Softwareversie 3.10 Gebruiksaanwijzing

1-35
8. Werken met het configuratiescherm
In elke modus is er een scherm waarin u de actuele instellingen (= configuratie) voor die
modus kunt controleren en wijzigen. Dit scherm is het configuratiescherm. De configuratie van
een modus kunt u als volgt aanpassen.
u De configuratie van een modus veranderen
1. Kies het gewenste pictogram en druk op w om in het normale werkscherm van die modus
te komen. Hier wordt de modus Run-Matrix geopend.
2. Druk op !m(SET UP) om het configuratiescherm
van de gekozen modus weer te geven.
Dit configuratiescherm is maar een voorbeeld. Naargelang
van de gekozen modus en de huidige instelling kan
een ander scherm verschijnen.
3. Gebruik de cursortoetsen f en c om de parameter aan te klikken waarvan u de
instelling wilt veranderen.
4. Druk nu op een functietoets (van 1 tot 6) die onder de gewenste instelling staat.
5. Nadat u de nodige veranderingen hebt aangebracht, drukt u op J om het
configuratiescherm te sluiten.
k Bewerken van een configuratiescherm met behulp van de
functietoetsen
In dit gedeelte wordt uitgelegd welke instellingen u met de functietoetsen in het
configuratiescherm kunt activeren.
geeft de standaardinstelling aan.
De instelling van de omkaderde opties wordt aangegeven met een pictogram op de
statusbalk.
u
Input/Output
(invoer-/uitvoermodus)
{Math}/{Line} ... {Math}/{Linear} invoer-/uitvoermodus
u Mode (modus van de basisberekeningen/twee-, acht-, tien- en zestientallig
talstelsel)
{Comp} ... {algemene rekenmodus}
{Dec}/{Hex}/{Bin}/{Oct} ... {tientallig}/{zestientallig}/{tweetallig}/{achttallig}
u
Frac Result
(weergaveformaat resultaat breukwaarde)
{d/c}/{ab/c} ... {onechte}/{gemengde} breuk