Operation Manual

116 Onderdelen verwijderen en installeren
8
Zet de kaarthouderbeugel terug en zet deze vast met de schroef.
KENNISGEVING: Als u een netwerkkabel gaat aansluiten, sluit die
dan eerst aan op het netwerkapparaat en pas daarna op de computer.
9
Plaats de computerbehuizing terug, sluit de computer en apparaten
opnieuw op het lichtnet aan en zet ze vervolgens aan.
10
Verwijder het stuurprogramma van de kaart van het besturingssysteem.
11
Indien u een geluidskaart hebt verwijderd:
a
Open System Setup (zie “System Setup” op pagina 172),
ga naar
Onboard Devices
(ingebouwde apparatuur) en selecteer
Integrated Audio
(gntegreerde audio), en wijzig vervolgens
de instelling in
On
(aan).
b
Sluit externe audioapparaten aan op de audioaansluitingen op
het achterpaneel van de computer (zie “Connectoren op het
achterpaneel” op pagina 19).
12
Indien u een ingebouwde netwerkconnector hebt verwijderd:
a
Open System Setup (zie “System Setup” op pagina 172),
ga naar
Onboard Devices
(ingebouwde apparatuur) en selecteer
Integrated NIC
(geïntegreerde NIC), en wijzig vervolgens de
instelling in
On
(aan).
b
Sluit de netwerkkabel aan op de geïntegreerde aansluiting op
het achterpaneel van de computer (zie “Connectoren op het
achterpaneel” op pagina 19).