Softwareversie 3.10 Gebruiksaanwijzing

15-11
3. Druk op de functietoets voor het type regressieberekening*
1
dat u wilt uitvoeren.
Als u bijvoorbeeld een tweedegraads
regressieberekening wilt uitvoeren, drukt u op 3(X
2
).
De regressieberekening wordt uitgevoerd en de
resultaten worden weergegeven.*
2
Hier kunt u op 5(COPY) drukken om de verkregen regressieformule te kopiëren naar het
scherm met de lijst met grafiekrelaties. Zie “Een uitdrukking met de vorm Y=f(x) invoeren
en tekenen” (pagina 15-10) voor meer informatie.
4. Als u een regressiegrafiek wilt tekenen, drukt u op
6(DRAW).
*
1
Zie “Regressieanalyse” (pagina 6-16) voor informatie over typen regressieberekeningen.
*
2
Zie “Weergave van regressieberekeningen” (pagina 6-17) en de uitleg over
regressiegrafieken op pagina 6-17 tot en met 6-21 voor informatie over de betekenis van de
weergegeven waarden in dit scherm.
Opmerking
Behalve regressiegrafieken kunt u ook uw eigen uitdrukkingen opgeven en hiervan grafieken
tekenen. Zie “Een uitdrukking met de vorm Y= f ( x ) invoeren en tekenen” (pagina 15-10).
u Een scherm met punten of grafieken verschuiven of pannen
In het scherm Picture Plot kunt u met de cursortoetsen de assen voor de XY-coördinaten
omhoog, omlaag, naar links en naar rechts verschuiven. De achtergrondafbeelding kan niet
worden verschoven.
U kunt ook op K6(g)5(PAN) drukken en de assen voor de XY-coördinaten pannen
(selecteren en slepen). De panbewerking is dezelfde als in de modus Graph (pagina 5-10).