windows) Hiermee kunt u op de afdruk standaardformulieren of sjablonen maken die u als overlays kunt gebruiken wanneer u andere documenten afdrukt. Opmerking: De functie voor overlays kan niet worden gebruikt in de PostScript 3-modus.
De functie Reserve Job (Reserveertaak) gebruiken 2 "Vaste schijf" op pagina 324 "De functie Reserve Job (Reserveertaak) gebruiken" op pagina 106 (Windows) "De functie Reserve Job (Reserveertaak) gebruiken" op pagina 189 (Macintosh) Hiermee kunt u afdruktaken die al eerder op de vaste schijf zijn opgeslagen, rechtstreeks vanaf het bedieningspaneel van de printer afdrukken. Opmerking: U moet een optionele vaste schijf in de printer installeren als u de functie Reserve Job (Reserveertaak) wilt gebruiken.
Hoofdstuk 3 Papierverwerking Papierbronnen In dit gedeelte wordt beschreven welke papiersoorten met welke papierbronnen kunnen worden gebruikt.
EPSON Color Laser Paper A4 Maximaal 150 vellen (maximale stapeldikte: 16,5 mm) EPSON Color Laser Transparencies A4, Letter (LT) Maximaal 60 vellen 3 3 * Als het papier hierboven staat vermeld, kunt u ook de achterzijde van eerder in deze printer bedrukt papier bedrukken.
Papierbron selecteren U kunt een papierbron handmatig instellen of de printer zo instellen dat de papierbron automatisch wordt geselecteerd. Handmatig selecteren U kunt een papierbron handmatig selecteren via de printerdriver of het bedieningspaneel van de printer. Meer informatie over het openen van de printerdriver vindt u (voor Windows) in "De printerdriver openen" op pagina 68 en (voor Macintosh) in "De printerdriver openen" op pagina 165.
Automatisch selecteren U kunt automatisch een papierbron met het juiste papierformaat laten selecteren via de printerdriver of het bedieningspaneel van de printer. Meer informatie over het openen van de printerdriver vindt u (voor Windows) in "De printerdriver openen" op pagina 68 en (voor Macintosh) in "De printerdriver openen" op pagina 165. Zie "Menu's van het bedieningspaneel gebruiken" op pagina 242 voor meer informatie over het gebruik van het bedieningspaneel van de printer.
Opmerking: ❏ Als u in de toepassing instellingen voor papierformaat en -bron opgeeft, kunnen deze de instellingen van de printerdriver overschrijven. ❏ Wanneer u bij Paper Size (Papierformaat) de instelling voor enveloppen opgeeft, kunnen deze alleen via de MP-lade worden ingevoerd, ongeacht de instelling bij Paper Source (Papierbak). ❏ U kunt de prioriteit van de MP-lade wijzigen met de instelling MP Mode (MP MODE) in het Setup Menu (Menu Setup) op het bedieningspaneel.
Papier plaatsen 3 In dit gedeelte wordt beschreven hoe u papier in de printer plaatst. Zie "Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal" op pagina 58 als u speciaal afdrukmateriaal zoals transparanten of enveloppen gebruikt. 3 3 MP-lade 3 Volg de onderstaande instructies om papier in de printer te plaatsen. 1. Zet de printer aan. Druk op de vergrendeling van de MP-lade en open deze lade.
2. Trek de uitbreidingslade van de MP-lade ver genoeg uit voor het papierformaat dat u wilt gebruiken. Opmerking: Wanneer u papier van het formaat A4, Letter of groter gebruikt, moet u uitbreidingslade 2 openen door dit deel omhoog te klappen.
3. Knijp het uitstekende deel en de papiergeleider samen en schuif de papiergeleider aan de rechterzijde naar buiten. 3 3 3 3 3 4. Plaats een stapel van het gewenste afdrukmateriaal in het midden van de papierlade. De afdrukzijde van het papier moet naar beneden gekeerd zijn. 3 3 3 3 3 3 Opmerking: ❏ Plaats het papier met de korte zijde naar voren. 3 ❏ Let erop dat de stapel papier niet boven de maximale stapelhoogte komt.
❏ Papier dat al eerder is bedrukt, moet u goed recht maken voordat u het in de printer plaatst. 5. Knijp het uitstekende deel en de papiergeleider samen en schuif de zijgeleider goed tegen de rechterzijde van het papier. Opmerking: Wanneer het papier is geplaatst stelt u bij MP Tray Size (Std Papierbak) op het bedieningspaneel van de printer het geplaatste papierformaat in.
1. Zet de printer aan en trek de papierlade uit. 3 3 3 3 3 3 3 2. Druk het plateau in de lade omlaag.
3. Leg een stapel papier in de papierlade. De afdrukzijde van het papier moet naar boven gekeerd zijn. Opmerking: ❏ Maak altijd een rechte stapel voordat u het papier in de printer plaatst. ❏ Let erop dat de stapel papier niet boven de maximale stapelhoogte komt. ❏ Zie "Papierformaat wijzigen" op pagina 53 voor instructies als u een ander formaat papier in de papierlade wilt plaatsen.
4. Schuif de papierlade terug in de printer. 3 3 3 3 Opmerking: Wanneer het papier is geplaatst stelt u bij LC Size (Form. Opt-bak) op het bedieningspaneel van de printer het geplaatste papierformaat in. 3 3 3 Papierformaat wijzigen Volg de onderstaande instructies als u een ander formaat papier in de papierlade wilt plaatsen. 1. Trek de papierlade naar buiten. Haal het eventueel reeds aanwezige papier uit de lade.
2. Druk het plateau in de lade omlaag. 3. Verwijder de drie schroeven waarmee het plateau in de papierlade is vastgezet.
4. Stel de drie papiergeleiders af op het formaat van het papier dat u wilt gebruiken. 3 3 3 3 3 3 5. Zet de drie papiergeleiders weer vast met de drie schroeven.
6. Leg het papier in de lade en schuif de lade weer in de printer. Opmerking: Wanneer het papier is geplaatst stelt u bij LC Size (Form. Opt-bak) op het bedieningspaneel van de printer het geplaatste papierformaat in.
Uitvoerlade De uitvoerlade bevindt zich aan de bovenkant van de printer. Aangezien de afdrukken met de afdrukzijde naar beneden in de papierlade terechtkomen, wordt deze lade ook wel de afdruk-benedenlade genoemd. De maximale capaciteit van deze lade is 250 vellen. Als de afdrukken niet netjes op elkaar komen te liggen, moet u het verlengstuk van de uitvoerlade omhoog klappen.
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal U kunt afdrukken op diverse speciale afdrukmaterialen, zoals de volgende Epson-materialen. Opmerking: Aangezien de kwaliteit van een bepaald merk of type afdrukmateriaal op elk moment door de fabrikant kan worden gewijzigd, kan Epson de kwaliteit van geen enkel type afdrukmateriaal garanderen. Probeer het afdrukmateriaal altijd uit voordat u een grote voorraad aanschaft of een omvangrijk bestand afdrukt.
EPSON Color Laser Transparencies 3 Epson beveelt het gebruik van EPSON Color Laser Transparencies aan. 3 Opmerking: U kunt niet dubbelzijdig afdrukken op transparanten. Transparanten kunnen alleen in de MP-lade worden geplaatst. Als u transparanten gebruikt, dient u de volgende papierinstellingen te gebruiken: ❏ Geef de juiste instellingen op bij Basic Settings (Basisinstellingen) in de printerdriver.
❏ Als u transparanten in de MP-lade plaatst, moet u de transparanten met de korte zijde naar voren plaatsen, zoals hieronder wordt weergegeven. ❏ Als u wilt afdrukken op transparanten, plaatst u de transparanten in de MP-lade en stelt u in de printerdriver de papiersoort in op Transparency (Transparant). ❏ Als u in de printerdriver de papiersoort hebt ingesteld op Transparency (Transparant), kunt alleen transparanten in de printer plaatsen. ❏ Afdrukken op transparanten kan erg lang duren.
Enveloppen De afdrukkwaliteit van enveloppen kan onregelmatig zijn omdat enveloppen niet overal even dik zijn. Druk een of twee enveloppen af om de afdrukkwaliteit te controleren. c Let op: Gebruik geen vensterenveloppen. Van de meeste venstertjes smelt het plastic wanneer het in contact komt met de fixeereenheid. Opmerking: ❏ Afhankelijk van de kwaliteit van de enveloppen, de afdrukomgeving en de afdrukprocedure kunnen de enveloppen gekreukeld zijn.
❏ Bij het bedrukken van enveloppen moet u de hendel op de fixeereenheid in de speciale stand voor enveloppen zetten voordat u de enveloppen in de printer plaatst. Zet de hendel weer terug wanneer u klaar bent met het bedrukken van enveloppen. Wanneer de hendel op de stand voor enveloppen staat en u drukt af op ander materiaal dan enveloppen, kan de afdrukkwaliteit te wensen overlaten. In deze omstandigheden kan de toner namelijk niet goed aan het afdrukmateriaal worden gehecht.
❏ Plaats enveloppen met de korte zijde naar voren, zoals hieronder wordt weergegeven. 3 3 3 3 3 ❏ Gebruik geen enveloppen met lijm of plakstrips. c Let op: Zorg dat de enveloppen minimaal de volgende afmetingen hebben: Hoogte: 162 mm Breedte: 98,43 mm 3 3 3 3 2 2 3 1 1 3 1. 98,43 mm 2. 162 mm 3 ❏ Afdrukken op enveloppen kan erg lang duren.
Labels (Etiketten) U kunt een stapel etiketten van maximaal 16,5 mm in de MP-lade plaatsen. Bepaalde etiketten moet u echter vel voor vel invoeren of handmatig plaatsen. Opmerking: ❏ U kunt niet dubbelzijdig afdrukken op etiketten. ❏ Afhankelijk van de kwaliteit van de etiketten, de afdrukomgeving en de afdrukprocedure kunnen de etiketten gekreukeld zijn. Maak eerst een testafdruk voordat u gaat afdrukken op een groot aantal etiketten.
❏ Druk een vel papier op elk vel met etiketten. Als het papier aan het vel met etiketten plakt, moet u de etiketten niet gebruiken in de printer. 3 ❏ Misschien moet u de instelling Thick (Zwaar) opgeven bij Paper Type (Pap soort) in het Setup Menu (Menu Setup). 3 ❏ Afdrukken op etiketten kan erg lang duren. 3 Zwaar papier U kunt zwaar papier (91 tot 163 g/m²) gebruiken in deze printer.
❏ Bij gebruik van EPSON Color Laser Coated Paper moet u instellen dat u zwaar papier gebruikt. ❏ Afdrukken op zwaar (dik) papier kan erg lang duren. Papier met aangepast formaat plaatsen U kunt papier met een niet-standaardformaat (98 × 148 mm tot 216 × 297 mm) in de MP-lade plaatsen als dit voldoet aan de volgende vereisten: Als u een aangepast papierformaat gebruikt, moet u de volgende papierinstellingen opgeven: ❏ Geef de juiste instellingen op bij Basic Settings (Basisinstellingen) in de printerdriver.
❏ In Macintosh moet u de printerdriver openen. Klik op Custom Size (Aangepast formaat) in het dialoogvenster Paper Setting (Papierinstelling). Klik vervolgens op New (Nieuw) en selecteer de instellingen voor papierbreedte en -lengte en marges die overeenkomen met het aangepaste papierformaat. Geef de naam voor de instelling op en klik op OK om het aangepaste papierformaat op te slaan. 3 3 3 ❏ U kunt deze instellingen ook in het Tray Menu (Menu Papierbak) van het bedieningspaneel wijzigen.
Hoofdstuk 4 De printersoftware gebruiken met Windows Printersoftware Met de printerdriver kunt u instellingen opgeven voor optimale printerprestaties. De printerdriver bevat het hulpprogramma EPSON Status Monitor 3, dat u kunt openen via het tabblad Optional Settings (Optionele instellingen). Met EPSON Status Monitor 3 kunt u de printerstatus controleren. Zie "Printer controleren met EPSON Status Monitor 3" op pagina 115 voor meer informatie.
Gebruikers van Windows XP of Server 2003 Als u de printerdriver wilt openen, klikt u op Start gevolgd door Printers and Faxes (Printers en faxapparaten) en Printers. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en klik op Printing Preferences (Voorkeursinstellingen voor afdrukken). 4 4 4 Gebruikers van Windows Me of 98 Als u de printerdriver wilt openen, klikt u op Start, wijst u naar Settings (Instellingen) en klikt u op Printers.
Printerinstellingen wijzigen Instelling voor afdrukkwaliteit opgeven De kwaliteit van afdrukken kunt u aanpassen met instellingen in de printerdriver. Met de printerdriver kunt u afdrukinstellingen opgeven door een keuze te maken uit een lijst met voorgedefinieerde instellingen of door instellingen aan te passen. Afdrukkwaliteit opgeven met de instelling Automatic (Automatisch) U kunt de afdrukkwaliteit aanpassen waardoor u sneller of gedetailleerder kunt afdrukken.
2. Klik op Automatic (Automatisch) en kies de gewenste afdrukkwaliteit. 4 4 4 4 4 4 4 4 3. Klik op OK om de instellingen toe te passen.
Voorgedefinieerde instellingen gebruiken De voorgedefinieerde instellingen zijn bedoeld om de afdrukinstellingen te optimaliseren voor bepaalde documenten, zoals presentaties of afbeeldingen gemaakt met een videocamera of digitale camera. Volg de onderstaande instructies om de voorgedefinieerde instellingen te activeren. 1. Klik op de tab Basic Settings (Basisinstellingen). 2. Selecteer Advanced (Geavanceerd). De voorgedefinieerde instellingen worden weergegeven in de lijst onder Automatic (Automatisch).
3. Selecteer de meest geschikte instelling in de lijst voor de soort document of afbeelding die u wilt afdrukken. Wanneer u een voorgedefinieerde instelling kiest, worden andere instellingen, zoals Printing Mode (Modus), Resolution (Resolutie), Screen (Scherm) en Color Management (Kleurenmanagement), automatisch ingesteld.
Text/Graph (Tekst/Grafisch) Geschikt voor het afdrukken van documenten met tekst en afbeeldingen, zoals presentaties. Graphic/CAD (Grafisch/CAD) Geschikt voor het afdrukken van afbeeldingen en grafieken. PhotoEnhance Geschikt voor het afdrukken van afbeeldingen die zijn gemaakt met een videocamera, digitale camera of scanner. Met EPSON PhotoEnhance4 worden het contrast, de verzadiging en de helderheid van het origineel aangepast voor scherpere afdrukken met levendigere kleuren.
Advanced Photo (Geavanceerd Foto) 4 Geschikt voor het afdrukken van gescande foto's en digitale beelden met hoge kwaliteit. 4 Afdrukinstellingen aanpassen Als u de instellingen wilt wijzigen, moet u dit handmatig doen. Volg de onderstaande instructies om de afdrukinstellingen aan te passen. 1. Klik op de tab Basic Settings (Basisinstellingen). 2. Klik op Advanced (Geavanceerd) en klik op More Settings (Meer instellingen). 3.
❏ Raadpleeg de Help voor meer informatie over alle instellingen wanneer u andere instellingen opgeeft. ❏ Het selectievakje Web Smoothing (Webverbetering) kan niet worden gebruikt wanneer PhotoEnhance is geselecteerd. Deze instelling is nuttig voor schermen met afbeeldingen in 24of 36-bits kleur. Deze instelling heeft geen zin voor schermen met alleen illustraties, grafieken en tekst, zonder foto’s. 4.
Opmerking: ❏ Voor de aangepaste instellingen kunt u niet de naam van een voorgedefinieerde instelling gebruiken. 4 ❏ Als u een aangepaste instelling wilt verwijderen, klikt u op Advanced (Geavanceerd) en klikt u op Save Settings (Bewaar instellingen) op het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen). Vervolgens selecteert u de gewenste instelling in het dialoogvenster Custom Settings (Aangepaste instellingen) en klikt u op Delete (Verwijder). 4 ❏ U kunt voorgedefinieerde instellingen niet verwijderen.
2. Schakel het selectievakje Zoom Options (Zoomopties) in en selecteer het gewenste papierformaat in de vervolgkeuzelijst Output Paper (Uitvoerpapier). De pagina wordt aangepast zodat deze kan worden afgedrukt op het geselecteerde papier. 3.
Pagina's aanpassen volgens een opgegeven percentage 4 1. Klik op het tabblad Advanced Layout (Geavanceerde lay-out). 2. Schakel het selectievakje Zoom Options (Zoomopties) in. 4 3. Schakel het selectievakje Zoom To (Zoomen naar) in en geef vervolgens het vergrotingspercentage op in het daarvoor bestemde vak. 4 4 4 4 4 4 4 Opmerking: U kunt een percentage opgeven tussen 50% en 200%, in stappen van 1%. 4. Klik op OK om de instellingen toe te passen.
Afdruklay-out aanpassen U kunt twee of vier pagina's op één pagina afdrukken en de afdrukvolgorde bepalen. De pagina's worden automatisch aangepast aan het opgegeven papierformaat. U kunt de documenten ook met een kader afdrukken. 1. Klik op het tabblad Advanced Layout (Geavanceerde lay-out). 2. Schakel het selectievakje Print Layout (Afdruklay-out) in en selecteer het aantal pagina’s dat u wilt afdrukken op één vel papier. Klik vervolgens op More Settings (Meer instellingen).
3. Geef de volgorde op waarin u de pagina's wilt afdrukken op elk vel. 4 4 4 4 4 4. Schakel het selectievakje Print the Frame (Print kader) in als u de pagina's wilt afdrukken met een kader. 4 Opmerking: De opties voor paginavolgorde zijn afhankelijk van het aantal pagina's dat in het dialoogvenster hierboven is geselecteerd en de afdrukstand (Portrait (Staand) of Landscape (Liggend)) die op het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen) is geselecteerd. 4 5.
Watermerken gebruiken Volg de onderstaande instructies om een watermerk in het document te gebruiken. Op het tabblad Advanced Layout (Geavanceerde lay-out) of in het dialoogvenster Watermark (Watermerk) kunt u een watermerk selecteren uit een lijst met voorgedefinieerde watermerken of zelf een watermerk maken met tekst of een bitmap. In het dialoogvenster Watermark (Watermerk) kunt u ook verscheidene watermerkinstellingen opgeven.
3. Selecteer de kleur in de vervolgkeuzelijst Color (Kleur) en pas de beeldintensiteit van het watermerk aan met de schuifbalk Intensity (Intensiteit). 4 4 4 4 4 4 4 4. Selecteer bij Position (Positie) het keuzerondje Front (Voor) als u het watermerk in de voorgrond van het document wilt afdrukken of het keuzerondje Back (Achter) als u het watermerk in de achtergrond van het document wilt afdrukken. 5. Selecteer in de vervolgkeuzelijst Location (Locatie) waar op de pagina u het watermerk wilt afdrukken.
Nieuwe watermerken maken U kunt als volgt een nieuw watermerk maken: 1. Klik op het tabblad Advanced Layout (Geavanceerde lay-out). 2. Klik op New/Delete (Nieuw/Verwijder). Het dialoogvenster User Defined Watermarks (Gebruikersgedefinieerde watermerken) verschijnt. Opmerking: Het dialoogvenster User Defined Watermarks (Gebruikersgedefinieerde watermerken) verschijnt ook wanneer u in het dialoogvenster Watermark (Watermerk) op New/Delete (Nieuw/Verwijder) klikt. 3.
4. Als u Text (Tekst) selecteert, typt u de tekst voor het watermerk in het vak Text (Tekst). Selecteert u BMP, dan klikt u op Browse (Blader) en selecteert u het gewenste BMP-bestand. Klik hierna op OK. 5. Klik op Save (Bewaar). Het watermerk wordt weergegeven in het vak List (Lijst). 4 4 4 6. Klik op OK om de nieuwe watermerkinstellingen toe te passen. 4 Opmerking: U kunt maximaal 10 watermerken registreren.
2. Als u het bestand wilt opslaan als overlay, kiest u Print (Afdrukken) of Print Setup (Printerinstelling) in het menu File (Bestand) van de toepassing. Klik vervolgens op Printer, Setup, Options (Opties), Properties (Eigenschappen) of een combinatie van deze knoppen, afhankelijk van de toepassing. 3. Klik op het tabblad Advanced Layout (Geavanceerde lay-out). 4. Schakel het selectievakje Form Overlay (Formulieroverdruk) in en klik op Overlay Settings (Overdrukinstellingen).
5. Selecteer Create Overlay Data (Overdrukgegevens aanmaken) en klik op Settings (Instellingen). Het dialoogvenster Form Settings (Formulierinstellingen) verschijnt.
6. Schakel het selectievakje Use Form Name (Gebruiker formuliernaam) in en klik op Add Form Name (Formuliernaam toevoegen). Het dialoogvenster Add Form (Formulier toevoegen) verschijnt. Opmerking: Als het selectievakje Assign to Paper Source (Toewijzen aan papierbron) is ingeschakeld, wordt de formuliernaam weergegeven in de vervolgkeuzelijst Paper Source (Papierbron) op het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen).
7. Typ de formuliernaam in het vak Form Name (Bestandsnaam) en de beschrijving in het vak Description (Beschrijving). 4 4 4 4 4 4 8. Selecteer To Front (Naar voren) of To Back (Naar achteren) om aan te geven of de overlay wordt afgedrukt in de achtergrond of in de voorgrond van het document. 4 4 9. Klik op Register (Registreer) om de instellingen toe te passen en terug te keren naar het dialoogvenster Form Settings (Formulierinstellingen). 4 10.
Afdrukken met overlays Volg de onderstaande instructies om een document met een overlay af te drukken. 1. Open het bestand dat u met een overlay wilt afdrukken. 2. Open de printerdriver vanuit de toepassing. Open het menu File (Bestand) en kies Print (Afdrukken) of Print Setup (Printerinstelling). Klik vervolgens op Printer, Setup, Options (Opties) of Properties (Eigenschappen) of een combinatie van deze knoppen, afhankelijk van de toepassing. 3. Klik op het tabblad Advanced Layout (Geavanceerde lay-out).
Opmerking: Als het selectievakje Assign to Paper Source (Toewijzen aan papierbron) is ingeschakeld, wordt de formuliernaam weergegeven in de vervolgkeuzelijst Paper Source (Papierbron) op het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen). U kunt het formulier ook selecteren zonder het bovenstaande dialoogvenster te openen. 6. Klik op OK om de gegevens af te drukken.
Opmerking: ❏ De functie is niet beschikbaar als de optionele vaste schijf niet is geïnstalleerd. ❏ Als de instellingen voor resolutie, papierformaat of afdrukstand van het document verschillen van de formulieroverlay die u gebruikt, kunt u het document niet afdrukken met de formulieroverlay. ❏ Deze functie is beschikbaar in de modus High Quality (Printer) (Hoge kwaliteit (Printer)). Formulieroverlays registreren op de vaste schijf Alleen een netwerkbeheerder die Windows XP, 2000, NT 4.
5. Klik op het tabblad Optional Settings (Optionele instellingen). 6. Klik op Register (Registreer). Het dialoogvenster Register to HDD (Registreren op HDD) verschijnt. 4 4 7. Selecteer de formuliernaam in de lijst Form Names (Formuliernamen) en klik op Register (Registreer). 4 4 4 4 Opmerking: In de lijst Form Names (Formuliernamen) worden alleen namen weergegeven die kunnen worden geregistreerd. 8.
1. Klik op het tabblad Advanced Layout (Geavanceerde lay-out). 2. Schakel het selectievakje Form Overlay (Formulieroverdruk) in en klik op Overlay Settings (Overdrukinstellingen). Het dialoogvenster Overlay Settings (Overdrukinstellingen) verschijnt. 3. Selecteer No Form Name (Geen formuliernaam) in de vervolgkeuzelijst Form (Formulier) en klik op Details. Het dialoogvenster Form Selection (Formulierselectie) verschijnt. Opmerking: Controleer of No Form Name (Geen formuliernaam) is geselecteerd.
Opmerking: ❏ Als u de lijst met geregistreerde formulieren nodig hebt, klikt u op Print List (Afdruklijst) om de lijst af te drukken en de formuliernaam te controleren. Als u bovendien een voorbeeldafdruk van het formulier wilt, typt u de naam van het formulier en klikt u op Print Sample (Afdrukvoorbeeld). ❏ U kunt een miniatuur van de formulieren weergeven in een webbrowser door te klikken op de knop Thumbnail (Miniatuur).
3. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram EPSON AL-C2600 Advanced (EPSON AL-C2600 Geavanceerd) of EPSON AL-2600 Advanced (EPSON AL-2600 Geavanceerd) en klik vervolgens op Properties (Eigenschappen). 4. Klik op het tabblad Optional Settings (Optionele instellingen). 5. Klik op Delete (Verwijderen). Het dialoogvenster Delete from HDD (Verwijderen van HDD) verschijnt. 6. Als u alle formuliergegevens wilt verwijderen, selecteert u het keuzerondje All (Alles) en klikt u op Delete (Verwijderen).
❏ U kunt de knop Browse (Bladeren) gebruiken als de printer is aangesloten op het netwerk. U kunt de op de vaste schijf geregistreerde formuliernamen weergeven door op de knop Browse (Bladeren) te klikken. 4 4 7. Klik op Back (Terug). 8. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten. 4 Dubbelzijdig afdrukken 4 Met dubbelzijdig afdrukken wordt op beide zijden van het papier afgedrukt. Als u pagina's afdrukt om deze in te binden, kunt u de vereiste inbindrand opgeven voor de gewenste paginavolgorde.
2. Schakel het selectievakje Duplex in en selecteer het keuzerondje Left (Links), Top (Boven) of Right (Rechts) voor de inbindpositie. 3. Klik op Duplex Settings (Duplexinstellingen) om het dialoogvenster Duplex Settings (Duplexinstellingen) te openen.
4. Geef de inbindmarge voor de voor- en achterzijde van het papier op. Geef vervolgens bij Start Page (Startpagina) aan of er eerst op de voorzijde of de achterzijde van het papier moet worden afgedrukt. 4 4 4 4 4 4 4 5. Wanneer u de pagina's wilt inbinden als brochure, schakelt u het selectievakje Binding Method (Bindingmethode) in en geeft u de gewenste instellingen op. Raadpleeg de Help voor informatie over de instellingen. 6.
Geavanceerde instellingen opgeven U kunt verschillende instellingen opgeven in het dialoogvenster Extended Setting (Geavanceerde instellingen). Klik op Extended Settings (Geavanceerde instellingen) op het tabblad Optional Settings (Optionele instellingen) om het dialoogvenster te openen. Printing mode (Afdrukmodus): High Quality (PC) (Hoge kwaliteit (PC)): Selecteer deze modus als u een computer gebruikt met hogere specificaties om de belasting van de printer te verlagen.
Print True Type fonts with substitution (TrueType-lettertypen met vervanging afdrukken): Schakel dit selectievakje in om de TrueType-lettertypen in het document af te drukken als apparaatlettertypen. Deze functie is niet beschikbaar als Printing Mode (Afdrukmodus) is ingesteld op High Quality (PC) (Hoge kwaliteit (PC)). Settings (Instellingen): Klik op deze knop om het dialoogvenster Font Substitution (Lettertypevervanging) te openen.
High Speed Graphics Output (Snel afbeeldingen afdrukken): Schakel dit selectievakje in om afbeeldingen die bestaan uit lijntekeningen, zoals ronde en vierkante overlays, af te drukken met optimale snelheid. Schakel het selectievakje uit als de afbeeldingen niet goed worden afgedrukt.
Optionele instellingen opgeven U kunt de gegevens over geïnstalleerde onderdelen handmatig bijwerken als u onderdelen op de printer hebt geïnstalleerd. 1. Klik op het tabblad Optional Settings (Optionele instellingen) en klik op Update the Printer Option Information Manually (Informatie over de printeroptie handmatig bijwerken). 4 4 4 2. Klik op Settings (Instellingen). Het dialoogvenster Optional Settings (Optionele instellingen) verschijnt. 4 3.
Verbruiksgoederen bestellen U kunt via internet verbruiksgoederen bestellen door te klikken op de knop Order Online (Bestel on line) op het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen). Zie "On line bestellen" op pagina 124 voor meer informatie.
Opmerking: Wanneer EPSON Status Monitor 3 is geïnstalleerd, worden de resterende hoeveelheid toner en de verwachte levensduur van de fotogeleidingseenheid weergegeven op het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen). In het dialoogvenster Consumables Info Settings (Verbruiksmaterialen) kunt u het interval instellen waarmee de gegevens van de resterende verbruiksgoederen worden vernieuwd.
De functie Reserve Job (Reserveertaak) gebruiken Met de functie Reserve Job (Reserveertaak) kunt u afdruktaken opslaan op de vaste schijf van de printer en deze later rechtstreeks vanaf het bedieningspaneel van de printer afdrukken. Volg de instructies in dit gedeelte om de functie Reserve Job (Reserveertaak) te activeren. Opmerking: U moet een optionele vaste schijf in de printer installeren als u de functie Reserve Job (Reserveertaak) wilt gebruiken.
Optie voor Reserve Job (Reserveertaak) Maximumaantal taken Maximumaantal taken overschreden Vaste schijf is vol Re-Print Job (Afdruktaak herafdrukken) + Verify Job (Afdruktaak verifiëren) 64 (gecombineerd totaal) Oudste taak wordt automatisch vervangen door meest recente taak Oudste taak wordt automatisch vervangen door meest recente taak Stored Job (Opgeslagen afdruktaak) 64 Confidential Job (Vertrouwelijke afdruktaak) 64 Oude taken moeten handmatig worden verwijderd Oude taken moeten handmati
Re-Print Job (Afdruktaak herafdrukken) Met de optie Re-Print Job (Afdruktaak herafdrukken) kunt u de taak die u momenteel afdrukt opslaan, zodat u deze later opnieuw kunt afdrukken vanaf het bedieningspaneel. Volg de onderstaande instructies om de optie Re-Print Job (Afdruktaak herafdrukken) te gebruiken. 1. Klik op de tab Basic Settings (Basisinstellingen). 2. Schakel het selectievakje Collate in Printer (Verifieer in de printer) in.
5. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende tekstvakken. Opmerking: Als u een miniatuur wilt maken van de eerste pagina van een afdruktaak, schakelt u het selectievakje Create a thumbnail (Miniatuurafbeelding aanmaken) in. U kunt miniaturen opvragen door in een webbrowser http:// op te geven, gevolgd door het IP-adres van de interne afdrukserver. 6. Klik op OK. Het document wordt afgedrukt en de afdruktaakgegevens worden opgeslagen op de vaste schijf.
4. Schakel het selectievakje Reserve Job On (Reserveer afdruktaak Aan) in en selecteer Verify Job (Afdruktaak verifiëren). 5. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende tekstvakken. Opmerking: Als u een miniatuur wilt maken van de eerste pagina van een afdruktaak, schakelt u het selectievakje Create a thumbnail (Miniatuurafbeelding aanmaken) in. U kunt miniaturen opvragen door in een webbrowser http:// op te geven, gevolgd door het IP-adres van de interne afdrukserver. 6. Klik op OK.
Als u de afdruk hebt gecontroleerd, kunt u de resterende exemplaren afdrukken of de gegevens verwijderen met het bedieningspaneel van de printer. Zie "Gegevens voor reserveertaken afdrukken en verwijderen" op pagina 303 voor meer informatie. Stored Job (Opgeslagen afdruktaak) 4 4 4 De optie Stored Job (Opgeslagen afdruktaak) is handig voor het opslaan van documenten die u regelmatig afdrukt, zoals facturen.
4. Schakel het selectievakje Reserve Job On (Reserveer afdruktaak Aan) in en selecteer Stored Job (Opgeslagen afdruktaak). 5. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende tekstvakken. Opmerking: Als u een miniatuur wilt maken van de eerste pagina van een afdruktaak, schakelt u het selectievakje Create a thumbnail (Miniatuurafbeelding aanmaken) in. U kunt miniaturen opvragen door in een webbrowser http:// op te geven, gevolgd door het IP-adres van de interne afdrukserver. 6. Klik op OK.
Confidential Job (Vertrouwelijke afdruktaak) Met de optie Confidential Job (Vertrouwelijke afdruktaak) kunt u wachtwoorden instellen voor het afdrukken van taken die op de vaste schijf zijn opgeslagen. Volg de onderstaande instructies om afdrukgegevens op te slaan met de optie Confidential Job (Vertrouwelijke afdruktaak). 1. Geef de gewenste printerdriverinstellingen voor het document op. 2.
4. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende tekstvakken. 5. Stel het wachtwoord voor de taak in door een getal van vier cijfers in te voeren in het invoervak voor het wachtwoord. Opmerking: ❏ Wachtwoorden moeten uit vier cijfers bestaan. ❏ U kunt alleen de cijfers 1 tot en met 4 gebruiken voor wachtwoorden. ❏ Bewaar de wachtwoorden op een veilige plaats. U moet het juiste wachtwoord invoeren als u een vertrouwelijke taak wilt afdrukken. 6. Klik op OK.
Printer controleren met EPSON Status Monitor 3 4 EPSON Status Monitor 3 is een hulpprogramma dat de printer controleert en u informeert over de huidige status van de printer. 4 Gebruikers van Windows XP: ❏ De functie Job Management (Taakbeheer) wordt niet ondersteund voor Windows-clients waarvoor gedeelde LPR-verbindingen en gedeelde standaard-TCP/IP-verbindingen in Windows XP worden gebruikt. 4 ❏ EPSON Status Monitor 3 is niet beschikbaar als u afdrukt via een verbinding met een externe desktop.
EPSON Status Monitor 3 installeren Volg de onderstaande instructies om EPSON Status Monitor 3 te installeren. 1. Zet de printer uit en controleer of Windows wordt uitgevoerd op de computer. 2. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation. Opmerking: ❏ Als het venster voor het instellen van talen verschijnt, selecteert u uw land.
5. In het dialoogvenster dat verschijnt klikt u op Local (Lokaal). 4 4 4 4 4 Opmerking: Raadpleeg de Netwerkhandleiding voor meer informatie over de installatie van EPSON Status Monitor 3 in een netwerk. 4 4 6. Klik op Custom (Aangepast).
7. Schakel het selectievakje EPSON Status Monitor 3 in en klik op Install (Installeer). 8. Controleer in het dialoogvenster of het pictogram van de printer is geselecteerd en klik op OK.
9. Selecteer uw land of regio in het dialoogvenster dat verschijnt. Selecteer ook de URL van de website van EPSON voor dat land of die regio. Klik vervolgens op OK. 4 4 4 4 4 Opmerking: ❏ In dit dialoogvenster kunt u de URL opgeven voor de site waar u verbruiksgoederen kunt bestellen. Zie "On line bestellen" op pagina 124 voor meer informatie. ❏ Door uw land of regio te selecteren kunt u de URL wijzigen.
EPSON Status Monitor 3 openen Volg de onderstaande instructies om EPSON Status Monitor 3 te openen. 1. Open de printerdriver en klik op het tabblad Optional Settings (Optionele instellingen). 2. Klik op EPSON Status Monitor 3.
Informatie over de printerstatus weergeven 4 In het dialoogvenster EPSON Status Monitor 3 kunt u de printerstatus controleren en informatie weergeven over verbruiksgoederen. 4 4 4 4 4 4 4 Opmerking: Het precieze scherm hangt af van de versie van uw besturingssysteem. a. Pictogram/bericht: Het pictogram en het bericht geven de printerstatus weer. b. Printerafbeelding: De afbeelding in de linkerbovenhoek geeft de printerstatus weer.
c. Tekstvak: In het tekstvak naast de printerafbeelding wordt de huidige status van de printer weergegeven. Wanneer een fout optreedt, wordt de meest waarschijnlijke oplossing weergegeven. d. Close (Sluiten): Klik op deze knop om het dialoogvenster te sluiten. e. Consumables (Verbruiksgoederen): Toont informatie over de papierladen en verbruiksgoederen. f. Job Information (Taakinformatie): Toont informatie over de afdruktaken.
i. Order Online (Bestel on line): Klik op deze knop wanneer u verbruiksgoederen wilt bestellen via internet. Zie "On line bestellen" op pagina 124 voor meer informatie. j. Waste toner collector (Tonerafvalreservoir): Dit pictogram knippert wanneer de resterende levensduur van de tonerafvalbak bijna is verstreken of wanneer er een fout is opgetreden. k. Photoconductor Unit (Fotogeleidingseenheid): Hier wordt de resterende levensduur van de fotogeleidingseenheid weergegeven.
On line bestellen U kunt via internet verbruiksgoederen bestellen door te klikken op de knop Order Online (Bestel on line) in het dialoogvenster EPSON Status Monitor 3. Het dialoogvenster Order Online (Bestel on line) verschijnt. Opmerking Het dialoogvenster Order Online (Bestel on line) verschijnt ook wanneer u op de knop Order Online (Bestel on line) klikt op het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen) van de printerdriver. 124 a.
c. d. Order Now/Find Dealer (Bestel nu/Vind een verdeler): Utility Settings (Hulpprogrammainstellingen): Hiermee gaat u naar de URL waar u een order kunt plaatsen en de dichtstbijzijnde leverancier kunt zoeken. Wanneer u op deze knop klikt, wordt u gevraagd of u verbinding wilt maken met de desbetreffende website. Wilt u deze bevestigingsstap overslaan, schakel dan in het bevestigingsvenster het selectievakje Do not display the confirming window (Bevestigingsvenster niet weergeven) in.
Controlevoorkeuren instellen Als u bepaalde controle-instellingen wilt opgeven, klikt u op Monitoring Preferences (Controlevoorkeuren) op het tabblad Optional Settings (Optionele instellingen) in de printerdriver. Het dialoogvenster Monitoring Preferences (Controlevoorkeuren) verschijnt.
a. Select Notification (Waarschuwing selecteren): Met de selectievakjes in dit gebied kunt u de foutsoorten selecteren waarover u wilt worden geïnformeerd. Schakel onder Event (Gebeurtenis) het selectievakje in van de items die moeten worden weergegeven. Onder Screen Notification (Waarschuwing op scherm) wordt de actuele status van het item weergegeven als On (Aan) of Off (Uit). b. Default (Standaard): Klik op deze knop om de standaardwaarden opnieuw in te stellen. c.
d. Job Management (Taakbeheer): Schakel het selectievakje Show job information (Toon taakinformatie) in om het tabblad Job Information (Taakinformatie) weer te geven in het venster van EPSON Status Monitor 3. Wanneer dit selectievakje is ingeschakeld, wordt tijdens het afdrukken het pictogram Job management (Taakbeheer) weergegeven op de taakbalk.
Venster Status Alert (Foutmeldingen) Het venster voor foutmeldingen geeft aan welk type fout zich heeft voorgedaan en biedt een mogelijke oplossing. Het venster wordt automatisch gesloten als het probleem is opgelost. 4 4 4 4 Het venster wordt weergegeven op basis van de instelling die u in het dialoogvenster Monitoring Preferences (Controlevoorkeuren) hebt geselecteerd. Voor informatie over de verbruiksgoederen klikt u op Details.
Omgevingen met server en clients: ❏ Gedeelde LPR-verbinding van Windows 2000, Server 2003 of NT 4.0 met Windows XP-, Me-, 98-, 2000- of NT 4.0-clients. ❏ Gedeelde standaard-TCP/IP-verbinding van Windows 2000 of Server 2003 met Windows XP-, Me-, 98-, 2000- of NT 4.0-clients. ❏ Gedeelde EpsonNet Print TCP/IP-verbinding van Windows 2000, Server 2003 of NT 4.0 met Windows XP-, Me-, 98-, 2000of NT 4.0-clients. Omgevingen met alleen clients: ❏ LPR-verbinding (in Windows XP, 2000, Server 2003 en NT 4.0).
Opmerking over het verwijderen van afdruktaken: U kunt geen afdrukwachtrijen verwijderen op clientcomputers met Windows Me of 98 en EPSON Status Monitor 3 wanneer de volgende verbindingen worden gebruikt: ❏ Gedeelde LPR-verbinding van Windows 2000, Server 2003 of NT 4.0. ❏ Standaard-TCP/IP-verbinding van Windows 2000 of Server 2003. ❏ Gedeelde EpsonNet Print TCP/IP-verbinding van Windows 2000, Server 2003 of NT 4.0.
a. 132 Status: Waiting (Wachten): De afdruktaak staat in de afdrukwachtrij. Spooling (Bezig met spoolen): De afdruktaak die in de wachtrij wordt geplaatst op uw computer. Deleting (Bezig met verwijderen): De afdruktaak die wordt verwijderd. Printing (Bezig met afdrukken): De afdruktaak die wordt afgedrukt. Completed (Voltooid): De taken die al zijn afgedrukt. Canceled (Annuleren): De taken waarvoor het afdrukken is geannuleerd. Held (Vastgehouden): De taak is uitgesteld. b.
h. Refresh (Vernieuw): Klik op deze knop om de informatie op het tabblad te vernieuwen. De afdruktaak opnieuw afdrukken Als u op Print (Afdrukken) klikt in het scherm van EPSON Status Monitor 3, kunt u een taak in de wachtrij afdrukken. Voer de onderstaande instructies uit om een afdruktaak opnieuw af te drukken. Opmerking: In de volgende gevallen kunt u afdruktaken niet opnieuw afdrukken: ❏ De afdruktaak heeft een andere status dan Held (Uitgesteld).
6. Klik op OK om de taak opnieuw af te drukken. Melding wanneer het afdrukken is voltooid Als het selectievakje Notify when printing completed (Melden wanneer afdrukken is voltooid) is ingeschakeld, kunt u de bijbehorende functie gebruiken. Als deze functie is ingeschakeld, verschijnt het dialoogvenster voor meldingen zodra de afdruktaak is voltooid.
Instellingen voor gecontroleerde printers Met het hulpprogramma Monitored Printers (Gecontroleerde printers) kunt u de soort printers wijzigen die door EPSON Status Monitor 3 worden gecontroleerd. Als u EPSON Status Monitor 3 installeert, wordt dit hulpprogramma ook geïnstalleerd. Meestal hoeft u de instellingen niet te wijzigen. 4 4 4 1. Klik op Start en kies Programs (Programma's), EPSON Printers (EPSON-printers) en Monitored printers (Gecontroleerde printers). 2.
USB-aansluiting instellen De USB-interface die bij de printer wordt geleverd, voldoet aan de USB-specificaties van Microsoft Plug and Play (PnP). Opmerking: ❏ Alleen computers met een USB-connector en Windows XP, Me, 98, 2000 en Server 2003 ondersteunen de USB-interface. ❏ Uw computer moet USB 2.0 ondersteunen om uw computer met USB 2.0 als interface te kunnen aansluiten op de printer. ❏ Aangezien USB 2.0 volledig compatibel is met USB 1.1, kan ook USB 1.1 worden gebruikt als interface. ❏ USB 2.
3. Selecteer in Windows Me of 98 EPUSBX:(uw printer) als USB-poort in de vervolgkeuzelijst Print to the following port (Afdrukken naar de volgende poort). In Windows XP, 2000 of Server 2003 selecteert u USBXXX als USB-poort in de lijst op het tabblad Ports (Poorten). 4 4 4 4 4 4 4 4 Opmerking: Het precieze scherm hangt af van de versie van uw besturingssysteem. 4 4 4. Klik op OK om de instellingen op te slaan.
Afdrukken annuleren Als de kwaliteit van de afdrukken niet naar behoren is en de tekens of afbeeldingen onjuist of vervormd worden weergegeven, moet u het afdrukken wellicht annuleren. Volg de onderstaande instructies om het afdrukken te annuleren als het printerpictogram wordt weergegeven in de taakbalk. Dubbelklik op het pictogram van uw printer in de taakbalk. Selecteer de taak in de lijst en klik op Cancel (Afdrukken annuleren) in het menu Document.
Installatie van de printersoftware ongedaan maken Als u de printerdriver opnieuw wilt installeren of wilt bijwerken, moet u eerst de installatie van de huidige printersoftware ongedaan maken. Opmerking: Wanneer u EPSON Status Monitor 3 wilt verwijderen uit een Windows XP-, 2000-, NT 4.0- en Server 2003-omgeving voor meerdere gebruikers, moet u eerst het snelkoppelingspictogram uit alle clients verwijderen voordat u de software verwijdert.
4. Selecteer EPSON Printer Software (EPSON-printersoftware) en klik op Add/Remove (Toevoegen/Verwijderen). In Windows XP, 2000 en Server 2003 selecteert u EPSON Printer Software (EPSON-printersoftware) en klikt u op Change/Remove (Wijzigen/Verwijderen). 5. Klik op het tabblad Printer Model (Printermodel) en selecteer het pictogram van uw printer.
6. Klik op de tab Utility (Hulpprogramma's) en controleer of het selectievakje voor het ongedaan maken van de installatie van de printersoftware is ingeschakeld. 4 4 4 4 4 Opmerking: Als u alleen EPSON Status Monitor 3 wilt verwijderen, schakelt u het selectievakje EPSON Status Monitor 3 in. 4 7. Klik op OK om de software te verwijderen. Opmerking: U kunt ook alleen het hulpprogramma Monitored Printers (Gecontroleerde printers) van EPSON Status Monitor 3 verwijderen.
Volg de onderstaande instructies om de installatie van de USB-apparaatdriver ongedaan te maken. Opmerking: ❏ U moet de printerdriver verwijderen voordat u de USB-apparaatdriver verwijdert. ❏ Als u de USB-apparaatdriver hebt verwijderd, hebt u geen toegang meer tot andere Epson-printers die zijn aangesloten via een USB-interfacekabel. 1. Voer stap 1 tot en met 3 uit van "Installatie van de printerdriver ongedaan maken" op pagina 139. 2.
Opmerking: ❏ EPSON USB Printer Devices (EPSON USB-printerapparaten) wordt alleen weergegeven als de printer op een computer met Windows Me of 98 is aangesloten via een USB-interfacekabel. ❏ Als de USB-apparaatdriver niet correct is geïnstalleerd, wordt EPSON USB Printer Devices (EPSON USB-printerapparaten) wellicht niet weergegeven. Volg de onderstaande instructies om het bestand Epusbun.exe op de cd-rom die bij de printer is geleverd, uit te voeren. 1. Plaats de cd-rom in het cd-romstation. 2.
De printer delen in een netwerk Printer delen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een printer kunt delen in een standaard-Windows-netwerk. De computers in een netwerk kunnen een printer delen die rechtstreeks op een van de computers is aangesloten. De computer die rechtstreeks is aangesloten op de printer, is de afdrukserver. De overige computers zijn clientcomputers die toestemming nodig hebben om de printer te delen met de afdrukserver. De clientcomputers delen de printer via de afdrukserver.
Opmerking: ❏ Wanneer u de printer deelt, moet u EPSON Status Monitor 3 instellen zodat de gedeelde printer kan worden gecontroleerd op de afdrukserver. Zie "Controlevoorkeuren instellen" op pagina 126 voor meer informatie.
5. Klik op OK om de instellingen toe te passen. Opmerking: ❏ Als het bericht Insert Disk (Schijf plaatsen) verschijnt, plaatst u de cd-rom met Windows Me of 98 in de computer. Klik op OK en volg de instructies op het scherm. ❏ Wanneer u hierom wordt gevraagd, start u de computer opnieuw en gaat u verder met instellen. 6. Open het Configuratiescherm en dubbelklik op het pictogram Printers. 7. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en klik op Sharing (Delen) in het menu dat verschijnt. 8.
U moet de clientcomputers instellen zodat ze de printer in een netwerk kunnen gebruiken. Zie de volgende pagina's voor meer informatie: ❏ "Windows Me of 98" op pagina 154 ❏ "Windows XP of 2000" op pagina 156 ❏ "Windows NT 4.0" op pagina 161 4 4 4 4 Extra driver gebruiken Als het besturingssysteem van de afdrukserver Windows XP, 2000, NT 4.0 of Server 2003 is, kunt u extra drivers installeren op de server.
2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en klik op Sharing (Delen) in het menu dat verschijnt. Als het volgende menu verschijnt in Windows XP of Server 2003, klikt u op Network Setup Wizard (Wizard Netwerk instellen) of If you understand the security risks but want to share printers without running the wizard click here (Klik hier als u het beveiligingsrisico kent en printers zonder gebruik te maken van de wizard wilt delen). Volg in beide gevallen de instructies op het scherm. 3.
In Windows XP of Server 2003 selecteert u Share this printer (Deze printer delen) en typt u de naam in het vak Share name (Share-naam). 4 4 4 4 Opmerking: Gebruik geen spaties of koppeltekens voor de sharenaam, anders kan er een fout optreden. 4. Selecteer de extra drivers. Opmerking: Als de server- en clientcomputers hetzelfde besturingssysteem gebruiken, hoeft u geen extra drivers te installeren. Na stap 3 klikt u op OK. 4 4 4 Afdrukserver met Windows NT 4.
Opmerking: ❏ U hoeft Windows NT 4.0 x86 niet te selecteren, omdat deze driver al is geïnstalleerd. ❏ Selecteer geen andere extra drivers dan Windows 95. De overige extra drivers zijn niet beschikbaar. ❏ In Windows XP, 2000 en Server 2003 kunt u geen printerdrivers installeren als extra driver. Afdrukserver met Windows XP, 2000 of Server 2003 Klik op Additional Drivers (Extra stuurprogramma's). Selecteer de versie van Windows die voor de clients wordt gebruikt en klik op OK.
Clients met Windows Me of 98 Selecteer Intel Windows 95 of 98 (Windows 2000), Selecteer Intel Windows 95, 98 en Me (Windows XP), Selecteer x86 Windows 95, Windows 98 en Windows Millennium Edition (Windows Server 2003) Clients met Windows NT 4.0 Selecteer Intel Windows NT4.0 of 2000 (Windows 2000), Selecteer Intel Windows NT4.0 of 2000 (Windows XP), Selecteer x86 Windows NT4.
Opmerking: ❏ U hoeft de hierna genoemde extra drivers niet te installeren, omdat deze drivers vooraf zijn geïnstalleerd. Intel Windows 2000 (voor Windows 2000) Intel Windows 2000 of XP (voor Windows XP) x86 Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003 (voor Windows Server 2003) ❏ Selecteer geen andere extra drivers dan de drivers die in de bovenstaande tabel staan vermeld. De overige extra drivers zijn niet beschikbaar. 5.
Wanneer de drivers in Windows XP, 2000 of Server 2003 worden geïnstalleerd, kan het bericht Digital Signature not found (Kan digitale handtekening niet vinden) worden weergegeven. Klik op Yes (Ja) in Windows 2000 of op Continue Anyway (Toch doorgaan) in Windows XP of Server 2003 en ga verder met de installatie. 7. Klik op Close (Sluiten) als u in Windows XP, 2000 of Server 2003 installeert. Het eigenschappenvenster wordt automatisch gesloten als u in NT 4.0 installeert.
Printer installeren In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de printerdriver kunt installeren door toegang te krijgen tot de gedeelde printer in het netwerk. Opmerking: ❏ U moet de afdrukserver instellen als u de printer in een Windows-netwerk wilt delen. Zie "De printer als een gedeelde printer configureren" op pagina 145 (Windows Me of 98) of "Extra driver gebruiken" op pagina 147 (Windows XP, 2000, NT 4.0 of Server 2003).
2. Dubbelklik op het pictogram Add Printer (Printer toevoegen) en klik op Next (Volgende). 3. Selecteer Network printer (Netwerkprinter) en klik op Next (Volgende). 4. Klik op Browse (Bladeren). Het dialoogvenster Browse for Printer (Zoeken naar printer) verschijnt. Opmerking: U kunt ook \\(naam van de computer die lokaal is aangesloten op de gedeelde printer)\(naam van de gedeelde printer) typen voor het netwerkpad of de wachtrijnaam. 5.
6. Klik op Next (Volgende). Opmerking: ❏ Als de printerdriver vooraf is geïnstalleerd op de clientcomputer, moet u de nieuwe printerdriver of de huidige printerdriver selecteren. Wanneer u hierom wordt gevraagd, selecteert u de betreffende printerdriver. ❏ Ga verder met de volgende stap als het besturingssysteem van de afdrukserver Windows Me of 98 is of de extra driver voor Windows Me of 98 is geïnstalleerd op de afdrukserver met Windows XP, 2000, NT 4.0 of Server 2003.
❏ Op de afdrukserver met Windows NT 4.0 is Windows NT 4.0 x86 de extra driver voor clients met Windows XP of 2000. Deze driver is vooraf geïnstalleerd als printerdriver voor Windows NT 4.0. Wanneer u de printerdriver installeert op clients met Windows XP of 2000 vanaf de afdrukserver met Windows NT 4.0, wordt de driver voor Windows NT 4.0 geïnstalleerd. ❏ Voor een afdrukserver met Windows NT 4.0 kunt u de printerdriver voor Windows XP of 2000 niet installeren als extra driver.
3. In Windows 2000 selecteert u Network printer (Netwerkprinter) en klikt u op Next (Volgende). In Windows XP selecteert u A network printer, or a printer attached to another computer (Netwerkprinter, of een printer die met een andere computer is verbonden) en klikt u op Next (Volgende). 4. In Windows 2000 typt u de naam van de gedeelde printer en klikt u op Next (Volgende).
In Windows XP selecteert u Browse for a printer (Een printer zoeken). 4 4 4 4 4 5. Klik op het pictogram van de computer of server die is aangesloten op de gedeelde printer en op de naam van de gedeelde printer. Klik vervolgens op Next (Volgende).
Opmerking: ❏ De naam van de gedeelde printer kan worden gewijzigd door de computer of server die is aangesloten op de gedeelde printer. Neem contact op met de netwerkbeheerder over de naam van de gedeelde printer. ❏ Als de printerdriver vooraf is geïnstalleerd op de clientcomputer, moet u de nieuwe printerdriver of de huidige printerdriver selecteren. Wanneer u hierom wordt gevraagd, selecteert u de betreffende printerdriver.
7. Controleer de instellingen en klik op Finish (Voltooien). 4 4 4 4 4 4 Windows NT 4.0 Volg de onderstaande instructies om de clients met Windows NT 4.0 in te stellen. U kunt de printerdriver van de gedeelde printer installeren als u hoofdgebruikersrechten of hogere toegangsrechten hebt, zelfs als u geen beheerder bent. 1. Klik op Start en kies Settings (Instellingen) en Printers. 4 4 4 2. Dubbelklik op het pictogram Add Printer (Printer toevoegen). 3.
4. Klik op het pictogram van de computer of server die is aangesloten op de gedeelde printer en op de naam van de gedeelde printer. Klik vervolgens op OK. Opmerking: ❏ U kunt ook \\(naam van de computer die lokaal is aangesloten op de gedeelde printer)\(naam van de gedeelde printer) typen voor het netwerkpad of de wachtrijnaam. ❏ De naam van de gedeelde printer kan worden gewijzigd door de computer of server die is aangesloten op de gedeelde printer.
❏ Ga naar "Printerdriver installeren vanaf de cd-rom" op pagina 163 als de extra driver voor Windows NT 4.0 niet is geïnstalleerd op de afdrukserver met Windows XP, 2000 of Server 2003 of het besturingssysteem van de afdrukserver Windows Me of 98 is. 5. Selecteer voor Windows 2000 of u de printer als de standaardprinter wilt gebruiken en klik op Next (Volgende). 6. Klik op Finish (Voltooien).
2. Plaats de cd-rom en geef de naam op van het station en de map waar de printerdriver voor clients zich bevindt en klik op OK. Wanneer de drivers in Windows XP, 2000 of Server 2003 worden geïnstalleerd, kan het bericht Digital Signature not found (Kan digitale handtekening niet vinden) worden weergegeven. Klik op Yes (Ja) in Windows 2000 of op Continue Anyway (Toch doorgaan) in Windows XP of Server 2003 en ga verder met de installatie.
Hoofdstuk 5 5 De printersoftware gebruiken met Macintosh 5 5 Printersoftware De printersoftware bestaat uit een printerdriver en EPSON Status Monitor 3. Met de printerdriver kunt u instellingen opgeven voor optimale printerprestaties. Volg de onderstaande instructies om EPSON Status Monitor 3 te openen. 5 Gebruikers van Mac OS X moeten het afdrukvenster openen en Printer Settings (Printerinstellingen) selecteren in de vervolgkeuzelijst.
Mac OS X Als u de printerdriver wilt openen, registreert u de printer in Printer Setup Utility (Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3) of Print Center (Afdrukbeheer, Mac OS X 10.2 en lager) en klikt u op Print in het menu File (Archief) van uw toepassing. Vervolgens selecteert u de printer. Mac OS 9 Als u de printerdriver wilt openen, opent u het juiste dialoogvenster, klikt u op Chooser (Kiezer) in het Apple-menu en klikt u op het pictogram van uw printer.
Printerinstellingen wijzigen 5 Instelling voor afdrukkwaliteit opgeven 5 De kwaliteit van afdrukken kunt u aanpassen met instellingen in de printerdriver. Met de printerdriver kunt u afdrukinstellingen opgeven door een keuze te maken uit een lijst met voorgedefinieerde instellingen of door instellingen aan te passen. 5 5 Afdrukkwaliteit opgeven met de instelling Automatic (Automatisch) U kunt de afdrukkwaliteit aanpassen waardoor u sneller of gedetailleerder kunt afdrukken.
3. Klik op Automatic (Automatisch) en kies de resolutie in de vervolgkeuzelijst Resolution (Resolutie). Voor gebruikers van Mac OS 9 1. Open het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen). 2. Klik op Automatic (Automatisch) bij Print Quality (Afdrukkwaliteit) en stel met de schuifbalk de afdrukresolutie Fast (Snel) of Fine (Fijn) in.
Voorgedefinieerde instellingen gebruiken De voorgedefinieerde instellingen zijn bedoeld om de afdrukinstellingen te optimaliseren voor bepaalde documenten, zoals presentaties of afbeeldingen gemaakt met een videocamera of digitale camera. Volg de onderstaande instructies om de voorgedefinieerde instellingen te activeren. 5 5 5 Voor gebruikers van Mac OS X 5 1. Open het dialoogvenster Print. 5 2.
4. Selecteer de meest geschikte instelling in de lijst voor de soort document of afbeelding die u wilt afdrukken. Voor gebruikers van Mac OS 9 1. Open het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen). 2. Selecteer Advanced (Geavanceerd). De voorgedefinieerde instellingen worden weergegeven in de lijst rechts van Automatic (Automatisch). Opmerking: Raadpleeg de Help voor meer informatie over de functie RITech. 3.
Graphic/CAD (Grafisch/CAD) 5 Geschikt voor het afdrukken van afbeeldingen en grafieken. Photo (Foto) 5 Geschikt voor het afdrukken van foto's. 5 PhotoEnhance4 Geschikt voor het afdrukken van afbeeldingen die zijn gemaakt met een videocamera, digitale camera of scanner. Met EPSON PhotoEnhance4 worden het contrast, de verzadiging en de helderheid van het origineel aangepast voor scherpere afdrukken met levendigere kleuren. Deze instelling heeft geen invloed op het origineel.
Advanced Photo (Geavanceerd Foto) Geschikt voor het afdrukken van gescande foto's en digitale beelden met hoge kwaliteit. Afdrukinstellingen aanpassen U kunt zelf de afdrukinstellingen aanpassen als u het resultaat van de afdrukken wilt aanpassen aan uw wensen, de meest geavanceerde instellingen wilt gebruiken of iets wilt uitproberen. Volg de onderstaande instructies om de afdrukinstellingen aan te passen. 1. Open het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen). 2.
5. Klik op OK om de instellingen toe te passen en terug te gaan naar het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen). Opmerking: Raadpleeg de online-Help voor informatie over de instellingen. 5 5 Instellingen opslaan 5 Voor gebruikers van Mac OS X Volg de onderstaande instructies om de aangepaste instellingen op te slaan. Gebruikers van Mac OS X 10.1.x moeten de aangepaste instellingen opslaan in Save Custom Setting (Bewaar speciale instellingen).
Typ een naam voor de aangepaste instellingen in het vak Name (Naam) en klik op Save (Bewaar). De instellingen worden weergegeven in de lijst rechts van Automatic (Automatisch) in het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen). Opmerking: ❏ Als u een aangepaste instelling wilt verwijderen, selecteert u Advanced (Geavanceerd) en klikt u op Save Settings (Bewaar instellingen) in het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen).
❏ Het aanpassings- of verkleiningspercentage dat in het dialoogvenster Paper Setting (Papierinstelling) is geselecteerd, is niet beschikbaar. 1. Klik op het pictogram Layout (Lay-out) in het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen). Het dialoogvenster Layout (Lay-out) verschijnt. 5 5 2. Schakel het selectievakje Fit to Page (Pas aan pagina aan) in en selecteer het gewenste papierformaat in de vervolgkeuzelijst Output Paper (Uitvoerpapier).
Afdruklay-out aanpassen U kunt twee of vier pagina's op één pagina afdrukken en de afdrukvolgorde bepalen. Met de afdrukindeling worden pagina's automatisch aangepast aan het opgegeven papierformaat. U kunt de documenten ook met een kader afdrukken. Voor gebruikers van Mac OS X 1. Open het dialoogvenster Print. 2. Selecteer Layout (Indeling) in de vervolgkeuzelijst. 3. Selecteer het aantal pagina's dat u op één vel papier wilt afdrukken in de vervolgkeuzelijst. 4. Klik op Print om af te drukken.
Voor gebruikers van Mac OS 9 5 1. Klik op het pictogram Layout (Lay-out) in het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen). Het dialoogvenster Layout (Lay-out) verschijnt. 2. Schakel het selectievakje Print Layout (Afdruklay-out) in en klik op Print Layout Settings (Instellen van de afdruklay-out). Het dialoogvenster Print Layout Setting (Instellen van de afdruklay-out) verschijnt.
3. Selecteer het aantal pagina's dat u wilt afdrukken op één vel papier. 4. Geef de volgorde op waarin u de pagina's wilt afdrukken op elk vel. Opmerking: De opties voor paginavolgorde zijn afhankelijk van het aantal pagina's dat in het dialoogvenster hierboven is geselecteerd en de geselecteerde afdrukstand. 5. Klik op OK om de instellingen toe te passen en terug te keren naar het dialoogvenster Layout (Lay-out). 6.
Watermerken gebruiken Volg de onderstaande instructies om een watermerk in het document te gebruiken. In het dialoogvenster Layout (Lay-out) kunt u een watermerk selecteren uit een lijst met voorgedefinieerde watermerken. U kunt ook een eigen bitmapbestand (PICT) of tekstbestand selecteren als watermerk. In het dialoogvenster Layout (Lay-out) kunt u ook verschillende watermerkinstellingen opgeven. U kunt bijvoorbeeld het formaat, de intensiteit en de positie van het watermerk selecteren.
4. Pas de beeldintensiteit van het watermerk aan met de schuifbalk Intensity (Intensiteit). 5. U kunt een aangepast tekstwatermerk draaien door het aantal graden in het tekstvak Angle (Hoek) op te geven. U kunt ook het selectievakje Rotate by mouse (Roteer met muis) inschakelen en het tekstwatermerk draaien met de aanwijzer in het voorbeeldvenster. 6. Klik op OK om de instellingen toe te passen.
3. Klik op Add Text (Voeg tekst toe) in het dialoogvenster Custom Watermark (Aangepast watermerk). 5 5 5 5 4. Typ de tekst voor het watermerk in het vak Text (Tekst). Selecteer het lettertype en de stijl en klik op OK in het dialoogvenster Text Watermark (Tekstwatermerk). 5 5 5 5 5. Typ de bestandsnaam in het vak Name (Naam) en klik op Save (Bewaar).
Opmerking: ❏ Als u het opgeslagen tekstwatermerk wilt bewerken, selecteert u het in het vak List (Lijst) en klikt u op Edit Text (Bewerk tekst). Klik na het bewerken op OK om het dialoogvenster te sluiten. ❏ Selecteer het opgeslagen tekstwatermerk in het vak List (Lijst) en klik op Delete (Verwijder) om het te verwijderen. Klik vervolgens op Save (Bewaar) om het dialoogvenster te sluiten. 6.
3. Klik op Add PICT (Voeg PICT toe) in het dialoogvenster Custom Watermark (Aangepast watermerk). 5 5 5 5 4. Selecteer het PICT-bestand en klik op Open. 5 5 5 5. Typ de bestandsnaam in het vak Name (Naam) en klik op Save (Bewaar). 5 5 5 5 Opmerking: Selecteer het opgeslagen watermerk in het vak List (Lijst) en klik op Delete (Verwijder) om het te verwijderen. Klik vervolgens op Save (Bewaar) om het dialoogvenster te sluiten.
6. Selecteer het opgeslagen, aangepaste watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermark (Watermerk) in het dialoogvenster Layout (Lay-out) en klik op OK. Dubbelzijdig afdrukken Met dubbelzijdig afdrukken wordt op beide zijden van het papier afgedrukt. U kunt automatisch dubbelzijdig afdrukken door de optionele duplexer te installeren. U kunt ook handmatig dubbelzijdig afdrukken zonder optionele duplexer.
5. Geef de inbindmarge voor de voor- en achterzijde van het papier op. 6. Geef bij Start Page (Beginpagina) aan of er eerst op de voorzijde of de achterzijde van het papier moet worden afgedrukt. 5 5 7. Klik op Print om af te drukken. 5 Voor gebruikers van Mac OS 9 5 1. Klik op het pictogram Layout (Lay-out) in het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen). Het dialoogvenster Layout (Lay-out) verschijnt. 2. Schakel het selectievakje Duplex in. 5 3.
6. Geef bij Start Page (Beginpagina) aan of er eerst op de voorzijde of de achterzijde van het papier moet worden afgedrukt. 7. Klik op OK om de instellingen toe te passen en terug te keren naar het dialoogvenster Layout (Lay-out). Geavanceerde instellingen opgeven U kunt verschillende instellingen, zoals Page Protect (Paginabesch), opgeven in het dialoogvenster Extended Settings (Geavanceerde instellingen).
Automatically change to monochrome mode (Automatisch overschakelen naar zwartwitmodus): Schakel dit selectievakje in om de afdrukgegevens te controleren en automatisch over te schakelen naar de zwartwitmodus als de afdrukgegevens zwart-wit zijn. Adjust line thickness (Lijndikte aanpassen): Schakel dit selectievakje in om de breedte van afgedrukte regels aan te passen. Pattern Smoothing (Gladder patroon): 5 Opmerking: Deze functie is niet beschikbaar voor Mac OS X.
Statusvel afdrukken U kunt de status van de printer controleren door een statusvel af te drukken vanuit de printerdriver. Dit statusvel bevat informatie over de printer (de huidige instellingen). Volg de onderstaande instructies om een statusvel af te drukken. 1. Klik op Chooser (Kiezer) in het Apple-menu. Klik op het pictogram van uw printer en selecteer vervolgens de USB-poort waarmee de printer is verbonden. Klik op Setup. Het dialoogvenster voor het instellen van uw EPSON-printer verschijnt. 2.
De functie Reserve Job (Reserveertaak) gebruiken 5 Met de functie Reserve Job (Reserveertaak) kunt u afdruktaken opslaan op de vaste schijf van de printer en deze later rechtstreeks vanaf het bedieningspaneel van de printer afdrukken. Volg de instructies in dit gedeelte om de functie Reserve Job (Reserveertaak) te activeren. 5 Opmerking: U moet een optionele vaste schijf in de printer installeren als u de functie Reserve Job (Reserveertaak) wilt gebruiken.
Optie voor Reserve Job (Reserveertaak) Maximumaantal taken Maximumaantal taken overschreden Vaste schijf is vol Re-Print Job (Afdruktaak herafdrukken) + Verify Job (Afdruktaak verifiëren) 64 (gecombineerd totaal) Oudste taak wordt automatisch vervangen door meest recente taak Oudste taak wordt automatisch vervangen door meest recente taak Stored Job (Opgeslagen afdruktaak) 64 Confidential Job (Vertrouwelijke afdruktaak) 64 Oude taken moeten handmatig worden verwijderd Oude taken moeten handmati
Re-Print Job (Afdruktaak herafdrukken) Met de optie Re-Print Job (Afdruktaak herafdrukken) kunt u de taak die u momenteel afdrukt opslaan, zodat u deze later opnieuw kunt afdrukken vanaf het bedieningspaneel. Volg de onderstaande instructies om de optie Re-Print Job (Afdruktaak herafdrukken) te gebruiken. 5 5 5 Voor gebruikers van Mac OS X 1. Open het afdrukvenster en selecteer Printer Settings (Printerinstellingen) in de vervolgkeuzelijst.
Voor gebruikers van Mac OS 9 1. Geef de gewenste printerdriverinstellingen voor het document op. Open het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen) en klik op het pictogram Reserve Jobs (Reserveer taken). Het dialoogvenster Reserve Job Settings (Instellingen Reserveer afdruktaak) verschijnt. 2. Schakel het selectievakje Reserve Job On (Reserveer afdruktaak Aan) in en selecteer Re-Print Job (Afdruktaak herafdrukken). 3. Typ een gebruikersnaam en een taaknaam in de bijbehorende tekstvakken.
Opmerking: Als u een miniatuur wilt maken van de eerste pagina van een afdruktaak, schakelt u het selectievakje Create a thumbnail (Miniatuurafbeelding aanmaken) in. U kunt miniaturen opvragen door in een webbrowser http:// op te geven, gevolgd door het IP-adres van de interne afdrukserver. 4. Klik op OK. Het document wordt afgedrukt en de afdruktaakgegevens worden opgeslagen op de vaste schijf.
5. Klik op OK. Het document wordt afgedrukt en de afdruktaakgegevens worden opgeslagen op de vaste schijf. Voor gebruikers van Mac OS 9 1. Geef het aantal af te drukken exemplaren en de overige gewenste printerdriverinstellingen op voor het document. 2. Open het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen) en klik op het pictogram Reserve Jobs (Reserveertaak). Het dialoogvenster Reserve Job Settings (Instellingen Reserveer afdruktaak) verschijnt. 3.
5. Klik op OK. Er wordt één exemplaar van het document afgedrukt en de afdrukgegevens met informatie over het aantal resterende exemplaren worden opgeslagen op de vaste schijf. 5 5 Als u de afdruk hebt gecontroleerd, kunt u de resterende exemplaren afdrukken of de gegevens verwijderen met het bedieningspaneel van de printer. Zie "Quick Print Job Menu (Menu Snelafdruk) gebruiken" op pagina 303 voor meer informatie.
5. Klik op OK. Het document wordt afgedrukt en de afdruktaakgegevens worden opgeslagen op de vaste schijf. Voor gebruikers van Mac OS 9 1. Geef de gewenste printerdriverinstellingen voor het document op. Open het dialoogvenster Basic Settings (Basisinstellingen) en klik op het pictogram Reserve Jobs (Reserveer taken). Het dialoogvenster Reserve Job Settings (Instellingen Reserveer afdruktaak) verschijnt. 2.
4. Klik op OK. De afdrukgegevens worden opgeslagen op de vaste schijf. Zie "Quick Print Job Menu (Menu Snelafdruk) gebruiken" op pagina 303 voor meer informatie over het afdrukken of verwijderen van deze gegevens via het bedieningspaneel van de printer. 5 5 Confidential Job (Vertrouwelijke afdruktaak) Met de optie Confidential Job (Vertrouwelijke afdruktaak) kunt u wachtwoorden instellen voor het afdrukken van taken die op de vaste schijf zijn opgeslagen.
❏ U kunt alleen de cijfers 1 tot en met 4 gebruiken voor het wachtwoord. ❏ Bewaar het wachtwoord op een veilige plaats. U moet het juiste wachtwoord invoeren als u een vertrouwelijke taak wilt afdrukken. 6. Klik op OK. Het document wordt afgedrukt en de afdruktaakgegevens worden opgeslagen op de vaste schijf. Voor gebruikers van Mac OS 9 1. Geef de gewenste printerdriverinstellingen voor het document op.
4. Stel het wachtwoord voor de taak in door een getal van vier cijfers in te voeren in het invoervak voor het wachtwoord. Opmerking: ❏ Wachtwoorden moeten uit vier cijfers bestaan. 5 5 ❏ U kunt alleen de cijfers 1 tot en met 4 gebruiken voor het wachtwoord. ❏ Bewaar het wachtwoord op een veilige plaats. U moet het juiste wachtwoord invoeren als u een vertrouwelijke taak wilt afdrukken. 5. Klik op OK. De afdruktaak wordt opgeslagen op de vaste schijf.
2. Selecteer Printer Settings (Printerinstellingen) in de vervolgkeuzelijst en selecteer Utilities (Hulpprogramma’s). 3. Klik op het pictogram van de printer. Voor gebruikers van Mac OS 9 U kunt EPSON Status Monitor 3 openen door in het Apple-menu het alias voor EPSON Status Monitor 3 te kiezen. Opmerking: ❏ De juiste printerpoort moet zijn geselecteerd in de Chooser (Kiezer) om de benodigde gegevens te ontvangen vanuit de geselecteerde printerdriver wanneer u EPSON Status Monitor 3 opent.
❏ De status van de printer of de verbruiksgoederen wordt alleen in het statusvenster weergegeven als de Chooser (Kiezer) de status op normale wijze kan verkrijgen. 5 5 Informatie over de printerstatus weergeven 5 In het dialoogvenster EPSON Status Monitor 3 kunt u de printerstatus controleren en informatie weergeven over verbruiksgoederen. 5 5 5 5 5 5 5 5 Opmerking: Het precieze scherm hangt af van de versie van uw besturingssysteem.
a. Pictogram/bericht: Het pictogram en het bericht geven de printerstatus weer. b. Printerafbeelding: De afbeelding in de linkerbovenhoek geeft de printerstatus weer. c. Tekstvak: In het tekstvak naast de printerafbeelding wordt de huidige status van de printer weergegeven. Wanneer een fout optreedt, wordt de meest waarschijnlijke oplossing weergegeven. d. Close (Sluiten): Klik op deze knop om het dialoogvenster te sluiten. e.
j. Paper (Papier): Toont het papierformaat, de papiersoort en een schatting van de hoeveelheid papier die in de papierbron overblijft. Informatie over de optionele papierladen wordt alleen weergegeven als deze zijn geïnstalleerd. 5 5 5 Controlevoorkeuren instellen Als u bepaalde controle-instellingen wilt opgeven, kiest u Monitor Setup (Monitorinstelling) in het menu File (Archief). Het dialoogvenster Monitor Setup (Monitorinstelling) verschijnt.
a. Select Notification (Waarschuwing selecteren): Met de selectievakjes in dit gebied kunt u de foutsoorten selecteren waarover u wilt worden geïnformeerd. Schakel onder Event (Gebeurtenis) het selectievakje in van de items die moeten worden weergegeven. Onder Screen Notification (Waarschuwing op scherm) wordt de actuele status van het item weergegeven als On (Aan) of Off (Uit). b. Default (Standaard): Klik op deze knop om de standaardwaarden opnieuw in te stellen. c.
Venster Status Alert (Foutmeldingen) Het venster voor foutmeldingen geeft aan welk type fout zich heeft voorgedaan en biedt een mogelijke oplossing. Het venster wordt automatisch gesloten als het probleem is opgelost. 5 5 5 5 Het venster wordt weergegeven op basis van de instelling die u in het dialoogvenster Monitoring Preferences (Controlevoorkeuren) hebt geselecteerd (wanneer het selectievakje Monitor the Printer (Printer controleren) is ingeschakeld).
Voor informatie over de verbruiksgoederen klikt u op de knop (Mac OS X) of Details (Mac OS 9). Hebt u op deze knop geklikt, dan verdwijnt het venster Status Alert (Foutmeldingen) zelfs niet nadat het probleem is opgelost. Klik op Close (Sluiten) om het venster te sluiten. De functie Job Management (Taakbeheer) gebruiken U kunt informatie over de afdruktaken weergeven op het tabblad Job Information (Taakinformatie) in het dialoogvenster EPSON Status Monitor 3.
a. Status: Waiting (Wachten): De afdruktaak staat in de afdrukwachtrij. Spooling (Bezig met spoolen): De afdruktaak die in de wachtrij wordt geplaatst op uw computer. 5 Opmerking: Deze functie is alleen beschikbaar bij Mac OS 9. b. Job Name (Taaknaam): 5 5 Deleting (Bezig met verwijderen): De afdruktaak die wordt verwijderd. Printing (Bezig met afdrukken): De afdruktaak die wordt afgedrukt. Completed (Voltooid): De taken die al zijn afgedrukt.
f. Cancel Job (Annuleer taak): Selecteer een afdruktaak en klik op deze knop om de geselecteerde afdruktaak te annuleren. g. Print (Afdrukken): Geeft het dialoogvenster weer voor het afdrukken van taken in de wachtrij en met de status Held (Uitgesteld). h. Refresh (Vernieuw): Klik op deze knop om de informatie op het tabblad te vernieuwen. Opmerking: Afdrukwachtrijen op een gedeelde printer kunnen niet worden weergegeven op het tabblad Job Information (Taakinformatie).
USB-aansluiting instellen 5 Opmerking: Als u de USB-kabel via een USB-hub op de computer aansluit, moet u deze aansluiten op de eerste hub in de reeks. De USB-interface kan mogelijk instabiel zijn, afhankelijk van de gebruikte hub. Als er problemen optreden bij deze instelling, moet u de USB-kabel rechtstreeks op de USB-connector van de computer aansluiten. 5 5 5 Voor gebruikers van Mac OS X 1.
Voor gebruikers van Mac OS 9 1. Klik op Chooser (Kiezer) in het Apple-menu. Klik op het pictogram van uw printer en klik vervolgens op de USB-poort waarmee de printer is verbonden. 2. Selecteer Background Printing (Afdrukken in achtergrond) om afdrukken in de achtergrond in of uit te schakelen. Opmerking: ❏ Afdrukken in de achtergrond moet zijn ingeschakeld om afdruktaken te beheren met EPSON Status Monitor 3.
Afdrukken annuleren 5 Als de kwaliteit van de afdrukken niet naar behoren is en de tekens of afbeeldingen onjuist of vervormd worden weergegeven, moet u het afdrukken wellicht annuleren. Wanneer een afdruktaak wordt voortgezet op de computer, moet u de onderstaande instructies volgen om het afdrukken te annuleren. Voor gebruikers van Mac OS X Open Printer Setup Utility (Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3) of Print Center (Afdrukbeheer, Mac OS X 10.
Installatie van de printersoftware ongedaan maken Als u de printerdriver opnieuw wilt installeren of wilt bijwerken, moet u eerst de installatie van de huidige printersoftware ongedaan maken. Voor gebruikers van Mac OS X 1. Sluit alle toepassingen en start de computer opnieuw op. 2. Plaats de cd-rom met EPSON-printersoftware in het cd-romstation. 3. Dubbelklik op de map Mac OS X. 4. Dubbelklik op de map Printer Driver (Printerdriver) 5. Dubbelklik op het pictogram van uw printer.
Voor gebruikers van Mac OS 9 1. Sluit alle toepassingen en start de computer opnieuw op. 5 2. Plaats de cd-rom met EPSON-printersoftware in het cd-romstation. 5 3. Dubbelklik op de map Nederlands en dubbelklik op de map Disk 1 (Schijf 1) in de map Printer Driver (Printerdriver). 5 4. Dubbelklik op het pictogram Installer(Installatieprogramma). 5 5 5. Klik op Continue (Doorgaan). Als het venster met de licentieovereenkomst verschijnt, leest u de overeenkomst en klikt u op Accept (Akkoord). 6.
De printer delen in een netwerk Printer delen In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een printer kunt delen in een AppleTalk-netwerk. De computers in een netwerk kunnen de printer delen die rechtstreeks op een van de computers is aangesloten. De computer die rechtstreeks is aangesloten op de printer, is de afdrukserver. De overige computers zijn clientcomputers die toestemming nodig hebben om de printer te delen met de afdrukserver. De clientcomputers delen de printer via de afdrukserver.
Voor gebruikers van Mac OS 9 5 De printer als een gedeelde printer configureren Volg de onderstaande procedure om de printer die rechtstreeks op uw computer is aangesloten te delen met andere computers in een AppleTalk-netwerk. 1. Zet de printer aan. 2. Selecteer Chooser (Kiezer) in het Apple-menu en klik op het pictogram van uw printer. Selecteer een USB- of FireWire-poort in het vak Select a printer port (Printerpoort selecteren) rechts en klik op Setup (Instellen).
4. Het dialoogvenster Printer Sharing (Printer delen) verschijnt. Schakel het selectievakje Share this Printer (Deze printer delen) in en typ vervolgens zo nodig de naam van de printer en de wachtwoordgegevens. 5. Klik op OK om de instellingen toe te passen. 6. Sluit de Chooser (Kiezer). Toegang tot de gedeelde printer Volg de onderstaande instructies om de printer vanaf een andere computer in het netwerk te bereiken. 1. Zet de printer aan. 2.
3. Klik op Setup (Instellen), typ het wachtwoord voor de printer en klik op OK. Het dialoogvenster Printer Setup (Printerinstelling)verschijnt. Klik bij Printer Sharing Set Up (Instelling voor printer delen) op Shared Printer Information (Gedeelde printergegevens). 5 5 5 5 5 5 4. Als op de client lettertypen zijn geïnstalleerd die niet beschikbaar zijn op de afdrukserver, verschijnt het volgende bericht. 5 5 5 5 5 5 5. Klik op OK om het bericht te verwijderen. 6. Sluit de Chooser (Kiezer).
Hoofdstuk 6 De PostScript-printerdriver gebruiken PostScript 3 Kenmerken Met de Adobe PostScript 3-printerdriver krijgt u de beschikking over de volgende geavanceerde voorzieningen: ❏ De mogelijkheid om documenten af te drukken die zijn opgemaakt voor een PostScript-printer. Tekst, lijntekeningen en grafisch materiaal kunnen op deze manier gemakkelijk worden afgedrukt. ❏ Zeventien lettertypen uit vijf families. Dit zijn: Courier, Helvetica, Helvetica Narrow, Symbol en Times.
Hardwarevereisten Om de PostScript 3-printerdriver te kunnen gebruiken moet uw printer aan de volgende vereisten voldoen. De geheugenvereisten voor het gebruik van de PostScript 3-printerdriver staan hieronder. Installeer extra geheugenmodules in uw printer als de geïnstalleerde hoeveelheid ontoereikend blijkt.
Windows Me of 98 Minimaal Aanbevolen Computer i386, i486 of Pentium (processor) i486 of Pentium (processor) Vaste schijf 6 MB vrije ruimte (voor installatie van driver) 8 MB vrije ruimte (voor installatie van driver) Geheugen 8 MB 16 MB Windows NT 4.
Mac OS 9 6 Minimaal Aanbevolen 6 Computer Power PC Vaste schijf 3,1 MB vrije ruimte (voor installatie van driver) 4 MB vrije ruimte (voor installatie van driver) Geheugen 4 MB 32 MB c 6 Let op: ❏ De Adobe PostScript 3-printerdriver kan niet worden gebruikt op computers met System 9.0.x of lager. 6 ❏ De Adobe PostScript 3-printerdriver kan niet worden gebruikt op Macintosh 68K-computers.
De PostScript-printerdriver gebruiken onder Windows Als u wilt afdrukken in PostScript-modus, moet u de printerdriver eerst installeren. Hierna vindt u de juiste installatie-instructies voor de interface die u voor het afdrukken gebruikt. PostScript-printerdriver installeren voor de parallelle interface Volg de onderstaande instructies om de PostScript-printerdriver te installeren voor de parallelle interface.
3. De Add Printer Wizard (De wizard Printer toevoegen) verschijnt. Klik nu op Next (Volgende). 6 4. In Windows Me of 98 gaat u nu naar stap 6. In Windows XP, 2000 of NT 4.0 selecteert u Local printer (Lokale printer) en klikt u op Next (Volgende). Opmerking: In Windows XP of 2000 mag u het selectievakje Automatically detect and install my Plug and Play printer (Mijn Plug en Play-printer automatisch detecteren en installeren) niet inschakelen. 5.
9. Volg de instructies op het scherm om de installatie te voltooien. 10. Als de installatie is voltooid, klikt u op Finish (Voltooien). PostScript-printerdriver installeren voor de USB-interface Volg de onderstaande instructies om de PostScript-printerdriver te installeren voor de USB-interface. c Let op: Wanneer de printer is aangesloten via een USB-poort, mag u EPSON Status Monitor 3 en de PostScript 3-driver nooit tegelijk gebruiken. Hierdoor kan uw systeem schade oplopen.
2. Sluit uw computer met een USB-kabel aan op de printer en zet de printer vervolgens aan. 6 3. Installeer de USB-apparaatdriver. 6 Windows Me: selecteer Automatic search for a better driver (Recommended) (Automatisch zoeken naar een beter stuurprogramma (aanbevolen)), klik op Next (Volgende) en ga naar stap 6. 6 Windows 98: klik op Next (Volgende) in de Add New Hardware Wizard (Wizard Nieuwe hardware toevoegen).
7. Installeer de printerdriver aan de hand van de instructies op het scherm. Zie "PostScript-printerdriver installeren voor de parallelle interface" op pagina 222 voor meer informatie. PostScript-printerdriver installeren voor de netwerkinterface Zie het desbetreffende gedeelte hierna voor uw besturingssysteem en volg de instructies om de PostScript-printerdriver te installeren voor de netwerkinterface. Opmerking: ❏ Geef de netwerkinstellingen op voordat u de printerdriver installeert.
Opmerking: U mag het selectievakje Automatically detect and install my Plug and Play printer (Mijn Plug en Play-printer automatisch detecteren en installeren) niet inschakelen. 5. Selecteer Create a new port (Een nieuwe poort maken) en selecteer Standard TCP/IP Port in de vervolgkeuzelijst. Klik op Next (Volgende). 6. Klik op Next (Volgende) om door te gaan. 6 6 6 7. Geef het IP-adres en de poortnaam op en klik op Next (Volgende). 6 8. Klik op Finish (Voltooien). 6 9.
3. Zet de printerpoort op EpsonNet Print Port (EpsonNet Print-poort). Raadpleeg “De Printerpoort configureren” in de Netwerkhandleiding voor instructies. Voor gebruikers van Windows NT 4.0 1. Zet de printer aan. Plaats de cd-rom met printersoftware in het cd-romstation. 2. Klik op Start en kies Settings (Instellingen) en Printers. Dubbelklik op het pictogram Add Printer (Printer toevoegen). 3. De Add Printer Wizard (De wizard Printer toevoegen) verschijnt.
De PostScrip-printerdriver openen U kunt de PostScript-printerdriver rechtstreeks openen vanuit een toepassing of vanuit Windows. Doorgaans krijgen de printerinstellingen die worden opgegeven vanuit Windows-toepassingen de voorkeur boven instellingen die worden opgegeven wanneer de printerdriver is geopend vanuit het besturingssysteem. Voor optimale resultaten kunt u de printerdriver dus het beste openen vanuit de toepassing.
Voor gebruikers van Windows 2000 Als u de printerdriver wilt openen, klikt u op Start, wijst u naar Settings (Instellingen) en klikt u op Printers. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van uw printer en klik op Printing Preferences (Voorkeursinstellingen voor afdrukken). Voor gebruikers van Windows NT 4.0 Als u de printerdriver wilt openen, klikt u op Start, wijst u naar Settings (Instellingen) en klikt u op Printers.
Voor gebruikers van Windows Me of 98 Het afdrukken verloopt misschien niet helemaal normaal als de computer via de parallelle interface op de printer is aangesloten en ECP is geactiveerd. Als dit het geval is, moet u de bidirectionele ondersteuning uitschakelen in de printerdriver. Daartoe opent u het dialoogvenster Properties (Eigenschappen) van de printer en klikt u achtereenvolgens op Details en Spool Settings (Wachtrij-instellingen).
Volg de onderstaande instructies om de functie Reserve Job (Reserveertaak) te gebruiken wanneer u wilt afdrukken (vanuit een willekeurige toepassing). 1. Klik op Print (Afdrukken) in het menu File (Bestand) van de toepassing waarmee u werkt. 2. Klik op Properties (Eigenschappen) en klik op het tabblad Job Settings (Taakinstellingen). 3. Geef de gewenste instellingen op in het dialoogvenster dat verschijnt. 4.
❏ TBCP (Tagged Binary Communications Protocol) kan niet worden gebruikt als instelling bij Output Protocol (Uitvoerprotocol). ❏ Op het tabblad Job Settings (Taakinstellingen) van het dialoogvenster Properties (Eigenschappen) van de printer moet u er ook voor zorgen dat het selectievakje Job Management On (Taakbeheer aan) is uitgeschakeld.
Opmerking: Mac OS X 10.2: als het venster voor de controle van uw identiteit verschijnt, voert u de gebruikersnaam en het wachtwoord van een beheerder in. 4. Klik op Continue (Doorgaan) wanneer het venster Install EPSON PostScript Software (EPSON PostScript-software installeren) verschijnt en volg verder de instructies op het scherm. 5. Easy Install (Snelle installatie) verschijnt op het scherm. Klik op Install (Installeren). Opmerking: Mac OS X 10.
Printer selecteren 6 Na de installatie van de PostScript 3-printerdriver moet u de printer selecteren. Printer selecteren indien aangesloten via USB (Mac OS 9) Als de printer via een USB-poort op uw computer is aangesloten, is het niet mogelijk om de printer te selecteren in de Chooser (Kiezer). U moet het onderdeel Desktop Printer Utility (Bureaubladprinterbeheer) van Apple starten en de printer registreren als bureaubladprinter.
3. Klik op Change (Wijzig) bij USB Printer Selection (Selectie USB-printer). 4. Het dialoogvenster USB Printer (USB-printer) verschijnt. Selecteer uw printer in de lijst met aangesloten USB-printers en klik op OK. 5. Klik op Auto Setup (Autoconfig) om het PPD-bestand (PostScript Printer Description (PostScript-printerbeschrijvingsbestand) te selecteren. Zodra een PPD-bestand is geselecteerd, wordt de naam van de geselecteerde printer weergegeven onder het printerpictogram.
❏ U moet de instellingen voor de geïnstalleerde opties handmatig opgeven wanneer de printer is aangesloten via USB, IP Printing (Afdrukken via IP) of Rendezvous. Wanneer de printer is aangesloten via AppleTalk worden de instellingen automatisch vastgelegd door de printersoftware. ❏ Geef ASCII op als gegevensindeling in het programma. Binaire gegevens kunnen niet goed worden afgedrukt bij gebruik van IP Printing (Afdrukken via IP) of Rendezvous. 1.
4. Volg de onderstaande instructies die op uw situatie van toepassing zijn om de printer te selecteren. AppleTalk Selecteer uw printer in de lijst met namen en selecteer Auto Select (Automatische selectie) in de lijst met printermodellen. IP Printing (Afdrukken via IP) Selecteer Epson in de lijst met namen en selecteer uw printer in de lijst met printermodellen. USB Selecteer uw printer in de lijst met namen en selecteer vervolgens uw printer in de lijst met printermodellen. Gebruikers van Mac OS X 10.
6. Controleer of de naam van uw printer is toegevoegd aan het venster Printer List (Printers). Sluit Printer Setup Utility (Printerconfiguratie) (Mac OS X 10.3) of Print Center (Afdrukbeheer) (Mac OS X 10.2). 6 6 Voor gebruikers van Mac OS 9 Volg de onderstaande instructies om de printer te selecteren. 6 1. Klik op Chooser (Kiezer) in het Apple-menu. 2. Controleer of AppleTalk actief is. 6 3. Klik op het pictogram AdobePS en selecteer het gewenste netwerk in het vak AppleTalk Zone (AppleTalk-zone).
De PostScrip-printerdriver openen Met de printerdriver kunt u de printer beheren en printerinstellingen wijzigen. In de printerdriver kunt u eenvoudig de printerinstellingen opgeven, bijvoorbeeld voor de papierbron, het papierformaat en de afdrukstand. Voor gebruikers van Mac OS X Als u de PostScript-printerdriver wilt openen, registreert u de printer in Printer Setup Utility (Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3) of Print Center (Afdrukbeheer, Mac OS X 10.
Printerinstellingen wijzigen U kunt de printerinstellingen wijzigen wanneer andere opties worden geïnstalleerd in uw printer. 6 6 Voor gebruikers van Mac OS X Volg de onderstaande instructies om de instellingen te wijzigen. 1. Open de printerdriver. Het venster Printer List (Printers) verschijnt. 6 2. Selecteer de printer in de lijst. 6 3. Selecteer Show Info (Toon info) bij Printers. Het dialoogvenster Printer Info (Printerinfo) verschijnt. 6 4.
Hoofdstuk 7 Bedieningspaneel gebruiken Menu's van het bedieningspaneel gebruiken Met het bedieningspaneel van de printer kunt u verschillende menu's openen waarmee u de status van verbruiksgoederen controleert, statusvellen afdrukt en printerinstellingen opgeeft. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de menu's van het bedieningspaneel kunt gebruiken en wanneer u het beste de printerinstellingen kunt opgeven via het bedieningspaneel.
Menu's van het bedieningspaneel openen Zie "Menu's van het bedieningspaneel" op pagina 244 voor een volledige beschrijving van de items en instellingen die beschikbaar zijn in de menu's van het bedieningspaneel. 1. Als het lampje brandt dat aangeeft dat de printer gereed is, drukt u op de knop Enter om de menu's van het bedieningspaneel te openen. 7 7 7 7 7 7 7 2. Druk op u Omhoog en d Omlaag om door de menu’s te bladeren. 3. Druk op Enter om de items in een menu weer te geven.
Gebruik u Omhoog en d Omlaag om door de beschikbare items te bladeren en druk op Enter om een instelling te selecteren. Druk op l Terug om terug te keren naar het vorige niveau zonder de instelling te wijzigen. Opmerking: U moet de printer uit- en weer inschakelen om bepaalde instellingen te activeren. Zie "Menu's van het bedieningspaneel" op pagina 244 voor meer informatie. 6. Druk op N Start/Stop om de menu's van het bedieningspaneel af te sluiten.
Item Instellingen (standaardinstelling is vet) Status Sheet (Statusvel) - Toner Check Sheet (Controlevel toner)*1 - Reserve Job List (Lijst reserveertaak)*2 - Form Overlay List (Lijst Docum. Overdr.
Color Pages (Kleurenpag.)*9 0 to 99999999 (1 tot 999) B/W Pages (Z/W-pag.)*9 0 to 99999999 (1 tot 999) *1 Alleen beschikbaar in de kleurmodus of de modus voor vier zwarte catridges. *2 Alleen beschikbaar als de taken met behulp van de functie Quick Print Job (Snelafdruk) worden opgeslagen. *3 Alleen beschikbaar als er formulieroverlaygegevens beschikbaar zijn. *4 Alleen beschikbaar als de instelling Network I/F (Netwerk I/F) is ingeschakeld.
Network Status Sheet (Netwerkstatusvel) 7 Hiermee drukt u een overzicht van de netwerkstatus af. USB ExtI/FstatusSht (USB ExtI/Fstatusvel) Hiermee drukt u een overzicht van de status van de USB-interface af. PS3 Font List (PS3 Fontvoorbeeld), LJ4 Font Sample (LJ4 Fontvoorbeeld), ESCP2 Font Sample (ESCP2 Fontvoorbeeld), FX Font Sample (FX Fontvoorbeeld), I239X Font Sample (I239X Fontvoorbeeld) 7 7 7 Hiermee drukt u een lijst met lettertypen af die beschikbaar zijn voor de geselecteerde printeremulatie.
Toner Ave. (Tonergem.) Dit menu is alleen beschikbaar wanneer de modus voor vier zwarte cartridges is ingeschakeld. Aangegeven wordt hoeveel toner gemiddeld nog aanwezig is in de vier zwarte tonercartridges. Total Pages (Afgedrukt) Hiermee wordt het totaalaantal pagina's weergegeven dat is afgedrukt op de printer. Color Pages (Kleurenpag.) Hiermee wordt het totaalaantal kleurenpagina's weergegeven dat is afgedrukt op de printer. B/W Pages (Z/W-pag.
Item Instellingen (standaardinstelling is vet) MP Tray Size (Std Papierbak) A4*1, A5, B5, LT*1, HLT, GLT, EXE, MON, C10, DL, C6, C5, IB5 LC1 Size (Form. Opt-bak 1)/ LC2 Size (Form. Opt-bak 2)*2 A4, LT MP Type (STD-Type) Plain (Wit), Letterhead (Briefhfd), Recycled, Color (Kleur), Transprncy (Transparant), Labels (Etiketten) LC1 Type (Opt1-type)/ LC2 Type (Opt2-type)*2 Plain (Wit), Letterhead (Briefhfd), Recycled, Color (Kleur) 7 7 *1 De standaardinstelling verschilt per land van aankoop.
Emulation Menu (Menu Emulatie) Met dit menu kunt u de emulatiemodus van de printer selecteren. U kunt verschillende emulaties opgeven voor elke interface, dus voor elke computer waarop u de printer aansluit. Aangezien elke emulatiemodus specifieke opties heeft, moet u de gewenste instellingen opgeven in het menu LJ4, ESC P2, FX, GL2 of I239X. De instellingen waaruit u kunt kiezen, zijn voor elke interface gelijk.
Menu Printing (Afdruk) Met dit menu kunt u standaardafdrukinstellingen opgeven, zoals het formaat en de afdrukstand van de pagina, wanneer u wilt afdrukken vanuit een toepassing of besturingssysteem waarin de printerdriver niet wordt ondersteund. Gebruik waar mogelijk de printerdriver om deze instellingen op te geven, omdat instellingen op de computer altijd de voorkeur krijgen boven deze instellingen.
Wide A4 (Breed A4) Als u On (Aan) selecteert, worden de linker- en rechtermarges verkleind van 4 mm naar 3,4 mm. Orientation (Oriëntatie) Hier wordt aangegeven of de pagina staand of liggend wordt afgedrukt. Resolution (Resolutie) Hier wordt de afdrukresolutie aangegeven. RITech Als u RITech inschakelt, krijgt u vloeiendere en scherpere regels, tekst en afbeeldingen.
Top Offset (B Marge) Hiermee kunt u kleine wijzigingen aanbrengen in de verticale afdrukpositie van de pagina. c Let op: Zorg ervoor dat de afgedrukte afbeelding niet groter is dan het papier. Anders beschadigt u de printer wellicht. Left Offset (L Marge) Hiermee kunt u kleine wijzigingen aanbrengen in de horizontale afdrukpositie van de pagina. Met deze functie kunt u gemakkelijk kleine wijzigingen aanbrengen. c Let op: Zorg ervoor dat de afgedrukte afbeelding niet groter is dan het papier.
Setup Menu (Menu Setup) In dit menu kunt u verschillende algemene configuratie-instellingen opgeven voor papierbakken, invoermodi en foutverwerking. U kunt in dit menu ook een taal kiezen voor het LCD-scherm. Item Instellingen (standaardinstelling is vet) Lang English, Français, Deutsch, Italiano, ESPAÑOL, SVENSKA, Dansk, Nederlands.
LCD Contrast (LCD-contrast) 0 tot 7 tot 15 7 *1 Alleen beschikbaar wanneer de bijbehorende optie is geïnstalleerd. *2 Alleen beschikbaar voor de modi PCL5e, ESC/Page, ESC/P2, FX en I239X. Lang Hier wordt aangegeven welke taal op het LCD-scherm wordt weergegeven en op het statusvel wordt afgedrukt. 7 7 7 Time Out (Timeout) Hiermee wordt bepaald na hoeveel seconden een time-out optreedt bij het automatisch omschakelen naar een andere interface.
MP Mode (MP MODE) Met deze instelling wordt bepaald of de MP-lade de hoogste of laagste prioriteit heeft wanneer Auto is geselecteerd als papierbron in de printerdriver. Wanneer Normal (Normaal) is geselecteerd bij MP Mode (MP MODE), heeft de MP-lade de hoogste prioriteit als papierbron. Selecteert u Last (Laatste), dan heeft de MP-lade de laagste prioriteit. Manual Feed (Handmatige invoer) Hiermee kunt u de modus voor handmatige invoer selecteren voor de MP-lade.
Page Side (Paginazijde) Selecteer Front (Voor) als u de voorkant van zwaar papier (Thick (Zwaar)) wilt bedrukken. 7 7 Selecteer Back (Achter) als u de achterkant van zwaar papier (Thick (Zwaar)) wilt bedrukken. Skip Blank Page (Geen lege pag.) 7 Hiermee kunt u lege pagina's overslaan tijdens het afdrukken. Deze instelling is beschikbaar wanneer u afdrukt in de modi PCL5e, ESC/Page, ESCP2, FX of I239X.
Page Protect (Paginabesch) Hier kunt u extra printergeheugen toewijzen aan het afdrukken van gegevens in plaats van aan het ontvangen van gegevens. U moet deze optie wellicht inschakelen als u een zeer complexe pagina afdrukt. Als het foutbericht Print Overrun (Afdrukoverloop) wordt weergegeven op het LCD-scherm tijdens het afdrukken, schakelt u deze optie in en drukt u de gegevens opnieuw af. De hoeveelheid geheugen die is gereserveerd voor het verwerken van gegevens, wordt verlaagd.
Mode Config. Menu (Menu Modusconfig.) In dit menu kunt u de afdrukmodus aanpassen. Via dit menu kunt u ook het gebruik van een van de zwarte tonercartridges stopzetten (bij gebruik van de modus voor vier zwarte cartridges). Item Instellingen (standaardinstelling is vet) Remove All Toner (Verwijd.
Change Mode Color (Wijzig modus Kleur) Hiermee activeert u het afdrukken in kleur met de tonercartridges voor de kleuren cyaan (C), magenta (M) en geel (Y). KC/KM/KY/KK Toner (Toner KC/KM/KY/KK) Deze instelling is alleen beschikbaar wanneer de modus voor vier zwarte cartridges is ingeschakeld. Wanneer het controlevel voor de toner vage plekken bevat, moet u de aangegeven tonercartridge op Uit zetten om de afdrukkwaliteit te handhaven.
Reset All (Reset alles) Hiermee wordt het afdrukken onderbroken en het printergeheugen gewist. De printerinstellingen worden opnieuw ingesteld op de standaardwaarden. De afdruktaken die uit interfaces zijn ontvangen, worden verwijderd. Opmerking: Als u deze optie uitvoert, worden de afdruktaken verwijderd die uit interfaces zijn ontvangen. Zorg dat u geen taken van anderen onderbreekt.
Menu Vertrouwelijk Met dit menu kunt u taken afdrukken of verwijderen die met de optie Confidential Job (Vertrouwelijk) van de functie Reserve Job (Reserveertaak) in de printerdriver zijn opgeslagen op de vaste schijf van de printer. U moet het juiste wachtwoord invoeren om toegang te krijgen tot deze gegevens. Zie "Het Confidential Job Menu (Menu Vertrouwelijk) gebruiken" op pagina 304 voor meer informatie over het gebruik van dit menu.
Speed (Snelheid) Hiermee wordt de pulsbreedte van het ACKNLG-signaal aangegeven wanneer gegevens worden ontvangen in de modus Compatibility (Compatibiliteit) of Nibble (Nib.). Wanneer Fast (Snel) is geselecteerd, is de pulsbreedte ongeveer 1 µs. Wanneer Normal (Normaal) is geselecteerd, is de pulsbreedte ongeveer 10 µs. Bi-D (Bidirectioneel) 7 7 7 7 Hiermee kunt u de modus voor bidirectionele communicatie instellen. Als u Off (Uit) selecteert, wordt bidirectionele communicatie uitgeschakeld.
Menu USB Met deze instellingen wordt de communicatie tussen de printer en de computer beheerd wanneer u de USB-interface gebruikt. 264 Item Instellingen (standaardinstelling is vet) USB I/F*1 On (Aan), Off (Uit) USB Speed (USB-snelheid)*1 HS, FS USB ExtI/F Confg*2 No (Nee), Yes (Ja) Get IPAddress (IP-adres ophalen)*3 Panel (Paneel), Auto, PING IP*3*4*5 0.0.0.0 tot 255.255.255.255 SM*3 0.0.0.0 tot 255.255.255.255 GW*3 0.0.0.0 tot 255.255.255.
*4 Alleen beschikbaar wanneer Get IPAddress (IP-adres opvragen) op Auto staat. Deze instelling kan niet worden gewijzigd. *5 Wanneer Get IPAddress (IP-adres opvragen) van Panel (Paneel) of PING wordt gewijzigd in Auto, worden de ingestelde paneelwaarden opgeslagen. Wanneer Auto wordt gewijzigd in Panel (Paneel) of PING, worden de opgeslagen waarden weergegeven. 192.168.192.168 als de instellingen niet via het bedieningspaneel worden opgegeven.
Menu Network (Netwerk) Raadpleeg de Netwerkhandleiding voor meer informatie. Menu AUX Raadpleeg de Netwerkhandleiding voor meer informatie. Menu LJ4 Met deze instellingen beheert u de lettertypen en tekensets die beschikbaar zijn in de modus LJ4. 266 Item Instellingen (standaardinstelling is vet) Bron fonts Resident, Download, ROM A*1 Font Number (Font Nr) 0 tot 65535 (afhankelijk van de instellingen) Pitch 0.44 ... 10.00 ... 99,99 cpi in stappen van 0,01 cpi Height (Hoogte) 4.00 ... 12.00 ...
Form (Pagina) 5 ... 60/64*2 ... 128 regels Source SymSet (Bron Symset) 0 ... 277 ... 3199 Dest SymSet (Doel Symset) 0 ... 277 ... 3199 CR Function (CR-functie) CR, CR + LF LF Function (LF-functie) LF, CR + LF Tray Assign (Vakaanduid.) 4, 4K, 5S 7 7 7 7 *1 Alleen beschikbaar wanneer de optionele ROM-module voor lettertypen is geïnstalleerd. *2 Afhankelijk van of u Letter- (60) of A4-papier (64) hebt geselecteerd.
Height (Hoogte) Hier geeft u de standaardpuntgrootte voor het lettertype op als het lettertype schaalbaar en proportioneel is. U kunt een waarde selecteren van 4,00 tot 999,75 punten in stappen van 0,25 punt. Dit item wordt wellicht niet weergegeven, afhankelijk van de instellingen bij Font Source (Bron fonts) of Font Number (Font Nr). SymSet (SymbSet) Hier selecteert u de standaardtekenset.
Tray Assign (Vakaanduid.) Hiermee kunt u de toewijzing wijzigen voor de opdracht om een papierbron te selecteren. Wanneer 4 is geselecteerd, zijn de ingestelde opdrachten compatibel met de HP LaserJet 4. Is 4K geselecteerd, dan zijn de ingestelde opdrachten compatibel met de HP LaserJet 4000, 5000 en 8000. Als 5S is geselecteerd, zijn de ingestelde opdrachten compatibel met de HP LaserJet 5Si. Menu GL2 7 7 7 7 Met dit menu kunt u de printer instellen om een plotter te emuleren.
Voordat u kunt afdrukken in de modus GL/2 U moet wellicht de volgende afdrukopties wijzigen in de toepassing, afhankelijk van de gewenste uitvoer. Controleer of deze instellingen overeenkomen met de gegevens die u wilt afdrukken. Print Options (Afdrukopties) Instellingen Paper Size (Papierformaat) De instelling voor papierformaat van de printer.
Scale (Schalen) Hier wordt aangegeven of de uitvoer van de software geschaald is. De schaalfactor is gebaseerd op het opgegeven papierformaat in de toepassing. Origin (Oorsprong) Hier geeft u aan of de logische oorsprong van de plotter de hoek of het midden van het papier is. 7 7 7 Pen 7 Hiermee kunt u een pen selecteren waarmee u de dikte kunt instellen bij Pen0 tot en met Pen6. De modus LJ4GL2 biedt ondersteuning voor twee pennen (0 en 1), de modus GL-achtig voor zeven pennen (0 tot en met 6).
Menu PS3 Deze instellingen zijn beschikbaar in de modus PS3. Item Instellingen (standaardinstelling is vet) Error Sheet (Foutrapport) Off (Uit), On (Aan) Coloration (Kleurinstel)* Color (Kleur), Mono Image Protect (Behoud afb.) Off (Uit), On (Aan) * Alleen beschikbaar in de kleurmodus. Error Sheet (Foutrapport) Als u On (Aan) selecteert, drukt de printer een foutrapport af. Coloration (Kleurinstel) Hiermee kunt u de modus voor afdrukken in kleur of zwart-wit selecteren. Image Protect (Behoud afb.
Menu ESC/P2 In dit menu kunt u instellingen opgeven die van invloed zijn op de printer wanneer de emulatiemodus ESC/P 2 is ingeschakeld. Item Instellingen (standaardinstelling is vet) Font Courier, Prestige, Roman, Sans Serif, Roman T, Orator S, Sans H, Script, OCR A, OCR B Pitch 10, 12, 15 cpi, Prop. Condensed (Versmald) Off (Uit), On (Aan) T. Margin (Bovenmarge) 0.40 ... 0.50 ... 1,50 inch in stappen van 0,05 inch Text (AantRegel) 1... 62/66*...
Font Hier selecteert u het lettertype. Pitch Hier selecteert u de tekenbreedte (de horizontale afstand) van het lettertype met een vaste tekenbreedte, gemeten in cpi (tekens per inch). U kunt ook proportionele afstand selecteren. Condensed (Versmald) Hiermee schakelt u versmald afdrukken in of uit. T. Margin (Bovenmarge) Hiermee kunt u de afstand van de bovenzijde van de pagina naar de basislijn van de eerste afdrukbare regel opgeven. De afstand wordt aangegeven in inches.
Country (Land) Met deze optie kunt u een van de vijftien internationale tekensets selecteren. Zie "Internationale tekensets" op pagina 490 voor voorbeelden van de tekens in de tekenset voor elk land. Auto CR (Autom. CR) Hier wordt aangegeven of de printer een bewerking voor een regelterugloop/regelinvoer (CR-LF) uitvoert wanneer de afdrukpositie de rechtermarge overschrijdt.
ZeroChar (Vorm 0 (nul)) Hier geeft u aan of de printer een nul met of zonder deelteken moet afdrukken. Menu FX In dit menu kunt u instellingen opgeven die van invloed zijn op de printer wanneer de emulatiemodus FX is ingeschakeld. Item Instellingen (standaardinstelling is vet) Font Courier, Prestige, Roman, Sans Serif, Script, Orator S, OCR A, OCR B Pitch 10, 12, 15 cpi, Prop. Condensed (Versmald) Off (Uit), On (Aan) T. Margin (Bovenmarge) 0.40 ... 0.50 ...
Font 7 Hier selecteert u het lettertype. Pitch Hier selecteert u de tekenbreedte (de horizontale afstand) van het lettertype met een vaste tekenbreedte, gemeten in cpi (tekens per inch). U kunt ook proportionele afstand selecteren. Condensed (Versmald) 7 7 7 Hiermee schakelt u versmald afdrukken in of uit. T. Margin (Bovenmarge) 7 Hiermee kunt u de afstand van de bovenzijde van de pagina naar de basislijn van de eerste afdrukbare regel opgeven. De afstand wordt aangegeven in inches.
Country (Land) Met deze optie kunt u een van de vijftien internationale tekensets selecteren. Zie "Internationale tekensets" op pagina 490 voor voorbeelden van de tekens in de tekenset voor elk land. Auto CR (Autom. CR) Hier wordt aangegeven of de printer een bewerking voor een regelterugloop/regelinvoer (CR-LF) uitvoert wanneer de afdrukpositie de rechtermarge overschrijdt.
ZeroChar (Vorm 0 (nul)) Hier geeft u aan of de printer een nul met of zonder deelteken moet afdrukken. 7 7 Menu I239X De modus I239X emuleert IBM® 2390/2391 Plus-opdrachten. 7 Deze instellingen zijn alleen beschikbaar wanneer de modus I239X is ingeschakeld. 7 7 Item Instellingen (standaardinstelling is vet) Font Courier, Prestige, Gothic, Orator, Script, Presentor, Sans Serif Pitch 10, 12, 15, 17, 20, 24 cpi, Prop. Code Page 437, 850, 858, 860, 863, 865 T. Margin (Bovenmarge) 0.30 ... 0.40 ..
Pitch Hier selecteert u de tekenbreedte (de horizontale afstand) van het lettertype met een vaste tekenbreedte, gemeten in cpi (tekens per inch). U kunt ook proportionele afstand selecteren. Code Page Hier selecteert u de karaktertabellen. Karaktertabellen bevatten de karakters en tekens die in verschillende talen worden gebruikt. De printer drukt tekst af op basis van de geselecteerde karaktertabel. T.
Auto LF (Autom. LF) Als u Off (Uit) selecteert, verzendt de printer geen opdracht voor een automatische regelinvoer (LF) voor elke regelterugloop (CR). Is On (Aan) geselecteerd, dan wordt een opdracht voor een regelinvoer verzonden voor elke regelterugloop. Selecteer On (Aan) als de tekstregels elkaar overlappen. 7 7 7 Alt grafisch Hiermee schakelt u deze optie in of uit. 7 Bit Image De printer kan de grafische dichtheden emuleren die zijn ingesteld met de printeropdrachten.
Menu Support (Ondersteuning) Activeer de ondersteuningsmodus door de printer in te schakelen terwijl u d Omlaag ingedrukt houdt. Het Support Menu (Menu Support) verschijnt. HDD format (Vaste-schijfformaat) Hiermee formatteert u de vaste schijf in de printer (indien geïnstalleerd). PS3 HDD Init (PS3 schijf init.) Hiermee initialiseert u het deel van de vaste schijf waar PostScript-gegevens worden opgeslagen, als er een vaste schijf is geïnstalleerd.
Printer Adjust Menu (Menu Printer Aanp.) Activeer de ondersteuningsmodus door de printer in te schakelen terwijl u d Omlaag ingedrukt houdt. Het Printer Adjust Menu (Menu Printer Aanp.) verschijnt. Opmerking: Dit menu is voor een speciale functie. Bij normaal gebruik hoeft u hier niets aan te wijzigen. Item Instellingen (standaardinstelling is vet) Normal (Normaal) -4 ... 0 ... 5 Normal Back -4 ... 0 ... 5 Thick (Zwaar) -4 ... 0 ... 5 Trnsprnc -4 ... 0 ... 5 Envelope -4 ... 0 ...
Thick (Zwaar) Hiermee past u de dichtheid voor zwaar papier aan. Een hogere waarde is donkerder. Trnsprnc Hiermee past u de dichtheid voor transparanten aan. Een hogere waarde is donkerder. Envelope Hiermee past u de dichtheid voor enveloppen aan. Een hogere waarde is donkerder. Highland Hiermee worden afdrukproblemen door abnormale elektrische ontladingen voorkomen. Dit verschijnsel kan zich voordoen bij gebruik van de printer op grote hoogten.
Feed Offset2 Hiermee wijzigt u de verticale positie waar met afdrukken wordt begonnen. Een hogere waarde betekent een lagere positie op het vel. Deze instelling wordt gebruikt voor het bedrukken van de achterkant van het papier tijdens het dubbelzijdig afdrukken. Scan Offset2 Hiermee wijzigt u de horizontale positie waar met afdrukken wordt begonnen. Een hogere waarde betekent een meer naar rechts verschoven positie op het vel.
Cancel All Print Job (Alle afdruktaken annuleren) Alle afdruktaken in het printergeheugen worden geannuleerd, waaronder de taken die momenteel worden ontvangen of afgedrukt. Dit bericht verschijnt als u + Taak annuleren langer dan twee seconden indrukt. Cancel Print job (Afdruktaak annuleren) De huidige afdruktaak wordt geannuleerd. Dit bericht verschijnt als u + Taak annuleren indrukt en binnen twee seconden weer loslaat.
Check Paper Size (Controleer formaat) Het ingestelde papierformaat verschilt van het formaat van het papier in de printer. Controleer of de opgegeven papierbron papier van het juiste formaat bevat. Als u dit foutbericht wilt wissen, selecteert u Clear Warning (Waarschuwing wissen) in het menu Reset op het bedieningspaneel. Zie "Menu's van het bedieningspaneel openen" op pagina 243 voor meer informatie. 7 7 7 Check Paper Type (Contr.
Collate Disabled (Verzamel uitgesch.) U kunt niet langer afdrukken door het aantal exemplaren op te geven omdat er te weinig geheugen (RAM) beschikbaar is of omdat de optionele vaste schijf onvoldoende vrije schuifruimte bevat. Druk één exemplaar per keer af als deze fout optreedt. Als u dit foutbericht wilt wissen, selecteert u Clear Warning (Waarschuwing wissen) in het menu Reset op het bedieningspaneel.
Formatting HDD (Formatteer HDD) 7 De vaste schijf wordt geformatteerd. Form Data Canceled (Docum. Geg. Afgebr.) Formulieroverlays kunnen niet worden opgeslagen op de optionele vaste schijf van de printer. De schijf is vol of het maximale aantal bestanden met formulieroverlays is bereikt. Verwijder de bestanden met overlays die u niet meer nodig hebt en probeer opnieuw de nieuwe overlay op te slaan.
Hard Disk Full (Harde schijf vol) De optionele vaste schijf is vol en u kunt geen gegevens opslaan. Verwijder onnodige gegevens van de vaste schijf. Als u dit foutbericht wilt wissen, selecteert u Clear Warning (Waarschuwing wissen) in het menu Reset op het bedieningspaneel. Zie "Menu's van het bedieningspaneel openen" op pagina 243 voor meer informatie over de menu's op het bedieningspaneel. HDD CHECK (HDD controleren) De printer controleert de vaste schijf.
Install Fuser (Plaats fixeereenheid) Er is geen fixeereenheid geïnstalleerd of de fixeereenheid is niet goed geïnstalleerd. Zet de printer uit en plaats de fixeereenheid als die niet is geïnstalleerd. Als er al een fixeereenheid is geïnstalleerd, moet u de printer uitzetten en de eenheid opnieuw installeren (nadat u de printer 30 minuten hebt laten afkoelen). Open klep A en B. Verwijder de fixeereenheid en plaats de fixeereenheid opnieuw, maar nu op de juiste manier. Sluit klep A en B.
Install Waste T Box (Tonerafvalbak installeren) De afvalbak voor toner is niet of verkeerd geïnstalleerd. Installeer een tonerafvalbak in de printer, mocht dat nog niet gebeurd zijn. Als er wel een tonerafvalbak is geïnstalleerd, moet u de afvalbak verwijderen en vervolgens opnieuw installeren. Zie "Tonerafvalbak" op pagina 359 voor meer informatie. Invalid AUX I/F Card (Verkeerd opt. int.) Deze melding betekent dat de printer niet kan communiceren met de geïnstalleerde optionele interfacekaart.
Invalid PS3 (Verkeerde PS3) De PostScript3 ROM-module is defect. Schakel de printer uit en neem contact op met de leverancier. 7 Invalid ROM A (Verkeerde ROM A) 7 De printer kan de geïnstalleerde optionele ROM-module niet lezen. Schakel de printer uit en verwijder de ROM-module. 7 Jam-Paper Size Error (Vast-Papierform.fout) Het papier is vastgelopen doordat het verkeerde papierformaat is geladen. Verwijder het vastgelopen papier en stel het formaat goed in.
Need Memory (Te weinig geheugen) De printer beschikt over onvoldoende geheugen om de huidige taak te voltooien. Als u dit foutbericht wilt wissen, selecteert u Clear Warning (Waarschuwing wissen) in het menu Reset op het bedieningspaneel. Zie "Menu's van het bedieningspaneel openen" op pagina 243 voor meer informatie. Als u wilt voorkomen dat dit probleem opnieuw optreedt, voegt u meer geheugen toe aan de printer zoals wordt aangegeven bij "Geheugenmodules" op pagina 448.
Offline De printer is niet gereed voor afdrukken. Druk op N Start/Stop. Optional RAM Error (Fout optionele RAM) De optionele geheugenmodule is beschadigd of u gebruikt een verkeerde module. Vervang de geheugenmodule. Paper Jam WWWW (Vast WWWW) 7 7 7 7 Met WWWWW wordt aangegeven waar de papierstoring is opgetreden. WWWWW is de locatie. 7 Als het papier gelijktijdig op twee of meer locaties vastloopt, worden de betreffende locaties allemaal weergegeven.
Paper Out tttt sssss (Papier op tttt sssss) De opgegeven papierbron (tttt) bevat geen papier. Plaats papier met het juiste formaat (sssss) in de papierbron. Paper Set tttt sssss (Papierfmt tttt sssss) Het formaat van het papier in de opgegeven papierbron (tttt) komt niet overeen met het vereiste papierformaat (sssss). Vervang het geplaatste papier door papier van het juiste formaat en druk op N Start/Stop om verder te gaan met afdrukken. U kunt ook op + Taak annuleren drukken om de afdruktaak te annuleren.
Als u dit bericht blijft ontvangen wanneer u een bepaalde pagina afdrukt, kunt u proberen de pagina te vereenvoudigen door het aantal afbeeldingen te beperken of het aantal en de grootte van lettertypen te verminderen. U kunt deze fout voorkomen door Page Protect (Paginabesch) op On (Aan) te zetten en extra geheugen in de printer te installeren. Zie "Setup Menu (Menu Setup)" op pagina 254 en "Geheugenmodule" op pagina 329 voor meer informatie.
Replace Photoconductor (Vervang fotocondctr) De fotogeleidingseenheid is versleten. Schakel de printer uit en vervang de fotogeleidingseenheid door een nieuwe. Zie "Fotogeleidingseenheid" op pagina 346 voor meer informatie. Het probleem wordt automatisch opgelost nadat u de eenheid hebt vervangen en alle printerkleppen hebt gesloten. De teller van de fotogeleidingseenheid wordt automatisch opnieuw ingesteld. Wanneer het foutlampje knippert, kunt u doorgaan met afdrukken door op N Start/Stop te drukken.
Als u dit foutbericht wilt wissen, selecteert u Clear Warning (Waarschuwing wissen) in het menu Reset op het bedieningspaneel. Zie "Menu's van het bedieningspaneel openen" op pagina 243 voor meer informatie over de menu's op het bedieningspaneel. Reset De huidige interface van de printer is opnieuw ingesteld en de buffer is leeggemaakt. Er zijn echter nog andere interfaces actief waarvoor de instellingen en gegevens behouden zijn gebleven.
Service Req Cffff/Service Req Eggg (Serviceverzoek Cffff/Eggg) Er is een controllerfout of een printerfout gevonden. Schakel de printer uit. Wacht ten minste vijf seconden en schakel de printer weer in. Als het bericht blijft verschijnen, noteert u het foutnummer dat wordt weergegeven op het LCD-scherm (Cffff/Eggg) en schakelt u de printer uit. Trek de stekker uit het stopcontact en neem contact op met een ervaren onderhoudsmonteur. Sleep (Rustmodus) De printer staat in de energiebesparingsmodus.
Unable Clear Error (Verhelpt fout niet) Het foutbericht kan niet worden gewist omdat het probleem niet is opgelost. Probeer nogmaals het probleem op te lossen. 7 uuuu Toner Low (uuuu Weinig toner) 7 Dit bericht geeft aan dat de tonercartridge voor de aangegeven kleur bijna is versleten. Houd een nieuwe tonercartridge bij de hand. 7 Warming Up (Opwarmen) 7 De printer (fixeereenheid) wordt opgewarmd. 7 Waste Toner Box Near Full (Tonerafvalbak Bijna vol) De afvalbak voor toner is bijna vol.
Worn Transfer Unit (Transfereenh. Versl.) Dit bericht geeft aan dat de transfereenheid is versleten. Neem contact op met uw leverancier. Wilt u dit foutbericht wissen en verdergaan met afdrukken, selecteert u Clear All Warning (Wis waarschuwingen) in het menu Reset op het bedieningspaneel. Zie "Menu's van het bedieningspaneel openen" op pagina 243 voor meer informatie over de menu's op het bedieningspaneel. Write Error ROM P (Schrijffout ROM P) De printer kan geen gegevens wegschrijven naar de ROM-module.
Gegevens voor reserveertaken afdrukken en verwijderen Afdruktaken die met de opties Re-Print Job (Taak opnieuw afdrukken), Verify Job (Taak verifiëren) en Stored Job (Opgeslagen taak) van de functie Reserve Job (Reserveertaak) zijn opgeslagen op de optionele vaste schijf van de printer, kunnen worden afgedrukt en verwijderd met het menu Quick Print Job (Snelafdruk) van het bedieningspaneel.
5. Als u het aantal exemplaren wilt opgeven dat u wilt afdrukken, drukt u op Enter en op d Omlaag of u Omhoog om het aantal exemplaren te selecteren. Als u afdruktaken wilt verwijderen zonder exemplaren af te drukken, drukt u op d Omlaag om Delete (Verwijderen) op het LCD-scherm weer te geven. 6. Druk op Enter om de gegevens af te drukken of te verwijderen.
4. Voer het wachtwoord van vier cijfers in met de bijbehorende knoppen, zoals hieronder wordt weergegeven. 7 7 7 7 7 Opmerking: ❏ Wachtwoorden bestaan altijd uit vier cijfers. ❏ Voor wachtwoorden kunt u de cijfers 1 tot en met 4 gebruiken. ❏ Als er geen afdruktaken zijn opgeslagen met het wachtwoord dat u hebt ingevoerd, wordt Password Error (Fout codewoord) kort weergegeven op het LCD-scherm. Vervolgens worden de menu's van het bedieningspaneel afgesloten.
Statusvel afdrukken Druk via het bedieningspaneel van de printer een statusvel af om de huidige status van de printer te controleren en om te controleren of de onderdelen correct zijn geïnstalleerd. Volg de onderstaande instructies om een statusvel af te drukken. 1. Zet de printer aan. Op het LCD-scherm verschijnt het bericht Ready (Gereed). 2. Druk drie keer op Enter. Er wordt een statusvel afgedrukt. * * Enter 3. Controleer of de informatie over de geïnstalleerde opties correct is.
❏ Als u de printerdriver voor Windows gebruikt, kunt u de gegevens over geïnstalleerde opties handmatig bijwerken. Zie "Optionele instellingen opgeven" op pagina 103 voor meer informatie. 7 7 Afdrukken annuleren 7 U kunt het afdrukken vanaf de computer annuleren met de printerdriver. Zie "Afdrukken annuleren" op pagina 138 (Windows) of "Afdrukken annuleren" op pagina 211 (Macintosh) als u een afdruktaak wilt annuleren voordat deze de computer verlaat.
2. Druk herhaaldelijk op d Omlaag totdat Reset Menu (Menu Reset) wordt weergegeven op het LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter. 3. Druk een aantal keren op d Omlaag totdat Reset wordt weergegeven. 4. Druk op Enter. Het afdrukken wordt geannuleerd. De printer is gereed om een nieuwe afdruktaak te ontvangen. Afdrukmodus aanpassen Via het bedieningspaneel kunt u de gewenste afdrukmodus selecteren: kleur of zwart-wit (met één of vier zwarte cartridges). Hierna krijgt u meer informatie over deze omschakeling.
4. Wanneer Remove Toner (Verwijder toner) wordt weergegeven, verwijdert u de nu geïnstalleerde kleurencartridge. Zie "Tonercartridge vervangen" op pagina 343 voor meer informatie over het verwijderen van een cartridge. 5. Wanneer alle kleurencartridges uit de printer zijn verwijderd, wordt automatisch de zwart-witmodus geactiveerd.
3. Druk herhaaldelijk op d Omlaag totdat Change Mode 4 x B/W (Wijzig modus 4xZ/W) wordt weergegeven op het LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter. 4. Wanneer Change Toner to K (Gebruik toner K) wordt weergegeven, verwijdert u de geïnstalleerde cartridge en installeert u een zwarte cartridge. Zie "Tonercartridge vervangen" op pagina 343 voor meer informatie over het vervangen van een cartridge. Opmerking: Als de verkeerde tonercartridge is geïnstalleerd, gaat de printer niet naar de volgende stap.
Van zwart-wit naar kleur 7 Volg de onderstaande instructies om van zwart-wit om te schakelen naar kleur. 1. Controleer of Ready (Gereed) of Sleep (Rustmodus) wordt weergegeven op de printer en druk op Enter om de menu's op het bedieningspaneel te openen. 2. Druk een aantal keren op d Omlaag totdat Mode Config. Menu (Menu Modusconfig.) wordt weergegeven op het LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter. 3.
Gebruikers van Mac OS X: Na een aanpassing van de modus moet u alle programma's sluiten en de printer verwijderen met Print Setup Utility (Printerconfiguratie, Mac OS X 10.3) of Print Center (Afdrukbeheer, Mac OS X 10.2 en lager). Vervolgens moet u de printer opnieuw registreren. Van gewoon zwart-wit naar zwart-wit met vier zwarte cartridges Volg de onderstaande instructies om van zwart-wit om te schakelen naar de zwart-witmodus met gebruikmaking van vier zwarte cartridges. 1.
Van zwart-wit met vier zwarte cartridges naar gewoon zwart-wit Volg de onderstaande instructies om van zwart-wit met vier zwarte cartridges om te schakelen naar de gewone zwart-witmodus. 7 1. Controleer of Ready (Gereed) of Sleep (Rustmodus) wordt weergegeven op de printer en druk op Enter om de menu's op het bedieningspaneel te openen. 2. Druk een aantal keren op d Omlaag totdat Mode Config. Menu (Menu Modusconfig.) wordt weergegeven op het LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter. 3.
2. Druk een aantal keren op d Omlaag totdat Mode Config. Menu (Menu Modusconfig.) wordt weergegeven op het LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter. 3. Druk herhaaldelijk op d Omlaag totdat Change Mode Color (Wijzig modus Kleur) wordt weergegeven op het LCD-scherm. Druk vervolgens op Enter. 4. Wanneer Change Toner to xx (Gebruik toner xx) wordt weergegeven, verwijdert u de geïnstalleerde zwarte cartridge en installeert u de cartridge die met xx wordt aangegeven (C, M of Y).
Hoofdstuk 8 8 Optionele onderdelen installeren 8 Optionele papierlade Zie "Optionele papierlade" op pagina 43 voor informatie over de papiersoorten en -formaten die u in de optionele papierlade kunt gebruiken. Zie "Optionele papierlade" op pagina 447 voor specificaties. 8 8 8 Voorzorgsmaatregelen Neem altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht wanneer u het optionele onderdeel installeert: De printer weegt ongeveer 37 kg. De printer moet niet worden opgetild door één persoon.
* De printer niet hier optillen. w Waarschuwing: Als u de printer niet op de juiste wijze optilt, laat u deze wellicht vallen. Dit kan letsel tot gevolg hebben. De optionele papierlade installeren Volg de onderstaande instructies om de optionele papierlade te installeren. 1. Schakel de printer uit en maak het netsnoer en de interfacekabel los. 2. Haal de optionele papierlade uit de kartonnen doos en verwijder het beschermmateriaal uit de lade.
3. Zet de optionele papierlade op de plaats waar u de printer wilt installeren. Zet de printer vervolgens op de optionele papierlade. Breng de hoeken van de printer boven die van de lade. Laat de printer vervolgens zakken. De printer moet stevig op de lade staan. 8 8 8 8 8 8 8 w Waarschuwing: De printer moet door twee personen worden opgetild op de juiste posities.
4. Open klep E. 5. Zet de optionele papierlade vast aan de printer met behulp van de bijgeleverde plaatjes en schroeven. 6. Sluit klep E.
7. Zet de lade aan de linkerkant van de printer vast met het plaatje en de schroef die nog overblijven. 8 8 8 8 8 8. Sluit de interfacekabel en het netsnoer opnieuw aan en schakel de printer in. 8 Druk een statusvel af om te controleren of het optionele onderdeel correct is geïnstalleerd. Zie "Statusvel afdrukken" op pagina 400 voor meer informatie. Gebruikers van Windows: Wanneer EPSON Status Monitor 3 niet is geïnstalleerd, moet u de instellingen handmatig opgeven in de printerdriver.
De optionele papierlade verwijderen Schakel de printer uit en voer de installatieprocedure uit in omgekeerde volgorde. Duplexer Zie "Duplexer" op pagina 448 voor de papiersoorten en -formaten die u in de duplexer kunt gebruiken. Duplexer installeren Volg de onderstaande instructies om de optionele duplexer te installeren. 1. Schakel de printer uit en maak het netsnoer en de interfacekabel los. 2. Open de MP-lade.
3. Schuif de vergrendeling van klep A naar links en open de klep. 8 8 8 8 8 4. Verwijder de twee schroeven waarmee de klep van de MP-lade is bevestigd.
5. Verwijder de klep van de MP-lade van klep A. 6. Haal de duplexer uit de verpakking. 7. Laat de haken van klep A in de daarvoor bestemde uitsparingen van de duplexer vallen.
8. Trek het bovenste deel van de duplexer omhoog en zet de duplexer aan de printer vast met behulp van de twee bijgeleverde schroeven. 8 8 8 8 8 8 8 9. Sluit klep A en de MP-lade. Druk een statusvel af om te controleren of het optionele onderdeel correct is geïnstalleerd. Zie "Statusvel afdrukken" op pagina 400 voor meer informatie. Gebruikers van Windows: Wanneer EPSON Status Monitor 3 niet is geïnstalleerd, moet u de instellingen handmatig opgeven in de printerdriver.
Voor Windows: zie "Afdrukken met de duplexer" op pagina 97 voor meer informatie. Voor Macintosh: zie "Afdrukken met de duplexer" op pagina 184 voor meer informatie. Duplexer verwijderen Schakel de printer uit en voer de installatieprocedure uit in omgekeerde volgorde. Vaste schijf Met de optionele vaste schijf breidt u de invoerbuffer van de printer uit voor gebruik met de Ethernet-interface.
1. Schakel de printer uit en trek de stekker uit het stopcontact. 8 8 8 8 8 2. Verwijder de vier schroeven van de klep aan de achterzijde van de printer.
3. Trek de klep met beide handen naar u toe. w Waarschuwing: Wees voorzichtig bij het aanraken van de printplaat achter de klep aan de achterzijde. Sommige delen kunnen erg warm zijn. 4. Bepaal de locatie van de aansluiting voor de vaste schijf.
5. Zet de vaste schijf vast met de vier bijgeleverde schroeven. 8 8 8 8 8 Let op U mag geen modules van de printplaat verwijderen. Anders werkt de printer niet. 8 6. Steek de aansluitkabel in de aansluiting op de vaste schijf en die op de printplaat, zoals hieronder wordt weergegeven.
7. Plaats de klep weer achter op de printer en zet hem vast met de vier schroeven. Druk een statusvel af om te controleren of het optionele onderdeel correct is geïnstalleerd. Zie "Statusvel afdrukken" op pagina 400 voor meer informatie. Gebruikers van Windows: Wanneer EPSON Status Monitor 3 niet is geïnstalleerd, moet u de instellingen handmatig opgeven in de printerdriver. Zie "Optionele instellingen opgeven" op pagina 103 voor meer informatie.
Vaste schijf verwijderen c Let op: Voordat u de vaste schijf verwijdert, ontlaadt u statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken. Anders beschadigt u mogelijk onderdelen die gevoelig zijn voor statische elektriciteit. w Waarschuwing: Wees voorzichtig wanneer u onderdelen in de printer plaatst of vervangt. Sommige onderdelen zijn scherp en kunnen letsel veroorzaken. Schakel de printer uit en voer de installatieprocedure uit in omgekeerde volgorde.
Geheugenmodule installeren Volg de onderstaande instructies om een optionele geheugenmodule te installeren. c Let op: Voordat u een geheugenmodule installeert, ontlaadt u statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken. Anders beschadigt u mogelijk onderdelen die gevoelig zijn voor statische elektriciteit. w Waarschuwing: Wees voorzichtig wanneer u onderdelen in de printer plaatst of vervangt. Sommige onderdelen zijn scherp en kunnen letsel veroorzaken. 1.
3. Trek de klep met beide handen naar u toe. 8 8 8 8 w Waarschuwing: Wees voorzichtig bij het aanraken van de printplaat achter de klep aan de achterzijde. Sommige delen kunnen erg warm zijn. 4. Bepaal de locatie van de RAM-sleuf.
5. Steek de geheugenmodule verticaal in de sleuf tot het klemmetje naar buiten springt. De linkersleuf moet altijd een module bevatten. c Let op: ❏ Forceer de geheugenmodule niet. ❏ De module moet in de juiste richting in de sleuf worden geplaatst. ❏ U mag geen modules van de printplaat verwijderen. Anders werkt de printer niet. 6. Plaats de klep weer achter op de printer en zet hem vast met de vier schroeven.
7. Sluit de interfacekabel en het netsnoer opnieuw aan en schakel de printer in. 8 Druk een statusvel af om te controleren of het optionele onderdeel correct is geïnstalleerd. Zie "Statusvel afdrukken" op pagina 400 voor meer informatie. Gebruikers van Windows: Wanneer EPSON Status Monitor 3 niet is geïnstalleerd, moet u de instellingen handmatig opgeven in de printerdriver. Zie "Optionele instellingen opgeven" op pagina 103 voor meer informatie.
Interfacekaart Uw printer wordt standaard geleverd met een interfacesleuf type B. Uw printer kan worden uitgebreid met diverse apart verkrijgbare interfacekaarten. Interfacekaart installeren Volg de onderstaande instructies om een optionele interfacekaart te installeren. c Let op: Voordat u de interfacekaart installeert, moet u zich van alle statische elektriciteit ontdoen door een geaard metalen voorwerp aan te raken.
3. Schuif de interfacekaart stevig naar binnen en zet de kaart vervolgens vast met behulp van de schroef, zoals hieronder wordt weergegeven. 8 8 8 8 8 8 4. Sluit de interfacekabel en het netsnoer opnieuw aan en schakel de printer in. Druk een statusvel af om te controleren of het optionele onderdeel correct is geïnstalleerd. Zie "Statusvel afdrukken" op pagina 400 voor meer informatie.
P5C-emulatiekit Voor deze printer is een aparte P5C-emulatiekit verkrijgbaar. Met deze module kunt u documenten afdrukken in de printertaal PCL5c. P5C ROM-module installeren Volg de onderstaande instructies om de ROM-module voor Adobe PostScript 3 te installeren. c Let op: Voordat u de ROM-module installeert, ontlaadt u statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken. Anders beschadigt u mogelijk onderdelen die gevoelig zijn voor statische elektriciteit.
3. Trek de klep met beide handen naar u toe. 8 8 8 8 w Waarschuwing: Wees voorzichtig bij het aanraken van de printplaat achter de klep aan de achterzijde. Sommige delen kunnen erg warm zijn. 8 8 4. Bepaal de locatie van de ROM-sleuven. 8 8 8 8 Opmerking: Er zijn twee ROM-sleuven. Beide zijn geschikt voor plaatsing van de ROM-module.
5. Steek de ROM-module horizontaal in de sleuf tot het klemmetje naar buiten springt. c Let op: ❏ Forceer de ROM-module niet. ❏ De ROM-module moet in de juiste richting in de sleuf worden geplaatst. ❏ Verwijder nooit de ROM-module die in de standaard-ROM-sleuf (P) is geplaatst. 6. Plaats de klep weer achter op de printer en zet hem vast met de vier schroeven. 7. Sluit het netsnoer opnieuw aan en schakel de printer in.
Installeer de module opnieuw als P5C niet op het statusvel wordt vermeld als geïnstalleerde emulatie. Controleer of de module goed in de ROM-sleuf van de printplaat vastzit. 8 P5C ROM-module verwijderen c w 8 Let op: Voordat u de ROM-module verwijdert, ontlaadt u statische elektriciteit door een geaard metalen voorwerp aan te raken. Anders beschadigt u mogelijk onderdelen die gevoelig zijn voor statische elektriciteit.
Hoofdstuk 9 Verbruiksgoederen vervangen Vervangingsberichten Wanneer de volgende berichten op het LCD-scherm of in het venster van de EPSON Status Monitor 3 worden weergegeven, moet het aangegeven product worden vervangen. U kunt nog even doorgaan met afdrukken nadat er een bericht is weergegeven. Epson raadt echter aan de betreffende eenheid snel te vervangen om een blijvend goede afdrukkwaliteit te kunnen waarborgen en de levensduur van de printer te verlengen.
Bericht op LCD-scherm Beschrijving Replace Toner uuuu* (Vervang toner uuuu) De aangegeven tonercartridges zijn leeg. Replace Photoconductor (Vervang fotocondctr) Het afdrukken is stopgezet om schade aan het apparaat te voorkomen. Replace Waste T Box (Tonerafvalbak vervangen) De afvalbak voor toner is vol. 9 9 * Met de letters C, M, Y en K wordt hier aangegeven welke tonerkleur moet worden vervangen.
Tonercartridge Voorzorgsmaatregelen Houd u bij het vervangen van verbruiksgoederen altijd aan de volgende voorzorgsmaatregelen: ❏ Het wordt aanbevolen alleen originele tonercartridges te installeren. Het gebruik van een niet-originele cartridge kan de afdrukkwaliteit beïnvloeden. Epson is niet verantwoordelijk voor enige schade of problemen voortvloeiend uit het gebruik van verbruiksgoederen die niet gemaakt of goedgekeurd zijn door Epson. ❏ Plaats een tonercartridge altijd op een schone, vlakke ondergrond.
Tonercartridge vervangen 9 Volg de onderstaande instructies om een tonercartridge te vervangen. 1. Maak een nieuwe cartridge klaar (de kleur (K, C, M of Y) die op het LCD-scherm wordt aangegeven. 9 9 2. Open klep D. 9 9 9 9 3. Pak het uitstekende deel van de tonercartridge vast en kantel de cartridge naar u toe.
4. Trek de lege tonercartridge uit de printer. 5. Verwijder het beschermmateriaal van de nieuwe cartridge en schud de cartridge enkele malen voorzichtig. 6. Haal de nieuwe tonercartridge uit de verpakking en verwijder de beschermende plastic kap van de cartridge.
7. Schuif de nieuwe cartridge in de printer. 9 9 9 9 8. Sluit de tonercartridgeklep.
9. Sluit klep D. Fotogeleidingseenheid Voorzorgsmaatregelen Houd u bij het vervangen van verbruiksgoederen altijd aan de volgende voorzorgsmaatregelen: ❏ De fotogeleidingseenheid weegt ongeveer 1,3 kg. Houd het handvat van de eenheid stevig vast wanneer u deze verplaatst. ❏ Zorg er bij het vervangen van de fotogeleidingseenheid voor dat de eenheid niet langer dan drie minuten aan het licht wordt blootgesteld. ❏ Pas op voor krassen aan het oppervlak van de rol.
❏ Voor een optimale afdrukkwaliteit kunt u de fotogeleidingseenheid beter niet bewaren in ruimten met direct zonlicht, stof, zilte lucht of bijtende gassen (bijvoorbeeld ammoniakgas). Vermijd ruimtes die onderhevig zijn aan plotselinge schommelingen in temperatuur en vochtigheid. ❏ Wanneer u de fotogeleidingseenheid opbergt, moet u de beschermende klep op de eenheid aanbrengen.
Fotogeleidingseenheid vervangen Volg de onderstaande instructies om de fotogeleidingseenheid, de tonerafvalbak en het filter te vervangen. 1. Open klep D. 2. Trek het filter uit de printer.
3. Haal het nieuwe filter uit de verpakking. Schuif het nieuwe filter in de printer. 9 9 9 9 4. Verwijder de tonerafvalbak.
5. Verwijder de dop en plaats deze op de opening waardoor het tonerafval wordt verzameld. Opmerking: Leg de volle tonerafvalbak altijd rechtop op een vlakke ondergrond, met de dop omhoog. Zo voorkomt u dat u toner morst. 6. Draai de blauwe knop aan de voorzijde van de fotogeleidingseenheid in de aangegeven richting.
7. Houd de fotogeleidingseenheid aan de greep vast en trek hem uit de printer. 9 9 9 9 8. Haal de nieuwe fotogeleidingseenheid uit de verpakking en verwijder de beschermende plastic kap. 9 9 9 9 c Let op: Raak de riem aan de bovenzijde van de eenheid of het groene lichtgevoelige deel niet aan. Anders kan de afdrukkwaliteit afnemen.
9. Houd de fotogeleidingseenheid aan de greep vast en steek hem in de printer. 10. Zet de blauwe knop in de oorspronkelijke stand.
11. Pak reinigingsknop [a] en schuif de reinigingsstaaf enkele keren langzaam heen en weer. 9 9 9 9 9 12. Plaats de nieuwe afvalbak in de printer.
13. Sluit klep D. Fuser Unit (Fixeereenheid) Voorzorgsmaatregelen Houd u bij het vervangen van verbruiksgoederen altijd aan de volgende voorzorgsmaatregelen. Raak de kwetsbare delen niet aan. Daardoor kan de afdrukkwaliteit afnemen. w Waarschuwing: ❏ Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer warm worden. Schakel de printer uit en laat hem 30 minuten afkoelen voordat u de fixeereenheid vervangt. ❏ Verbrand gebruikte verbruiksgoederen niet. Ze kunnen exploderen en letsel veroorzaken.
Fixeereenheid vervangen 9 Volg de onderstaande instructies om de fixeereenheid te vervangen. 1. Schakel de printer uit en laat hem 30 minuten afkoelen. 9 2. Schuif de vergrendeling van klep A naar links en open de klep. 9 9 9 9 9 9 3. Open klep B.
4. Zet de hendels aan weerszijden van de fixeereenheid in de ontgrendelde stand. 5. Til de fixeereenheid uit de printer, zoals hieronder wordt weergegeven.
6. Haal de nieuwe fixeereenheid uit de verpakking en verwijder de beschermende plastic kap. 9 9 9 9 9 7. Laat de nieuwe fixeereenheid aan de grepen in de printer zakken. Let erop dat de geleiders in de openingen onder in de eenheid schuiven.
8. Zet de hendels aan weerszijden van de fixeereenheid in de vergrendelde stand. Opmerking: Controleer of de knoppen volledig in de vergrendelde stand staan. 9. Sluit klep B en A.
Tonerafvalbak 9 Voorzorgsmaatregelen 9 Houd u bij het vervangen van verbruiksgoederen altijd aan de volgende voorzorgsmaatregelen. 9 U mag de toner uit de tonerafvalbak niet opnieuw gebruiken. w Waarschuwing: ❏ Verbrand gebruikte verbruiksgoederen niet. Ze kunnen exploderen en letsel veroorzaken. Neem bij het weggooien de geldende milieuvoorschriften in acht. ❏ Houd verbruiksgoederen buiten het bereik van kinderen.
2. Verwijder de tonerafvalbak. 3. Verwijder de dop en plaats deze op de opening waardoor het tonerafval wordt verzameld. Opmerking: Leg de verwijderde tonerafvalbak altijd rechtop op een vlakke ondergrond, met de dop omhoog. Zo voorkomt u dat u toner morst.
4. Plaats de nieuwe afvalbak in de printer. 9 9 9 9 5. Trek het filter uit de printer. 9 9 9 6. Haal het nieuwe filter uit de verpakking. Schuif het nieuwe filter in de printer.
7. Sluit klep D.
Hoofdstuk 10 10 Printer reinigen en vervoeren 10 Printer reinigen U hoeft de printer niet vaak te reinigen. Als de behuizing van de printer vuil of stoffig is, schakelt u de printer uit en reinigt u de behuizing met een schone en pluisvrije doek met een neutraal reinigingsmiddel. 10 10 10 10 10 10 c Let op: Gebruik nooit alcohol of verdunner om de printerbehuizing te reinigen. Deze chemische producten kunnen zowel de behuizing als de onderdelen van de printer beschadigen.
Uitvoerlade reinigen 1. Klap het verlengstuk van de uitvoerlade open. 2. Veeg het zichtbare deel van de papierbaan uit met een goed uitgewrongen doek.
3. Klap het verlengstuk van de uitvoerlade weer dicht. 10 10 10 10 10 Papierinvoerrol reinigen 10 1. Zet de printer uit en open de MP-lade.
2. Veeg de rubberen delen van de papierinvoerrol in de MP-lade voorzichtig schoon met een licht vochtige doek (goed uitgewrongen). 3. Sluit de MP-lade.
Fotogeleidingsdraad reinigen (knop [a]) 10 1. Open klep D en verwijder de tonerafvalbak. 10 Opmerking: Zet de verwijderde tonerafvalbak altijd rechtop op een vlakke ondergrond, tegen iets anders aanleunend. 2. Pak reinigingsknop [a] en schuif de reinigingsstaaf enkele keren langzaam heen en weer. 10 10 10 10 10 Opmerking: Schuif de staaf volledig naar binnen en buiten. Anders wordt de printer misschien niet goed gereinigd. 3. Sluit klep D. 10 10 Belichtingsvenster reinigen (knop [b]) 10 1.
2. Pak knop [b] en schuif de reinigingsstaaf enkele keren langzaam heen en weer. Opmerking: Schuif de staaf volledig naar binnen en buiten. Anders wordt de printer misschien niet goed gereinigd. 3. Sluit klep D.
Printer vervoeren 10 Grote afstanden 10 Als u de printer over een grotere afstand moet vervoeren, verpakt u het apparaat in de oorspronkelijke doos en het oorspronkelijke verpakkingsmateriaal. Volg de onderstaande instructies om de printer in te pakken. 1.
Kleine afstanden Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht als u de printer over een kleine afstand vervoert. De printer dient altijd door twee personen te worden opgetild en verplaatst. Volg de onderstaande instructies om de printer over een korte afstand te vervoeren. 1.
2. De printer moet worden opgetild op de juiste posities, zoals hieronder wordt weergegeven. 10 10 10 10 10 * 10 * De printer niet hier optillen. 3. Houd de printer altijd horizontaal wanneer u deze verplaatst.
Plaats voor de printer bepalen Als u de printer wilt verplaatsen, kunt u het beste een locatie kiezen waar de printer goed bediend en onderhouden kan worden. Bepaal de benodigde ruimte voor een goede bediening van de printer aan de hand van de volgende afbeelding. De afmetingen in onderstaande afbeelding worden in centimeters weergegeven. 130 mm 100 mm 330 mm 100 mm 430 mm U hebt de vermelde hoeveelheid ruimte nodig om de optionele onderdelen te installeren en te gebruiken.
❏ Plaats de printer zo dat u de stekker makkelijk uit het stopcontact kunt trekken. ❏ Plaats computer en printer niet in de buurt van mogelijke bronnen van elektromagnetische storingen, zoals luidsprekers en basisstations van draadloze telefoons. ❏ Gebruik geen stopcontact met een schakelaar of een automatische tijdschakelklok. Als de voeding per ongeluk wordt onderbroken, kunnen belangrijke gegevens in het geheugen van de computer en printer verloren gaan.
Hoofdstuk 11 Probleemoplossing Papierstoringen verhelpen Wanneer er papier is vastgelopen in de printer, worden op het LCD-scherm van de printer en in EPSON Status Monitor 3 waarschuwingsberichten weergegeven. Voorzorgsmaatregelen voor het verhelpen van papierstoringen Houd rekening met de volgende punten als u een papierstoring wilt verhelpen. ❏ Verwijder vastgelopen papier voorzichtig. Het is vaak lastig om gescheurd papier te verwijderen. Het kan andere papierstoringen veroorzaken.
w Waarschuwing: ❏ Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR). Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer warm worden. ❏ Steek uw hand niet te ver in de fixeereenheid. Sommige onderdelen zijn scherp en kunnen letsel veroorzaken. 11 11 11 11 Jam A (Vast A) (klep A) Volg de onderstaande instructies om papier te verwijderen dat is vastgelopen bij klep A. 11 1.
2. Sluit de MP-lade. Opmerking: Sluit de uitbreidingsladen, indien nodig, voordat u de MP-lade sluit. 3. Schuif de vergrendeling van klep A naar links en open de klep zo ver mogelijk.
4. Trek het papier voorzichtig naar buiten als de optionele duplexer niet is geïnstalleerd. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt. 11 11 11 11 11 Als de optionele duplexer is geïnstalleerd, moet u die eerst optillen. Houd de duplexer omhoog en trek het papier naar buiten. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt.
w Waarschuwing: Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR). Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer warm worden. Als u een van deze delen moet aanraken, moet u klep A en B openen en het apparaat 30 minuten laten afkoelen. 5. Sluit klep A, open de MP-lade en leg het papier er opnieuw in.
2. Sluit de MP-lade. 11 11 11 11 Opmerking: Sluit de uitbreidingsladen, indien nodig, voordat u de MP-lade sluit. 3. Schuif de vergrendeling van klep A naar links en open de klep zo ver mogelijk.
4. Trek het papier voorzichtig naar buiten als de optionele duplexer niet is geïnstalleerd. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt. Als de optionele duplexer is geïnstalleerd, moet u die eerst optillen. Houd de duplexer omhoog en trek het papier naar buiten. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt.
w Waarschuwing: Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR). Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer warm worden. Als u een van deze delen moet aanraken, moet u klep A en B openen en het apparaat 30 minuten laten afkoelen. 5. Open klep B.
6. Houd de geleider omhoog aan de groene tab en trek het papier naar buiten. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt. w Waarschuwing: Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR). Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer warm worden. Als u een van deze delen moet aanraken, moet u klep A en B openen en het apparaat 30 minuten laten afkoelen.
7. Zet de hendels aan weerszijden van de fixeereenheid in de ontgrendelde stand. 11 11 11 11 11 11 w Waarschuwing: Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR). Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer warm worden. Als u een van deze delen moet aanraken, moet u klep A en B openen en het apparaat 30 minuten laten afkoelen.
8. Til de fixeereenheid uit de printer. 9. Verwijder het papier. Als u het papier niet uit de fixeereenheid krijgt, moet u de groene knop achter op de fixeereenheid verdraaien om verwijderen mogelijk te maken.
10. Laat de fixeereenheid in de printer zakken. Let erop dat de geleiders in de openingen onder in de eenheid schuiven. 11 11 11 11 11 11. Zet de hendels aan weerszijden van de fixeereenheid in de vergrendelde stand.
12. Sluit klep B en A. 13. Open de MP-lade en leg het papier er opnieuw in.
Jam MP, A (Vast MP, A) (MP-lade en klep A) Volg de onderstaande instructies om papier te verwijderen dat is vastgelopen bij de MP-lade en klep A. 1. Verwijder al het papier uit de MP-lade. 11 11 11 11 11 11 2. Trek al het papier dat half in de printer zit voorzichtig naar buiten.
3. Sluit de MP-lade. Opmerking: Sluit de uitbreidingsladen, indien nodig, voordat u de MP-lade sluit. 4. Schuif de vergrendeling van klep A naar links en open de klep zo ver mogelijk.
5. Trek het papier voorzichtig naar buiten als de optionele duplexer niet is geïnstalleerd. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt. 11 11 11 11 11 Als de optionele duplexer is geïnstalleerd, moet u die eerst optillen. Houd de duplexer omhoog en trek het papier naar buiten. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt.
w Waarschuwing: Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR). Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer warm worden. Als u een van deze delen moet aanraken, moet u klep A en B openen en het apparaat 30 minuten laten afkoelen. 6. Sluit klep A, open de MP-lade en leg het papier er opnieuw in.
2. Sluit de MP-lade. 11 11 11 11 Opmerking: Sluit de uitbreidingsladen, indien nodig, voordat u de MP-lade sluit. 3. Schuif de vergrendeling van klep A naar links en open de klep zo ver mogelijk.
4. Trek het papier voorzichtig naar buiten als de optionele duplexer niet is geïnstalleerd. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt. Als de optionele duplexer is geïnstalleerd, moet u die eerst optillen. Houd de duplexer omhoog en trek het papier naar buiten. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt.
w Waarschuwing: Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR). Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer warm worden. Als u een van deze delen moet aanraken, moet u klep A en B openen en het apparaat 30 minuten laten afkoelen. 5. Sluit klep A. 6. Trek de standaardpapierlade naar buiten. Til de lade vervolgens iets omhoog.
7. Trek al het papier dat half in de printer zit voorzichtig naar buiten. 8. Schuif de papierlade terug in de printer. 9. Open de MP-lade en leg het papier er opnieuw in.
Jam A, E, C2 (Vast A, E, C2) (klep A, E optionele papierlade) Volg de onderstaande instructies om papier te verwijderen dat is vastgelopen bij klep A, C en de optionele papierlade. 1. Verwijder al het papier uit de MP-lade. 11 11 11 11 11 11 11 2. Sluit de MP-lade.
Opmerking: Sluit de uitbreidingsladen, indien nodig, voordat u de MP-lade sluit. 3. Schuif de vergrendeling van klep A naar links en open de klep zo ver mogelijk. 4. Trek het papier voorzichtig naar buiten als de optionele duplexer niet is geïnstalleerd. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt.
Als de optionele duplexer is geïnstalleerd, moet u die eerst optillen. Houd de duplexer omhoog en trek het papier naar buiten. Zorg ervoor dat u het papier niet scheurt. 11 11 11 11 11 w Waarschuwing: Raak nooit de fixeereenheid of de omgeving van de eenheid aan. De fixeereenheid is gemarkeerd met het etiket CAUTION HIGH TEMPERATURE (LET OP: HOGE TEMPERATUUR). Wanneer de printer in gebruik is, kan de fixeereenheid zeer warm worden.
6. Open klep E. 7. Trek al het papier dat half in de printer zit voorzichtig naar buiten. 8. Sluit klep E.
9. Trek de optionele papierlade naar buiten. Til de lade vervolgens iets omhoog. U kunt de lade dan volledig verwijderen. 11 11 11 11 11 11 11 10. Trek al het papier dat half in de printer zit voorzichtig naar buiten.
11. Schuif de papierlade opnieuw in de eenheid. 12. Open de MP-lade en leg het papier er opnieuw in. Statusvel afdrukken Druk via het bedieningspaneel van de printer of via de printerdriver een statusvel af om de huidige status van de printer te controleren en om te controleren of de onderdelen correct zijn geïnstalleerd. Zie "Statusvel afdrukken" op pagina 306 voor meer informatie over het afdrukken van een statusvel via het bedieningspaneel van de printer.
Printer functioneert niet optimaal 11 Het lampje Ready (Gereed) gaat niet branden 11 11 Oorzaak Oplossing De stekker van het netsnoer zit wellicht niet goed in het stopcontact. Schakel de printer uit en controleer of het netsnoer goed is aangesloten op de printer en het stopcontact. Schakel de printer vervolgens weer in. Voor het stopcontact wordt een schakelaar of een automatische tijdschakelklok gebruikt.
Het lampje Klaar brandt, maar er wordt niet afgedrukt Oorzaak Oplossing De computer is wellicht niet goed aangesloten op de printer. Voer de procedure uit die in de Installatiehandleiding staat beschreven. De interfacekabel is mogelijk niet goed aangesloten. Controleer of de interfacekabel goed is aangesloten op de computer en de printer. Als u een parallelle kabel gebruikt, controleert u of de connector goed is bevestigd met de draadklemmen. U gebruikt wellicht een verkeerde interfacekabel.
Het optionele onderdeel is niet beschikbaar 11 Oorzaak Oplossing Windows: EPSON Status Monitor 3 is niet geïnstalleerd. Macintosh: u hebt de printer niet opnieuw geregistreerd. Windows: U moet EPSON Status Monitor 3 installeren of de instellingen handmatig opgeven in de printerdriver. Zie "EPSON Status Monitor 3 installeren" op pagina 116 of "Optionele instellingen opgeven" op pagina 103 voor meer informatie.
Het dialoogvenster Properties (Eigenschappen) wordt niet, of pas na lange tijd, geopend. (Alleen voor gebruikers van Windows) Oorzaak Oplossing De bidirectionele communicatie is uitgeschakeld. Zorg ervoor dat de printer aanstaat en is aangesloten met de juiste kabel. Schakel het selectievakje Enable bidirectional support (Ondersteuning in twee richtingen inschakelen) in op het tabblad Ports (Poorten) van het dialoogvenster Properties (Eigenschappen) (Windows XP, 2000, NT 4.
Tekens zijn verkeerd afgedrukt 11 Oorzaak Oplossing De interfacekabel is mogelijk niet goed aangesloten. Zorg ervoor dat beide uiteinden van de interfacekabel stevig zijn aangesloten. U gebruikt wellicht een verkeerde interfacekabel. De parallelle kabel moet een S/STP-kabel met een maximale lengte van 1,8 meter zijn. 11 Gebruik een USB-kabel die voldoet aan USB 2.0. 11 De emulatie-instelling voor de poort is wellicht onjuist. Geef de emulatiemodus op via het bedieningspaneel van de printer.
Afbeeldingen worden niet goed afgedrukt Oorzaak Oplossing De instelling voor de printeremulatie in de toepassing is mogelijk verkeerd. Controleer of de toepassing is ingesteld voor de gebruikte printeremulatie. Als u bijvoorbeeld de LJ4-emulatiemodus gebruikt moet, u zorgen dat de toepassing is ingesteld voor een LaserJet 4-printer. De printer heeft wellicht te weinig geheugen. Afbeeldingen gebruiken veel geheugen. Installeer een geheugenmodule. Zie "Geheugenmodule" op pagina 329 voor meer informatie.
Problemen met afdrukken in kleur 11 Er kan niet in kleur worden afgedrukt 11 11 Oorzaak Oplossing Er zijn geen kleurencartridges geïnstalleerd. Installeer kleurencartridges. Zie "Afdrukmodus aanpassen" op pagina 308 voor meer informatie. Het selectievakje Color Toner Cartridges (Kleurentoner) is niet ingeschakeld in de printerdriver. Schakel het selectievakje Color Toner Cartridges (Kleurentoner) in. In de printerdriver is Black (Zwart) geselecteerd als kleurinstelling.
Kleuren op de afdrukken wijken af van de kleuren op het beeldscherm Oorzaak Oplossing Kleuren op afdrukken komen niet exact overeen met de kleuren op het beeldscherm. Dit komt doordat voor printers en beeldschermen verschillende kleurensystemen wordt gebruikt. Voor beeldschermen wordt het RGB-kleurensysteem (rood, groen en blauw) gebruikt, terwijl voor printers gewoonlijk het CMYK-kleurensysteem (cyaan, magenta, geel en zwart) wordt gebruikt.
Gebrekkige afdrukkwaliteit 11 De achtergrond is donker of vuil 11 11 Oorzaak Oplossing U gebruikt mogelijk een papiersoort die niet geschikt is voor de printer. Als het oppervlak van het papier te ruw is, worden tekens vervormd of slechts gedeeltelijk afgedrukt. Gebruik speciaal papier van EPSON of effen kopieerpapier van goede kwaliteit voor optimale resultaten. Zie "Beschikbare papiersoorten" op pagina 437 voor informatie over geschikte papiersoorten.
Afdrukkwaliteit of raster is ongelijkmatig Oorzaak Oplossing Het papier is wellicht klam of vochtig. Bewaar het papier in een droge omgeving. De tonercartridge kan leeg zijn. Als op het LCD-scherm of in EPSON Status Monitor 3 wordt aangegeven dat de toner bijna op is, moet u de tonercartridge vervangen. Zie "Tonercartridge" op pagina 342 voor meer informatie. Er is mogelijk een probleem met de fotogeleidingseenheid. Vervang de fotogeleidingseenheid.
De overgangsinstelling is te laag voor het afdrukken van afbeeldingen. Klik op het tabblad Basic Settings (Basisinstellingen) van de printerdriver op More Settings (Meer instellingen), kies de knop Enh.MG en selecteer Smooth (Glad). Er is mogelijk een probleem met de fotogeleidingseenheid. Vervang de fotogeleidingseenheid. Zie "Fotogeleidingseenheid" op pagina 346 voor meer informatie. Er zitten vlekken op de afdruk 11 11 11 11 11 Oorzaak Oplossing Het papier is wellicht klam of vochtig.
Afbeeldingen zijn niet volledig afgedrukt Oorzaak Oplossing Het papier is wellicht klam of vochtig. Bij deze printer heeft de vochtigheidsgraad van het papier invloed op de afdrukkwaliteit. Hoe vochtiger het papier, hoe lichter de afdruk. Bewaar het papier in een droge omgeving. U gebruikt mogelijk een papiersoort die niet geschikt is voor de printer. Als het oppervlak van het papier te ruw is, worden tekens vervormd of slechts gedeeltelijk afgedrukt.
Mogelijk ligt het probleem bij de toepassing of de interfacekabel. Druk een statusvel af. Zie "Statusvel afdrukken" op pagina 306 voor meer informatie. Als een lege pagina wordt uitgevoerd, is er mogelijk iets mis met de printer. Schakel de printer uit en neem contact op met de leverancier. De instelling Paper Size (Papierformaat) is mogelijk verkeerd. Controleer of het juiste papierformaat is ingesteld in het Tray Menu (Menu Papierbak) op het bedieningspaneel.
De tonercartridge kan leeg zijn. Als op het LCD-scherm of in EPSON Status Monitor 3 wordt aangegeven dat de toner bijna op is, moet u de tonercartridge vervangen. Zie "Tonercartridge" op pagina 342 voor meer informatie. Er is mogelijk een probleem met de fotogeleidingseenheid. Vervang de fotogeleidingseenheid. Zie "Fotogeleidingseenheid" op pagina 346 voor meer informatie. De onbedrukte zijde van de pagina is vuil Oorzaak Oplossing Er zit mogelijk tonerpoeder in het papierpad.
Onvoldoende geheugen voor de huidige taak Oorzaak Oplossing Er is onvoldoende geheugen beschikbaar voor het uitvoeren van de huidige taak. Als dit niet het geval is, voegt u voor een definitieve oplossing meer geheugen toe. Als tijdelijke oplossing kunt u een lagere afdrukkwaliteit opgeven in de printerdriver. Onvoldoende geheugen om alle exemplaren af te drukken Oorzaak Oplossing De printer heeft niet voldoende geheugen om afdruktaken te verzamelen. Er wordt slechts één set exemplaren afgedrukt.
Problemen met de papierverwerking Het papier wordt niet op de juiste wijze ingevoerd Oorzaak Oplossing De papiergeleiders zijn niet correct ingesteld. Controleer of de papiergeleiders in de papierladen zijn ingesteld op de juiste papierformaten. De instelling voor de papierbron is mogelijk verkeerd. Controleer of u in de toepassing de juiste papierbron hebt geselecteerd. De laden bevatten wellicht geen papier. Plaats papier in de geselecteerde papierbron.
Problemen bij het gebruik van de onderdelen Druk een statusvel af om te controleren of de onderdelen correct zijn geïnstalleerd. Zie "Statusvel afdrukken" op pagina 306 voor meer informatie. Het bericht Invalid AUX/IF Card (Verkeerd opt. int.) wordt op het LCD-scherm weergegeven 11 11 11 11 Oorzaak Oplossing De printer kan de geïnstalleerde optionele interfacekaart niet lezen. Schakel de printer uit en verwijder de kaart. Controleer of de interfacekaart wordt ondersteund.
Het papierformaat is niet correct ingesteld. Controleer of het juiste papierformaat is ingesteld in het Tray Menu (Menu Papierbak) op het bedieningspaneel. Invoerprobleem bij gebruik van de optionele papierlade Oorzaak Oplossing Het papier is vastgelopen bij de optionele papierlade. Zie "Papierstoringen verhelpen" op pagina 374 om de papierstoring te verhelpen.
USB-problemen oplossen 11 Als u problemen hebt met een printer met een USB-aansluiting, kijkt u of uw probleem hieronder wordt aangegeven en voert u de aanbevolen handelingen uit. 11 11 USB-aansluitingen Soms worden de USB-problemen veroorzaakt door de USB-kabels of -aansluitingen. Probeer een of beide oplossingen. 11 ❏ Voor optimale resultaten sluit u de printer rechtstreeks aan op de USB-poort van de computer.
De installatie van de printersoftware controleren onder Windows 2000, XP en Server 2003 Als u Windows XP, 2000 of Server 2003 gebruikt, voert u de installatieprocedure voor de printersoftware uit die staat beschreven in de Installatiehandleiding bij de printer. Anders wordt de algemene driver van Microsoft geïnstalleerd. Voer de volgende procedure uit om te controleren of de algemene driver is geïnstalleerd. 1. Open de map Printers en klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer. 2.
Printersoftware controleren onder Windows Me en 98 Als u de Plug en Play-installatie van de driver onder Windows Me of 98 hebt geannuleerd voordat de procedure is voltooid, wordt de installatie van de USB-printerdriver of de printersoftware wellicht niet correct uitgevoerd. Voer de onderstaande aanwijzingen uit om te controleren of de driver en de printersoftware correct zijn geïnstalleerd. Opmerking: De afbeeldingen in dit gedeelte zijn afkomstig uit Windows 98.
Als EPUSBX: (uw printer) wordt weergegeven in de lijst Print to the following port (Afdrukken naar de volgende poort), zijn de USB-printerdriver en de printersoftware correct geïnstalleerd. Als de juiste poort niet wordt weergegeven, gaat u verder met de volgende stap. 2. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram My Computer (Deze computer) op het bureaublad en kies Properties (Eigenschappen).
3. Ga naar het tabblad Device Manager (Apparaatbeheer). Als de drivers correct zijn geïnstalleerd, moet EPSON USB Printer Devices (USB-afdrukapparaten van EPSON) worden weergegeven in het menu Device Manager (Apparaatbeheer).
Als EPSON USB Printer Devices (USB-afdrukapparaten van EPSON) niet wordt weergegeven in het menu Device Manager (Apparaatbeheer), klikt u op het plusteken (+) bij Other devices (Overige apparaten) om alle geïnstalleerde apparaten weer te geven. Als USB Printer (USB-printer) of de naam van uw printer wordt weergegeven bij Other devices (Overige apparaten), is de printersoftware niet correct geïnstalleerd. Ga verder met stap 5.
4. Selecteer bij Other devices (Overige apparaten) USB Printer (USB-printer) of de naam van uw printer en klik op Remove (Verwijderen). Klik vervolgens op OK. 11 11 11 11 11 11 11 Als het volgende dialoogvenster wordt weergegeven, klikt u op OK en nogmaals op OK om het dialoogvenster System Properties (Systeemeigenschappen) te sluiten.
5. Verwijder de printersoftware zoals wordt uitgelegd bij "Installatie van de printersoftware ongedaan maken" op pagina 139. Schakel de printer uit, start de computer opnieuw op en installeer de printersoftware opnieuw zoals wordt aangegeven in de Installatiehandleiding. Status- en foutberichten De printerstatus en foutberichten worden weergegeven op het LCD-scherm van de printer. Zie "Status- en foutberichten" op pagina 285 voor meer informatie.
Problemen bij het afdrukken met PostScript 3 11 De hier beschreven problemen kunnen zich voordoen wanneer u afdrukt met de PostScript-driver. Alle hier gegeven instructies hebben betrekking op de PostScript-printerdriver. 11 De printer drukt niet goed af in PostScript-modus 11 11 Oorzaak Oplossing De emulatiemodus van de printer is niet goed ingesteld.
De printer drukt niet af Oorzaak Oplossing In de printerdriver is het selectievakje Color (Kleur) ingeschakeld, terwijl de printer zelf in de zwart-witmodus staat (al dan niet met vier zwarte cartridges) en het foutbericht Color Data Received (Kleurgeg. ontvangen) verschijnt. Schakel het selectievakje Black (Zwart) in de printerdriver in. Het selectievakje Print to file (Afdrukken naar bestand) is ingeschakeld in het dialoogvenster Print (Afdrukken). (Dit geldt niet voor Mac OS X.
De afdrukken zijn zwart-wit, terwijl Color (Kleur) is ingesteld bij Resolution (Resolutie) in de printerdriver. (Alleen voor gebruikers van Mac OS X en alleen wanneer wordt afgedrukt met een AL-2600 die op kleurmodus staat) 11 11 11 Oorzaak Oplossing Color Conversion (Kleurconversie) staat op Standard (Standaard). Selecteer In Printer (In printer) in de vervolgkeuzelijst Color Conversion (Kleurconversie) op het tabblad ColorSync.
Het lettertype op de afdruk is anders dan het lettertype op het scherm Oorzaak Oplossing De PostScript-schermlettertypen zijn niet geïnstalleerd. De PostScript-schermlettertypen moeten worden geïnstalleerd op de computer die u gebruikt. Anders wordt het geselecteerde lettertype op het scherm vervangen door een ander lettertype.
De printerlettertypen kunnen niet worden geïnstalleerd 11 Oorzaak Oplossing 11 Via het bedieningspaneel van de printer is een andere emulatiemodus ingesteld dan PS3 voor de gebruikte interface. Wijzig de emulatiemodus voor de gebruikte interface in PS3 en installeer de printerlettertypen opnieuw. 11 11 Tekst en afbeeldingen hebben geen strakke randen 11 11 Oorzaak Oplossing De afdrukkwaliteit staat op Fast (Snel). Wijzig deze instelling in Quality (Kwaliteit).
De printer drukt niet normaal af via de USB-interface Oorzaak Oplossing Alleen voor gebruikers van Windows Als de printer via de USB-interface op de computer is aangesloten, kunnen geen binaire gegevens worden afgedrukt. Zorg ervoor dat de gegevensindeling op ASCII of TBCP wordt ingesteld. U vindt deze optie door te klikken op Advanced (Geavanceerd) op het tabblad PostScript van de printereigenschappen. In de printereigenschappen is de gegevensindeling niet op ASCII of TBCP gezet.
Voor de netwerkverbinding wordt geen AppleTalk gebruikt en de gegevensstructuur staat niet op ASCII. Als u voor de netwerkverbinding geen AppleTalk gebruikt, moet de gegevensindeling (gegevensstructuur) op ASCII of TBCP (Tagged Binary Communications Protocol, Windows) of ASCII (Macintosh) worden gezet. Allen voor gebruikers van Windows 2000 of NT 4.0 Wanneer AppleTalk actief is en Job Management On (Taakbeheer aan) is geselecteerd, drukt de printer niet normaal af.
Er is een niet nader gespecificeerde fout opgetreden (alleen Macintosh) Oorzaak Oplossing U gebruikt een versie van Mac OS die niet wordt ondersteund. De driver van deze printer kan alleen worden gebruikt op Macintosh-computers met versie 9.1 of hoger van Mac OS 9 of versie 10.2.4 of hoger van Mac OS X.
Appendix A A Klantenservice A Contact opnemen met de klantenservice Wanneer uw Epson-product niet goed functioneert en het niet lukt het probleem te verhelpen aan de hand van de probleemoplossing in de bijgeleverde documentatie, kunt u contact opnemen met de klantenservice. In het pan-Europese garantiebewijs leest u hoe u contact kunt opnemen met de klantenservice van Epson.
Website voor technische ondersteuning Ga via http://www.epson.com naar uw lokale Epson-website voor de nieuwste drivers, vragen en antwoorden, handleidingen en ander materiaal om te downloaden. Deze website van Epson biedt u technische ondersteuning bij problemen die u niet kunt oplossen met de informatie in de printerdocumentatie.
Appendix B B Technische specificaties B Papier Aangezien de kwaliteit van een bepaald merk of type papier op elk moment door de fabrikant kan worden gewijzigd, kan Epson de kwaliteit van geen enkele papiersoort garanderen. Test enkele vellen papier voordat u een grote hoeveelheid aanschaft of afdrukt.
Ongeschikt papier Het volgende papier mag niet in deze printer worden gebruikt. Het kan schade aan de printer, papierstoringen en slechte afdrukkwaliteit veroorzaken.
❏ Papier met een verschillende voor- en achterzijde ❏ Gevouwen, gekreukeld, golvend of gescheurd papier B ❏ Papier met een onregelmatige vorm, of papier waarvan de hoeken niet recht zijn B B Afdrukgebied Minimale marge van 4 mm aan elke zijde. B Opmerking: Het afdrukgebied is afhankelijk van de gebruikte emulatiemodus.
Printer Algemeen Afdrukmethode: Laserscannen en droog elektrofotografisch proces Resolutie: 2400RIT*1 Afdruksnelheid*2 bij continu afdrukken (bij A4/Letter): 30 pagina’s per minuut voor afdrukken in zwart-wit Papierinvoer: Automatische of handmatige invoer Uitlijning papierinvoer: Centreren voor alle papierformaten Duplex Beschikbare papiersoorten zijn A4, A5, LT, B5 en Executive (gewoon papier) en EPSON Color Laser Paper 7,5 pagina's per minuut voor afdrukken in kleur Laadvermogen papierladen:
Interne emulatie: PCL5e-emulatie (LJ4-modus) B Emulatie van HP-GL/2 (GL2-modus) ECP/Page-printertaal B Emulatie van 24-pins ESC/P 2-printer (modus ESC/P 2) Emulatie van 9-pins ESC/P-printer (modus FX) Emulatie van IBM Pro-printer (modus I239X) Beschikbare lettertypen: 84 schaalbare lettertypen en 7 bitmaplettertypen RAM: 64 MB, uitbreidbaar tot 512 MB *1 Epson AcuLaser Resolution Improvement Technology. *2 De precieze afdruksnelheid hangt af van de papierbron en andere omstandigheden.
Technische specificaties 425 mm 518 mm Gewicht: 442 431 mm Ca.
Elektrische specificaties B 110 V, 120 V (model L481A) 230 V (model L481A) Voltage 110 V tot 120 V ± 10% 220 V tot 240 V ± 10% Nominale frequentie 50 Hz / 60 Hz ± 3 Hz 50 Hz / 60 Hz ± 3 Hz Stroomsterkte Maximaal 10 A Maximaal 6 A Gemiddeld 335 W*2 / 567 W*3 332 W*1 / 583 W*2 Max. 880 W 900 W Gemiddeld 96 W 99 W B Maximaal 21 W Maximaal 21 W B Stroomverbruik Tijdens afdrukken In de standbymodus Rustmodus*3 *1 Bij afdrukken in kleur. *2 Bij afdrukken in zwart-wit.
Europees model: Laagspanningsrichtlijn 73/23/EEG EMC-richtlijn 89/336/EEC EN 60950 EN 55022 klasse B EN 55024 EN 61000-3-2 EN 61000-3-3 Australisch model: EMC AS/NZS 3548 CISPR22 klasse B Laserbeveiliging Deze printer is een laserproduct van klasse 1 dat voldoet aan de normen die zijn opgelegd door het Amerikaanse DHHS (Department of Health and Human Services), overeenkomstig de Radiation Control for Health and Safety Act van 1968.
CDRH-voorschriften Het CDRH (Center for Devices and Radiological Health) van het Ministerie voor voedsel en geneesmiddelen van de VS heeft op 2 augustus 1976 voorschriften voor laserproducten in gebruik genomen. Alle producten die in de VS op de markt komen, dienen hieraan te voldoen. Het onderstaande logo geeft aan dat een product aan de CDRH-voorschriften voldoet en dient op alle laserproducten te worden aangebracht.
Interfaces Parallelle interface Gebruik de parallelle connector die voldoet aan de IEEE 1284-I-norm. ECP mode/Nibble mode (modus ECP/modus Nib.) USB-interface USB 2.0 High Speed-modus Opmerking: ❏ Alleen computers met een USB-connector en Mac OS 9.x en X of Windows XP, Me, 98, 2000 en Server 2003 ondersteunen de USB-interface. ❏ Uw computer moet USB 2.0 ondersteunen om uw computer met USB 2.0 als interface te kunnen aansluiten op de printer. ❏ Aangezien USB 2.0 volledig compatibel is met USB 1.
Optionele onderdelen en verbruiksgoederen B Optionele papierlade B Productcode: C12C802211 Papierformaat: A4 en Letter (LT) Papiergewicht: 64 tot 90 g/m² Papierinvoer: Eén geïnstalleerde papierlade Automatische papierinvoer Papiercapaciteit tot 500 vellen Papiersoorten: Gewoon papier, EPSON Color Laser Paper Voeding: 5 V/0,3 A en 24 V/0,35 A vanuit de printervoeding Model: EU-114* B B B B Afmetingen en gewicht: B Hoogte: 140 mm Breedte: 408 mm Diepte: 482 mm Gewicht: 5,1 kg inclu
Duplexer Productcode: C12C802221 Papierformaat: A4, A5, Letter (LT), B5 en Executive (EXE) Papiergewicht: 64 tot 90 g/m² Papierinvoer: Automatische papierinvoer Papiersoorten: Gewoon papier, EPSON Color Laser Paper Voeding: 5 V/0,1 A en 24 V/1,0 A vanuit de printervoeding Model: EU-115* Afmetingen en gewicht: Hoogte: 220 mm Breedte: 132 mm Diepte: 282 mm Gewicht: 0,8 kg * Dit product voldoet aan de CE-markeringsvereisten in overeenstemming met EG-richtlijn 89/336/EEG.
Vaste schijf B Productcode: C12C824172* Capaciteit: 40 GB B * Dit product voldoet aan de CE-markeringsvereisten in overeenstemming met EG-richtlijn 89/336/EEG.
Fotogeleidingseenheid Productcode: 1107 Opslagtemperatuur: 0 tot 35 °C (32 tot 95 °F) Vochtigheid opslag: 15 tot 85 % RV ❏ Bij aanschaf van een fotogeleidingseenheid worden een filter en afvalbak voor toner meegeleverd. Fixeereenheid 120/220 Productcode: 3019/3018 Opslagtemperatuur: 0 tot 35 °C (32 tot 95 °F) Vochtigheid opslag: 15 tot 85 % RV Model: EU-116* * Dit product voldoet aan de CE-markeringsvereisten in overeenstemming met EG-richtlijn 89/336/EEG.
Appendix C C Lettertypen C Werken met lettertypen C EPSON BarCode Fonts (alleen Windows) Met EPSON BarCode Fonts kunt u eenvoudig een groot aantal soorten streepjescodes maken en afdrukken. Gewoonlijk is het maken van streepjescodes een bewerkelijk proces waarbij u naast de tekens voor de streepjescode verschillende opdrachtcodes moet opgeven, zoals Startbalk, Stopbalk en OCR-B.
Code39 EPSON Code39 Nee Nee EPSON Code39 CD Nee Ja EPSON Code39 CD Num Ja Ja EPSON Code39 Num Ja Nee Code128 EPSON Code128 Nee Ja Maakt Code128streepjescodes. Interleaved 2 of 5 (ITF) (Interleaved 2 van 5 (ITF)) EPSON ITF Nee Nee EPSON ITF CD Nee Ja EPSON ITF CD Num Ja Ja U kunt afdrukken van OCR-B en controlecijfers opgeven met de lettertypenaam.
Systeemvereisten Voor gebruik van EPSON BarCode Fonts moet de computer aan de volgende vereisten voldoen. Computer: IBM-computer of vergelijkbare computer met een i386SX-processor of hoger Besturingssysteem: Microsoft Windows XP, Me, 98, 2000, NT 4.0 of Server 2003 Vaste schijf: 15 tot 30 KB vrije ruimte, afhankelijk van het gebruikte lettertype Opmerking: Lettertypen van EPSON BarCode Fonts zijn alleen compatibel met Epson-printerdrivers.
3. Klik op Continue (Doorgaan). Als het venster met de licentieovereenkomst verschijnt, leest u de overeenkomst en klikt u op Agree (Akkoord). 4. Selecteer User Installation (Installatie voor gebruiker) en selecteer vervolgens uw printer. 5. In het dialoogvenster dat verschijnt klikt u op Local (Lokaal).
6. Klik op Custom (Aangepast). C C C C C 7. Schakel het selectievakje EPSON BarCode Font in en klik op Install (Installeer). Volg de instructies op het scherm. C C C C C C 8. Als de installatie is voltooid, klikt u op OK. EPSON BarCode Fonts zijn nu op de computer geïnstalleerd.
Afdrukken met EPSON BarCode Fonts Volg de onderstaande instructies om streepjescodes te maken en af te drukken met EPSON BarCode Fonts. In deze instructies wordt uitgegaan van de toepassing Microsoft WordPad. Bij andere programma's is mogelijk een andere procedure van toepassing. 1. Open een document in de toepassing en typ de tekens die u in een streepjescode wilt omzetten. 2. Selecteer de getypte tekens en klik op Font in het menu Format (Opmaak).
3. Selecteer het gewenste lettertype van EPSON BarCode Font en stel de lettertypegrootte in. Klik op OK. C C C C C Opmerking: In Windows XP, 2000, NT 4.0 en Server 2003 kunt u voor het afdrukken van streepjescodes geen lettertypen gebruiken die groter zijn dan 96 punten. 4. De geselecteerde tekens worden op de onderstaande manier weergegeven als streepjescodes.
5. Kies Print (Afdrukken) in het menu File (Bestand). Klik met de rechtermuisknop op de EPSON-printer en kies Properties (Eigenschappen). Geef de volgende instellingen op voor de printerdriver. Zie het gedeelte over kleurenprinterdrivers in de onderstaande tabel, zowel voor de EPSON AcuLaser C2600 als voor de EPSON AcuLaser 2600.
Modus Graphic (Grafisch) in het dialoogvenster Extended Settings (Geavanceerde instellingen) dat u opent via het tabblad Optional Settings (Optionele instellingen). High Quality (Printer) (Hoge kwaliteit (printer)) Printing Mode (Afdrukmodus) in het dialoogvenster Extended Settings (Geavanceerde instellingen) dat u opent via het tabblad Optional Settings (Optionele instellingen).
6. Klik op OK om de streepjescode af te drukken. Opmerking: Als er een fout voorkomt in de tekenreeks van de streepjescode, bijvoorbeeld onjuiste gegevens, wordt de streepjescode afgedrukt zoals weergegeven op het scherm. De streepjescode kan dan niet door een streepjescodelezer worden gelezen.
❏ Voor een optimaal resultaat gebruikt u voor het geselecteerde lettertype van EPSON BarCode Font alleen de lettertypegrootten die worden aanbevolen in "Specificaties BarCode Fonts" op pagina 461. Streepjescodes van een ander formaat worden mogelijk niet door alle streepjescodelezers gelezen. Opmerking: Afhankelijk van de afdrukdichtheid en de papierkwaliteit of -kleur kunnen streepjescodes voor bepaalde streepjescodelezers onleesbaar zijn.
❏ Middenbalk ❏ Controlecijfer ❏ OCR-B Afdrukvoorbeeld EPSON EAN-8 EPSON EAN-13 ❏ EAN-13 is een streepjescode van dertien cijfers. ❏ Omdat het controlecijfer automatisch wordt toegevoegd, kunt u maar 12 tekens invoeren. Soort tekens Cijfers (0 t/m 9) Aantal tekens 12 tekens Lettertypegrootte 60 pt tot 150 pt (maximaal 96 pt in Windows XP/2000/NT 4.0/Server 2003). Aanbevolen grootten zijn 60 pt, 75 pt (standaard), 112,5 pt en 150 pt.
❏ Middenbalk C ❏ Controlecijfer ❏ OCR-B C Afdrukvoorbeeld C EPSON EAN-13 C C C EPSON UPC-A ❏ UPC-A is de streepjescode die is vastgelegd in de American Universal Product Code (UPC Symbol Specification Manual). C C ❏ Alleen gangbare UPC-codes worden ondersteund. Aanvullende codes worden niet ondersteund. C Soort tekens Cijfers (0 t/m 9) Aantal tekens 11 tekens Lettertypegrootte 60 pt tot 150 pt (maximaal 96 pt in Windows XP/2000/NT 4.0/Server 2003).
❏ Middenbalk ❏ Controlecijfer ❏ OCR-B Afdrukvoorbeeld EPSON UPC-A EPSON UPC-E ❏ UPC-E komt overeen met de streepjescode UPC-A. Bij UPC-E worden extra nullen echter verwijderd. Soort tekens Cijfers (0 t/m 9) Aantal tekens 6 tekens Lettertypegrootte 60 pt tot 150 pt (maximaal 96 pt in Windows XP/2000/NT 4.0/Server 2003). Aanbevolen grootten zijn 60 pt, 75 pt (standaard), 112,5 pt en 150 pt.
❏ OCR-B C ❏ Het getal "0" Afdrukvoorbeeld C EPSON UPC-E C C C C EPSON Code39 ❏ Er zijn vier Code39-lettertypen beschikbaar waarmee u het automatisch invoegen van controlecijfers en OCR-B kunt inof uitschakelen. C ❏ De hoogte van de streepjescode wordt automatisch ingesteld op minimaal 15% van de totale lengte van de code, conform de Code39-standaard. Daarom is het belangrijk ten minste één spatie tussen de streepjescode en de omringende tekst in te voegen om overlapping te voorkomen.
Soort tekens Alfanumerieke tekens (A tot Z, 0 tot 9); symbolen (- . spatie $ / + %) Aantal tekens Onbeperkt Lettertypegrootte Als OCR-B niet wordt gebruikt: 26 pt of meer (maximaal 96 pt in Windows XP/2000/NT 4.0/Server 2003). Aanbevolen grootten zijn 26 pt, 52 pt, 78 pt en 104 pt. Als OCR-B wordt gebruikt: 36 pt of meer (maximaal 96 pt in Windows XP/2000/NT 4.0/Server 2003). Aanbevolen grootten zijn 36 pt, 72 pt, 108 pt en 144 pt.
EPSON Code128 ❏ Code128-lettertypen bieden ondersteuning voor de codesets A, B en C. Wanneer de codeset van een regel met tekens halverwege de regel wordt gewijzigd, wordt er automatisch een conversiecode ingevoegd. ❏ De hoogte van de streepjescode wordt automatisch ingesteld op minimaal 15% van de totale lengte van de code, conform de Code128-standaard. Daarom is het belangrijk ten minste één spatie tussen de streepjescode en de omringende tekst in te voegen om overlapping te voorkomen.
❏ Teken voor wijzigen codeset Afdrukvoorbeeld EPSON Code128 EPSON ITF ❏ De EPSON ITF-lettertypen voldoen aan de Amerikaanse USS Interleaved 2-van-5-standaard. ❏ Er zijn vier EPSON ITF-lettertypen beschikbaar waarmee u het automatisch invoegen van controlecijfers en OCR-B kunt in- of uitschakelen. ❏ De hoogte van de streepjescode wordt automatisch ingesteld op minimaal 15% van de totale lengte van de code, conform de Interleaved 2-van-5-standaard.
Lettertypegrootte Als OCR-B niet wordt gebruikt: 26 pt of meer (maximaal 96 pt in Windows XP/2000/NT 4.0/Server 2003). Aanbevolen grootten zijn 26 pt, 52 pt, 78 pt en 104 pt. Als OCR-B wordt gebruikt: 36 pt of meer (maximaal 96 pt in Windows XP/2000/NT 4.0/Server 2003). Aanbevolen grootten zijn 36 pt, 72 pt, 108 pt en 144 pt.
EPSON Codabar ❏ Er zijn vier Codabar-lettertypen beschikbaar waarmee u het automatisch invoegen van controlecijfers en OCR-B kunt inof uitschakelen. ❏ De hoogte van de streepjescode wordt automatisch ingesteld op minimaal 15% van de totale lengte van de code, conform de Codabar-standaard. Daarom is het belangrijk ten minste één spatie tussen de streepjescode en de omringende tekst in te voegen om overlapping te voorkomen.
Afdrukvoorbeeld EPSON Codabar C EPSON Codabar CD C C EPSON Codabar Num EPSON Codabar CD Num C C C Beschikbare lettertypen In de onderstaande tabel vindt u de lettertypen die op de printer zijn geïnstalleerd. De namen van alle lettertypen worden weergegeven in de lettertypenlijst van de toepassing als u de driver gebruikt die bij de printer wordt geleverd. Gebruikt u een andere driver, dan zijn deze lettertypen mogelijk niet beschikbaar.
Modus LJ4/GL2 472 Lettertype Familie HP-equivalent Courier Medium, Bold, Italic, Bold Italic Courier ITC Zapf Dingbats - ITC Zapf Dingbats CG Times Medium, Bold, Italic, Bold Italic CG Times CG Omega Medium, Bold, Italic, Bold Italic CG Omega Coronet - Coronet Clarendon Condensed - Clarendon Condensed Univers Medium, Bold, Medium Italic, Bold Italic Univers Univers Condensed Medium, Bold, Medium Italic, Bold Italic Univers Condensed Antique Olive Medium, Bold, Italic Antique O
Helvetica Medium, Bold, Oblique, Bold Oblique Helvetica Helvetica Narrow Medium, Bold, Oblique, Bold Oblique Helvetica Narrow Palatino Roman, Bold, Italic, Bold Italic Palatino ITC Avant Garde Book, Demi, Book Oblique, Demi Oblique ITC Avant Garde Gothic C ITC Bookman Light, Demi, Light Italic, Demi Italic ITC Bookman C New Century Schoolbook Roman, Bold, Italic, Bold Italic New Century Schoolbook Times Roman, Bold, Italic, Bold Italic Times ITC Zapf Chancery Italic - ITC Zapf Chanc
Wanneer u in een toepassing lettertypen wilt selecteren, gebruikt u de lettertypenaam in de kolom HP-equivalent. Opmerking: Afhankelijk van de afdrukdichtheid of papierkwaliteit of -kleur zijn de lettertypen OCR A, OCR B, Code39 en EAN/UPC mogelijk niet leesbaar. Druk een voorbeeld af en controleer of de lettertypen leesbaar zijn voordat u grote hoeveelheden afdrukt.
Modus I239X Lettertype Familie Courier Medium, Bold EPSON Prestige - EPSON Gothic - EPSON Orator - EPSON Script - EPSON Presentor - EPSON Sans serif - OCR B - C C C C C Opmerking: Afhankelijk van de afdrukdichtheid of papierkwaliteit of -kleur is het lettertype OCR B mogelijk niet leesbaar. Druk een voorbeeld af en controleer of het lettertype leesbaar is voordat u grote hoeveelheden afdrukt. C C Modus PS 3 Zeventien schaalbaar lettertypen.
Modus P5C Schaalbaar lettertype Lettertype Classificatie Lettertype Classificatie Courier *1 Arial Bold *1 Courier Bold *1 Arial Italic *1 Courier Italic *1 Arial Bold Italic *1 Courier Bold Italic *1 Times New Roman *1 Letter Gothic *1 Times New Roman Bold *1 Letter Gothic Bold *1 Times New Roman Italic *1 Letter Gothic Italic *1 Times New Roman Bold Italic *1 CourierPS *1 Helvetica *1 CourierPS Bold *1 Helvetica Bold *1 CourierPS Oblique *1 Helvetica Oblique *1
Clarendon Condensed *1 ITC Avant Garde Gothic Demi *1 Univers Medium *1 ITC Avant Garde Gothic Book Oblique *1 Univers Bold *1 ITC Avant Garde Demi Oblique *1 Univers Medium Italic *1 ITC Bookman Light *1 Univers Bold Italic *1 ITC Bookman Demi *1 Univers Medium Condensed *1 ITC Bookman Light Italic *1 Univers Bold Condensed *1 ITC Bookman Demi Italic *1 Univers Medium Condensed Italic *1 New Century Schoolbook Roman *1 Univers Bold Condensed Italic *1 New Century Schoolboo
Bitmaplettertype Lettertype Line Printer Tekenset *5 Voorbeelden van lettertypen afdrukken Met het Information Menu (Menu Informatie) op het bedieningspaneel van de printer kunt u voorbeelden afdrukken van de beschikbare lettertypen in elke modus. Volg de onderstaande instructies om voorbeelden van lettertypen af te drukken. 1. Controleer of er papier in de printer is geplaatst. 2. Controleer of Ready (Gereed) of Sleep (Rustmodus) wordt weergegeven op het LCD-scherm en druk vervolgens op Enter. 3.
Lettertypen selecteren Selecteer zo mogelijk lettertypen in de toepassing. Raadpleeg de handleiding bij de software voor meer informatie. Als u niet-opgemaakte tekst rechtstreeks vanuit DOS naar de printer stuurt of als u werkt met een eenvoudige toepassing die geen keuze van lettertypen ondersteunt, kunt u lettertypen kiezen met de menu's van het bedieningspaneel in de emulatiemodi LJ4, ESC/P 2, FX, of I239X.
EPSON Font Manager (alleen Windows) EPSON Font Manager biedt 131 lettertypen. Systeemvereisten Voor gebruik van EPSON Font Manager moet de computer aan de volgende vereisten voldoen: Computer: IBM-computer of vergelijkbare computer met een 486-processor of hoger Besturingssysteem: Microsoft Windows Me, 98, XP, 2000, NT 4.0 of Server 2003 Internet Explorer 4.
3. Klik op Continue (Doorgaan). Als het venster met de licentieovereenkomst verschijnt, leest u de overeenkomst en klikt u op Agree (Akkoord). C 4. Selecteer User Installation (Installatie voor gebruiker) en selecteer vervolgens uw printer. C C C C C C 5. In het dialoogvenster dat verschijnt klikt u op Local (Lokaal).
6. Klik op Custom (Aangepast). 7. Schakel het selectievakje EPSON Font Manager in en klik op Install (Installeer). Volg de instructies op het scherm. 8. Als de installatie is voltooid, klikt u op OK. EPSON Font Manager is nu op de computer geïnstalleerd.
Tekensets C Inleiding op tekensets C Via de printer hebt u toegang tot verschillende tekensets. Veel van deze tekensets bevatten taalspecifieke tekens. Opmerking: Lettertypen en tekens worden door de meeste programma's automatisch verwerkt, u hoeft de printerinstellingen waarschijnlijk nooit aan te passen.
Emulatiemodus LJ4 De volgende tekensets zijn beschikbaar in de emulatiemodus LJ4. Beschikbare lettertypen Naam tekenset: 19 lettertypen Courier CG Times Universe Letter Gothic Line Printer IBM-US (10U) Roman-8 (8U) ECM94-1 (0N) 8859-2 ISO (2N) 8859-9 ISO (5N) 8859-10ISO (6N) IBM-DN (11U) PcMultilingual (12U) PcE.Europe (17U) PcTk437 (9T) WiAnsi (19U) WiE.
19 lettertypen Courier CG Times Universe Letter Gothic Dorit Malka Naamit Naskh Koufi Ryadh PsMath (5M) Math-8(8M) 19 lettertypen Courier CG Times Universe Letter Gothic Dorit Malka Naamit Naskh Koufi Ryadh Line Printer ANSI ASCII (0U), Courier CG Times Universe Letter Gothic Pc866Cyr (3R) Pc866Ukr (14R) WinCyr (9R) ISOCyr (10N) Pc8Grk (12G) Pc851Grk (10G) WinGrk (9G) ISOGrk (12N) C C C C C C C C Greek8 (8G) C C C C Lettertypen 485
De 19 lettertypen verwijzen naar de lettertypen in de onderstaande lijst: CG Omega Coronet Clarendon Condensed Univers Condensed Antique Olive Garamond Marigold Albertus Arial Times New Helvetica Helvetica Narrow Palatino ITC Avant Garde Gothic ITC Bookman New Century Schoolbook Times ITC Zapf Chancery Medium Italic CourierPS Internationale tekensets voor ISO De volgende internationale tekensets zijn beschikbaar voor ISO.
In de modi ESC/P 2 of FX Tekentabel: C Beschikbare lettertypen OCR B Courier EPSON Roman EPSON Sans serif EPSON Prestige EPSON Script Letter Gothic Arial Times New PcUSA beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar PcMultilingual niet beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar PcPortuguese niet beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar PcCanFrench niet beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar PcNordic niet beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar P
8859-15ISO niet beschikbaar beschikbaar beschikbaar beschikbaar PcSl437* niet beschikbaar beschikbaar niet beschikbaar niet beschikbaar PcTurk1* niet beschikbaar beschikbaar niet beschikbaar niet beschikbaar 8859-9 ISO* niet beschikbaar beschikbaar niet beschikbaar niet beschikbaar Mazowia* niet beschikbaar beschikbaar niet beschikbaar niet beschikbaar CodeMJK* niet beschikbaar beschikbaar niet beschikbaar niet beschikbaar PcGk437* niet beschikbaar beschikbaar niet beschikba
PcAr864* niet beschikbaar beschikbaar niet beschikbaar niet beschikbaar PcLit771* niet beschikbaar beschikbaar niet beschikbaar niet beschikbaar PcLit774* niet beschikbaar beschikbaar niet beschikbaar niet beschikbaar Estonia* niet beschikbaar beschikbaar niet beschikbaar niet beschikbaar ISO Latin 2* niet beschikbaar beschikbaar niet beschikbaar niet beschikbaar PcLat866* niet beschikbaar beschikbaar niet beschikbaar niet beschikbaar PcAr864Ara* niet beschikbaar beschikbaar
Internationale tekensets U kunt een van onderstaande internationale tekensets selecteren met de opdracht ESC R: Tekensets: USA (VS), France (Frankrijk), Germany (Duitsland), UK (Engeland), Japan, Denmark (Denemarken-1), Denmark 2 (Denemarken-2), Sweden (Zweden), Italy (Italië), Spain1 (Spanje-1), Spain2 (Spanje-2), Norway (Noorwegen), Latin America (Latijns Am.
Emulatiemodus I239X In de modus 1239X zijn de volgende tekensets beschikbaar: PcUSA, PcMultilingual, PcEur858, PcPortuguese, PcCanFrench, PcNordic. Zie "In de modi ESC/P 2 of FX" op pagina 487 voor meer informatie. Beschikbare lettertypen zijn EPSON Sans Serif, Courier, EPSON Prestige, EPSON Gothic, EPSON Presentor, EPSON Orator en EPSON Script. C C C Modus EPSON GL/2 In de modus EPSON GL/2 zijn dezelfde tekensets beschikbaar als in de emulatiemodus LaserJet4.
ISO 8859/2 Latijn 2 2N N - - - N ISO 17: Spaans 2S N - - - - Roman-9 4U N - - - - PS Math 5M N - - - - ISO 8859/5 Latijn 5 5N N - - - N Windows 3.1 Latin5 5T N - - - - Microsoft Publishing 6J N - - - - Venture Math 6M N - - - - DeskTop 7J N - - - - Math-8 8M N - - - - Roman-8 8U N - - - N Windows 3.
Windows 3.
Woordenlijst ASCII American Standard Code for Information Interchange. Een verzameling standaardcodes die worden toegekend aan tekens en besturingscodes. Dit systeem wordt veel gebruikt door fabrikanten van computers, printers en software. beschikbaar lettertype Een lettertype dat definitief in het printergeheugen is opgeslagen. bitmapfont De uit puntjes bestaande voorstelling van een lettertype. Bitmapfonts worden afgebeeld op monitors en afgedrukt op dotmatrixprinters.
emulatie Zie "printeremulatie" op pagina 496 voor meer informatie. FF (form feed) Een besturingscode voor een nieuwe pagina. fotogeleidingseenheid Een onderdeel van de printer met een lichtgevoelige afdrukrol. gedownload lettertype Een lettertype dat vanuit een externe bron, bijvoorbeeld een computer, in het printergeheugen wordt geladen. Wordt ook wel laadbaar lettertype genoemd. geheugen Het deel van het elektronische systeem van de printer waarin informatie wordt opgeslagen.
oriëntatie Hiermee wordt aangegeven in welke richting tekens op een vel worden afgedrukt. Met de oriëntatie staand wordt in de breedte van de pagina afgedrukt, met liggend in de lengte. PCL De printerbesturingstaal van de Hewlett-Packard® LaserJet®-printers. ppm (pagina's per minuut) Het aantal pagina's dat in een minuut kan worden afgedrukt. printerdriver Software waarmee opdrachten naar de printer worden verzonden.
resolutie Een aanduiding voor de scherpte en helderheid van de afbeeldingen die de printer produceert of die op het scherm worden weergegeven. De printerresolutie wordt weergegeven in dots per inch. De monitorresolutie wordt weergegeven in pixels. RITech Resolution Improvement Technology. Een functie om de rafelige randen van lijnen of vormen bij te werken. rol Het deel van het printermechanisme waar de afbeelding wordt gevormd en op het papier wordt aangebracht. ROM Read Only Memory.
tekenbreedte Hiermee wordt het aantal tekens per inch (cpi) weergegeven voor lettertypen met een vaste breedte. tekenreeks Een verzameling letters, cijfers en symbolen die in een bepaalde taal worden gebruikt. tekenset Een verzameling symbolen en speciale tekens. Bepaalde codes in tekentabellen worden weergegeven met symbolen. toner De tonercartridges bevatten gekleurd poeder dat wordt gebruikt om afbeeldingen op het papier af te drukken.
Index A Aangepaste instellingen opslaan Instellingen opslaan (Macintosh), 173 Instellingen opslaan (Windows), 76 Afdrukken annuleren via printerdriver (Macintosh), 211 via printerdriver (Windows), 138 Afdrukkwaliteit Instelling voor afdrukkwaliteit opgeven (Macintosh), 167 Instelling voor afdrukkwaliteit opgeven (Windows), 70 Afdruklay-out Afdrukindeling aanpassen (Macintosh), 176 Afdruklay-out aanpassen (Windows), 80 B Bedieningspaneel Afdrukken annuleren, 307 Gegevens voor reserveertaken afdrukken en ver
Specificaties, 448 E Enveloppen printerinstellingen, 61 EPSON BarCode Fonts Afdrukken met EPSON BarCode Fonts, 456 EPSON BarCode Fonts installeren, 453 Specificaties BarCode Fonts, 461 Systeemvereisten, 453 Epson Color Laser Paper printerinstellingen, 58 Epson Color Laser Paper Transparencies printerinstellingen, 59 EPSON Font Manager EPSON Font Manager installeren, 480 Systeemvereisten, 480 EPSON Status Monitor 3 Controleren uitschakelen (Windows), 134 Controlevoorkeuren instellen (Macintosh), 203 Control
gebruiken (Windows), 91 registreren (Windows), 92 verwijderen (Windows), 95 Fotogeleidingseenheid Specificaties, 450 Fuser Unit (Fixeereenheid) Specificaties, 450 G Geheugenmodule Geheugenmodule installeren, 330 Geheugenmodule verwijderen, 333 Specificaties, 448 H Handleidingen Gebruikershandleiding, 26 Handleiding bij papierstoringen, 26 Installatiehandleiding, 26 Netwerkhandleiding, 26 Online-Help, 26 I Interfacekaart Interfacekaart installeren, 334 Interfacekaart verwijderen, 335 Interfaces Ethernet-i
Klantenservice, 435 L Labels (Etiketten) printerinstellingen, 64 Lettertypen Beschikbare lettertypen, 471 EPSON BarCode Fonts (Windows), 451 EPSON Font Manager (Windows), 480 lettertypen downloaden, 479 lettertypen selecteren, 479 lettertypen toevoegen, 478 Tekensets, 483 M Menu's van bedieningspaneel 1239X Menu (Menu I239X), 279 Instellingen via het bedieningspaneel opgeven, 242 menu's van het bedieningspaneel openen, 243 Menu AUX, 266 Menu Emulation (Emulatie), 250 Menu ESPC2, 273 Menu FX, 276 Menu GL2,
O Onderhoud Belichtingsvenster reinigen (knop b), 367 Fotogeleidingsdraad reinigen (knop a), 367 Fotogeleidingseenheid, 346 Fuser Unit (Fixeereenheid), 354 Papierinvoerrol reinigen, 365 Plaats voor de printer bepalen, 372 Printer reinigen, 363 Tonerafvalbak, 359 Tonercartridge, 342 Transport van de printer (grote afstanden), 369 Transport van de printer (kleine afstanden), 370 Uitvoerlade reinigen, 364 Vervangingsberichten, 340 Onderste standaardpapierlade beschikbaar papier, 43 papier plaatsen, 50 Optionel
Overlay afdrukken (Windows), 90 gebruiken (Windows), 85 maken (Windows), 85 verschillende afdrukinstellingen (Windows), 91 P P5C-emulatiekit P5C ROM-module installeren, 336 P5C ROM-module verwijderen, 339 Pagina’s aanpassen Afdrukformaat aanpassen (Macintosh), 174 Pagina's aanpassen volgens een opgegeven percentage (Windows), 79 Pagina's automatisch aanpassen aan het afdrukmateriaal (Windows), 77 Papier Afdrukgebied, 439 Beschikbare papiersoorten, 437 enveloppen, 61 Epson Color Laser Paper, 58 Epson Color
Printer selecteren in een netwerkomgeving (Mac OS 9), 239 Printer selecteren in een netwerkomgeving (Mac OS X), 236 systeemvereisten (Macintosh), 220 systeemvereisten (Windows), 219 PostScript-printerdriver (instellingen) AppleTalk gebruiken onder Windows 2000 of NT, 232 De functie Reserve Job (Reserveertaak) gebruiken (Windows), 231 PostScript-printerinstellingen wijzigen (Macintosh), 240 PostScript-printerinstellingen wijzigen (Windows), 230 PostScript-printerdriver installeren voor de netwerkinterface (W
afdrukindeling (Macintosh), 176 afdrukinstellingen (Macintosh), 169 afdrukinstellingen (Windows), 72 afdrukinstellingen aanpassen (Macintosh), 172 afdrukinstellingen aanpassen (Windows), 75 Afdrukken annuleren (Macintosh), 211 Afdrukken annuleren (Windows), 138 Afdrukken met de duplexer (Macintosh), 184 Afdrukken met de duplexer (Windows), 97 afdrukken met een formulieroverlay op de vaste schijf (Windows), 93 Afdrukken met overlays (Windows), 90 afdrukkwaliteit (Macintosh), 167 afdrukkwaliteit (Windows), 70
Gebrekkige afdrukkwaliteit, 409 Geheugenproblemen, 414 Papierstoringen verhelpen, 374 Printer functioneert niet optimaal, 401 Problemen bij het afdrukken met PostScript 3, 427 Problemen bij het gebruik van de onderdelen, 417 Problemen met afdrukken in kleur, 407 Problemen met afgedrukte documenten, 404 Problemen met de papierverwerking, 416 Status- en foutberichten, 426 Statusvel afdrukken, 400 USB-problemen oplossen, 419 R Reinigen Belichtingsvenster reinigen (knop b), 367 Fotogeleidingsdraad reinigen (kn
T Technische ondersteuning, 435 Tekensets Emulatiemodus I239X, 491 Emulatiemodus LJ4, 484 Modus EPSON GL/2, 491 Modus ESC/P 2 of FX, 487 Modus P5C, 491 Tonerafvalbak Specificaties, 450 Tonercartridge Specificaties, 449 Transport Grote afstanden, 369 Kleine afstanden, 370 Plaats voor de printer bepalen, 372 U Uitvoerlade, 57 V Vaste schijf Specificaties, 449 Vaste schijf installeren, 324 Vaste schijf verwijderen, 329 Verbruiksgoederen vervangen Fotogeleidingseenheid, 346 Fuser Unit (Fixeereenheid), 354 Ton
maken, 84 Z Zwaar papier printerinstellingen, 65 Index 509