Users Guide

Faxen_37
faxen
Dit hoofdstuk bevat informatie over het gebruik van het apparaat als fax.
In dit hoofdstuk vindt u de volgende onderwerpen:
Een fax verzenden
Een fax ontvangen
Fax instellen
EEN FAX VERZENDEN
Faxhoofd instellen
In sommige landen bent u wettelijk verplicht om op iedere uitgaande fax
uw faxnummer te vermelden. De apparaat-id, die uw telefoonnummer en
bedrijfsnaam bevat, wordt afgedrukt aan de bovenkant van elke pagina
die u faxt.
1. Druk op Menu totdat Systeeminst. verschijnt op de onderste regel van
het display en druk vervolgens op OK.
2. Druk op OK wanneer Apparaatinst. verschijnt.
3. Druk op OK wanneer Apparaat-id verschijnt.
4. Voer uw (bedrijfs)naam in met behulp van de cijfertoetsen. U kunt met
de cijfertoetsen ook letters invoeren. Een aantal speciale tekens is
beschikbaar via de toets 0. Zie "Tekens via het numerieke toetsenblok
invoeren" op pagina 20 voor meer informatie over de manier waarop
u alfanumerieke tekens moet invoeren.
5. Druk op OK om de id op te slaan.
6. Druk op pijl-links/rechts totdat Nr. van faxap. verschijnt en druk op OK.
7. Voer uw faxnummer in met behulp van de cijfertoetsen en druk op OK.
8. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
De documentinstellingen aanpassen
Voor een optimaal resultaat wijzigt u de volgende instellingen al naar gelang
de eigenschappen van het origineel.
Resolutie
De standaarddocumentinstellingen leveren goede resultaten voor een
normaal tekstdocument. Wanneer u echter kwalitatief slechte originelen
of documenten met foto’s verstuurt, kunt u de resolutie aanpassen voor
een optimale kwaliteit van de fax.
1. Druk op
Fax
.
2. Druk op Menu en vervolgens op OK wanneer Faxfunctie verschijnt
op de onderste regel van het display.
3. Druk op OK wanneer Resolutie verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste optie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
5. Druk op Stoppen/Wissen om terug te keren naar de gereedmodus.
In de onderstaande tabel vindt u de aanbevolen resoluties voor de
verschillende soorten originelen:
Tonersterkte
U kunt de standaardcontrastmodus selecteren en het contrast
aanpassen om de fax lichter of donkerder te maken.
1. Druk op Fax.
2. Druk op Menu en vervolgens op OK wanneer Faxfunctie verschijnt
op de onderste regel van het display.
3. Druk op OK wanneer Tonersterkte verschijnt.
4. Druk op pijl-links/rechts totdat de gewenste optie verschijnt en druk
vervolgens op OK.
Wij raden het gebruik aan van traditionele analoge telefoondiensten
(PSTN: openbaar telefoonnet) wanneer u telefoonlijnen aansluit om
de fax te gebruiken.
Als u andere internetservices gebruikt (DSL, ISDN, VolP), kunt u de
verbindingskwaliteit verbeteren door de microfilter te gebruiken.
De microfilter elimineert onnodige geluidssignalen en verbetert de
verbindings- of internetkwaliteit.
De DSL-microfilter wordt niet bij het apparaat geleverd. Neem daarom
contact op met uw internetprovider voor het gebruik van de DSL-
microfilter.
1 Lijnpoort
2 Microfilter
3 DSL-modem / telefoonlijn
MODUS AANBEVOLEN VOOR
Standaard Originelen met tekens van normale grootte.
Fijn Originelen met kleine tekens of dunne lijnen of
originelen die met een matrixprinter zijn afgedrukt.
Superfijn Originelen met zeer kleine details. De modus Superfijn
wordt alleen ingeschakeld als het apparaat waarmee u
communiceert de resolutie Superfijn ook ondersteunt.
Als u verzendt vanuit het geheugen is de modus
Superfijn niet beschikbaar. De resolutie-
instelling wordt automatisch gewijzigd in Fijn.
Wanneer het apparaat ingesteld is op de
resolutie Superfijn terwijl het ontvangende
faxapparaat de resolutie Superfijn niet
ondersteunt, wordt de fax verzonden met de
hoogste resolutie die door het ontvangende
faxapparaat
wordt ondersteund.
Fotofax Originelen met grijstinten of foto’s.
De ingestelde resolutie geldt voor de huidige faxtaak.
Zie "De standaarddocumentinstellingen wijzigen" op pagina 43
om de standaardinstelling te wijzigen.